In deze zaak gaat het om een administratieve sanctie die is opgelegd aan betrokkene voor het rijden met een bestelbus in een milieuzone in de gemeente Utrecht. De kantonrechter heeft op 18 april 2016 uitspraak gedaan in het beroep dat betrokkene had ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die de sanctie had gehandhaafd. Betrokkene had op 1 mei 2015 om 14:17 uur gereden in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen, zoals aangegeven door bord C6. Betrokkene voerde aan dat hij voorafgaand aan zijn rit bij de gemeente had geïnformeerd en dat hem was meegedeeld dat hij het spoorwegmuseum kon bezoeken zonder de milieuzone in te rijden. Hij stelde ook dat hij het bord C6 niet had gepasseerd en dat de foto’s die als bewijs waren gepresenteerd, na zijn bezoek aan het spoorwegmuseum waren genomen.
Tijdens de zitting heeft de officier van justitie verzocht om de sanctie te matigen tot € 45,-. De kantonrechter heeft echter twijfels geuit over de vraag of de gedraging daadwerkelijk had plaatsgevonden, gezien de onderbouwing van betrokkene en de stukken die hij had overgelegd. Uiteindelijk heeft de kantonrechter het beroep gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en de inleidende beschikking ongeldig verklaard. Tevens is bepaald dat de officier van justitie het bedrag van de zekerheidstelling aan betrokkene moet teruggeven. Deze uitspraak biedt een belangrijke reflectie op de toepassing van administratieve sancties en de mogelijkheid voor betrokkene om zijn standpunt te onderbouwen.