Op 18 maart 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een ander op 22 december 2015 een woning in Nieuwegein is binnengedrongen en goederen heeft gestolen. De verdachte, geboren in 1979 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was op het moment van de insluiping gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting voor Vrouwen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 4 maart 2016, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar maakten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.
De tenlastelegging hield in dat de verdachte samen met een ander zich door middel van inklimming toegang tot de woning heeft verschaft en goederen heeft gestolen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan diefstal, maar sprak haar vrij van het onderdeel van de tenlastelegging dat betrekking had op de inklimming, omdat daar onvoldoende bewijs voor was. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 6 maanden op, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals verplicht reclasseringscontact en het leren lezen en schrijven.
De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen behandeld. De benadeelde partij [aangever] vorderde € 350,00 voor immateriële schade, wat door de rechtbank werd toegewezen. De benadeelde partij [getuige] vorderde € 450,00, maar de rechtbank kende slechts € 200,00 toe, omdat het feit zich niet in zijn woning had afgespeeld. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op aan de verdachte, die aansprakelijk werd gesteld voor de schade die het bewezen verklaarde feit had veroorzaakt.