ECLI:NL:RBMNE:2016:3043

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 juni 2016
Publicatiedatum
6 juni 2016
Zaaknummer
C/16/393937 / HA ZA 15-498
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan levering van onroerend goed in het kader van een erfenis

In deze zaak, die voorlag bij de Rechtbank Midden-Nederland, is op 1 juni 2016 vonnis gewezen in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de medewerking aan de levering van een woning in het kader van een erfenis. De procedure volgde op een tussenvonnis van 30 december 2015 en een comparitie van 18 april 2016. De heer [erflater], de vader van [eiser] en echtgenoot van [gedaagde], overleed op [2012]. In zijn testament, gedateerd [1988], was bepaald dat de echtgenote, [gedaagde], de boedelbestanddelen zou ontvangen onder bepaalde voorwaarden, waaronder dat de erfdelen van de kinderen niet opeisbaar zouden zijn vóór het overlijden van de echtgenote.

Tijdens de zitting trok [eiser] zijn vordering in conventie in, omdat partijen overeenstemming hadden bereikt. In reconventie vorderde [gedaagde] dat [eiser] zou meewerken aan het ondertekenen van de akte van verdeling bij de notaris, zodat zij de woning op haar naam kon zetten. [eiser] voerde verweer, stellende dat hij niet zou meewerken omdat hij vreesde dat zijn zus bevoordeeld zou worden en dat er geen geld zou zijn om zijn niet-opeisbare vordering te voldoen bij het overlijden van [gedaagde].

De rechtbank oordeelde dat [eiser] op basis van het testament verplicht was om mee te werken aan de toedeling van de woning aan [gedaagde]. De rechtbank wees de vordering van [gedaagde] toe en compenseerde de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/393937 / HA ZA 15-498
Vonnis van 1 juni 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M. Ünalan te Nieuwegein,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. S.W. Autar-Matawlie te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 30 december 2015,
  • de conclusie van antwoord in reconventie,
  • het proces-verbaal van comparitie van 18 april 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op [2012] is overleden de heer [erflater] (hierna: erflater). Hij was de vader van [eiser] en zijn (volle) zus en de echtgenoot van [gedaagde] , zijnde de moeder van [eiser] .
2.2.
In de uiterste wilsbeschikking van erflater, gedateerd [1988] , is het volgende bepaald:
De testateur verklaarde:
(…)
III te benoemen tot zijn erfgenamen (zulks onder de last van het hiervoor bepaalde) zijn erfgenamen volgens de wet, zulks - voor het geval zijn voornoemde echtgenote hem, testateur, mocht overleven - onder de bepaling, dat bij de boedelscheiding zijner nalatenschap alle boedelbestanddelen, activa onder de last der passiva, aan zijn echtgenote zullen worden toegedeeld tegen schuldigerkenning (zonder de verplichting tot het stellen van zekerheid) van de erfdelen der afstammelingen tegen vergoeding ener enkelvoudige rente op de voet van zeven procent (7%) per jaar en dat - behoudens als na te melden - noch die erfdelen (onder aftrek der ten laste daarvan komen de successierechten) noch de verschuldigde rente opeisbaar zullen zijn vóór het overlijden van de echtgenote van testateur, echter met dien verstande (a) dat de hoofdsommen der erfdelen (alzo niet de verschuldigde rente) wél met een opzeggingstermijn van tenminste drie maanden opeisbaar zullen zijn, ingeval de echtgenote van testateur mocht hertrouwen of duurzaam met een andere man mocht gaan samenwonen en (b) dat, wanneer één of meer der afstammelingen zich op grond van zijn, haar of hun legitieme portie of om andere reden tegen de uitvoering van het voormelde mocht/mochten verzetten, deze afstammeling(en)bij deze in de legitieme wordt/worden gesteld, terwijl het alsdan vrijvallende gedeelte zijner, harer of hunner erfportie zal aanwassen bij het erfdeel van de echtgenote van testateur.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser] heeft ter zitting zijn vordering (in conventie) ingetrokken, nu partijen overeenstemming hebben bereikt, zoals blijkt uit het proces-verbaal van die zitting. De rechtbank hoeft daarover dus niet meer te beslissen.
in reconventie
3.2.
[gedaagde] vordert [eiser] te veroordelen binnen vijf dagen na het in deze te wijzen vonnis zijn medewerking te verlenen aan het ondertekenen van de akte van verdeling bij de notaris, zodat gedaagde de woning aan de [adres] te [woonplaats] op haar naam kan zetten, met veroordeling van eiser in de kosten van dit geding, te vermeerderen met wettelijke rente alsmede in de nakosten.
3.3.
[eiser] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 3:296 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) wordt hij die jegens een ander verplicht is iets te geven, te doen of na te laten, daartoe door de rechter, op vordering van de gerechtigden, veroordeeld, tenzij uit de wet, de aard der verplichting of uit een rechtshandeling anders volgt. De vraag die dient te worden beantwoord is dan ook of [eiser] jegens [gedaagde] gehouden is tot het ondertekenen van de akte van verdeling bij de notaris.
4.2.
Door [gedaagde] is (onbetwist) gesteld dat hetgeen is bepaald onder punt III van het testament door de notarissen die zij heeft benaderd niet wordt gezien als een ouderlijke boedelverdeling en dat zij daarom medewerking nodig heeft van [eiser] . De rechtbank onderschrijft de mening van de notarissen omdat in de betreffende bepaling artikel 4:1167 oud BW niet wordt genoemd en uit de woorden “alle boedelbestanddelen, activa onder de last der passiva, aan zijn echtgenote
zullen worden toegedeeld” blijkt dat er nog een leveringshandeling nodig is. Dat zou bij een ouderlijke boedelverdeling niet zo zijn. De rechtbank oordeelt dan ook dat [gedaagde] inderdaad de medewerking van [eiser] nodig heeft en dat zij belang heeft bij haar vordering. Uit de betreffende bepaling in het testament volgt dat [eiser] gehouden is mee te werken aan toedeling aan [gedaagde] van het gedeelte van de woning dat tot de nalatenschap van erflater behoort.
4.3.
[eiser] heeft echter aangevoerd dat hij niet zal meewerken omdat hij verwacht dat de toedeling aan [gedaagde] ertoe zal leiden dat zijn zus wordt bevoordeeld door een schenking aan haar of anderszins en dat hij wordt benadeeld omdat er bij overlijden van [gedaagde] geen geld meer zal zijn om de niet opeisbare vordering die hij heeft uit hoofde van de nalatenschap van zijn vader te betalen. De rechtbank oordeelt dat deze verwachting of vrees, ook als die bewaarheid zou worden, geen reden kan zijn om niet mee te werken aan de laatste wil van de erflater. In dat verband acht de rechtbank ook van belang dat het [gedaagde] vrij staat haar geld te besteden zoals zij dat wenst en dat er op haar geen plicht rust om ervoor te zorgen dat er voldoende geld aanwezig zal zijn bij haar overlijden om de niet opeisbare vordering aan haar zoon en dochter uit te betalen. Het verweer faalt dan ook.
4.4.
Gezien enerzijds het feit dat uit het testament volgt dat [eiser] is gehouden mee te werken aan toedeling aan [gedaagde] van het gedeelte van de woning dat tot de nalatenschap van erflater behoort en anderzijds het bepaalde in artikel 3:296 BW, zal de rechtbank de vordering toewijzen.
4.5.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [eiser] om binnen vijf dagen na dit vonnis zijn medewerking te verlenen aan het ondertekenen van de akte van verdeling bij de notaris, zodat [gedaagde] de woning aan de [adres] te [woonplaats] op haar naam kan zetten,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.E.M. van Abbe en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2016. [1]

Voetnoten

1.type: EA/4106