ECLI:NL:RBMNE:2016:3044

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 juni 2016
Publicatiedatum
6 juni 2016
Zaaknummer
C/16/399755 / HA ZA 15-748
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van onrechtmatig opgenomen gelden door gevolmachtigde

In deze zaak vordert de eiseres, aangeduid als moeder, een hoofdelijke veroordeling van de gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], tot betaling van een bedrag van € 168.578,46, vermeerderd met rente. De eiseres stelt dat de gedaagden onrechtmatig grote bedragen van haar rekening hebben opgenomen en overgemaakt naar hun eigen rekeningen. De gedaagden betwisten de vordering en stellen dat de opnames en overschrijvingen rechtsgeldig zijn verricht op basis van een volmacht die hen was verleend door de overleden vader van de eiseres. De rechtbank oordeelt dat de volmacht is geëindigd na het overlijden van de vader in 2006, en dat de gedaagden geen recht hadden om de gelden op te nemen. De rechtbank wijst de vordering van de eiseres toe en veroordeelt de gedaagden tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast worden de gedaagden veroordeeld in de kosten van het gelegde beslag. De vordering in reconventie van de gedaagden wordt afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/399755 / HA ZA 15-748
Vonnis van 1 juni 2016
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. E.F.E. van Essen te Apeldoorn,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. T.E. van der Bent te Zeist.
Partijen zullen hierna moeder en [gedaagden c.s.] of [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 11 november 2015,
  • de akte vermeerdering van eis in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie,
  • de comparitie van partijen van 24 maart 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Moeder is weduwe van de op [2006] overleden heer [vader] (hierna: vader). Vader en moeder hebben samen zeven kinderen gekregen, van wie [gedaagde sub 1] er één is. Zij is gehuwd met [gedaagde sub 2] . [gedaagde sub 2] was betrokken bij de financiële administratie van vader en moeder en na het overlijden van vader, van moeder alleen. Terzake een tweetal bankrekeningen is een volmacht afgegeven aan [gedaagde sub 2] door vader en moeder. Die volmacht van de Rabobank dateert van 13 oktober 2005. Daarin is opgenomen:
Volmacht
volmachtgever(s)
Naam[vader]
(…)
Naam[eiseres]
(…)
Hierna (zowel samen als ieder afzonderlijk) te noemen: volmachtgever
gevolmachtigde(n)
Naam [gedaagde sub 2]
(…)
Hierna te noemen: gevolmachtigde
(…)
Einde volmacht
De volmacht eindigt en van de volmacht mag jegens de bank in ieder geval geen gebruik meer worden gemaakt in geval van:
a. (…) overlijden van (een van) de volmachtgever(s), (…).
De volmachtgever en de gevolmachtigde zijn verplicht de bank onverwijld schriftelijk in kennis te stellen van een hiervoor onder a. tot en met g. Vermeld rechts feit of van enig (ander) feit dat leidt of kan leiden tot beëindiging van de volmacht.
2.2.
Partijen hebben de volgende overeenkomst getekend:
Overeenkomst
t.b.v.
afscherming van een deel
vermogen van lijfrenten
(…)
Soest, 10 december 2007
Hiermee leggen wij (…) vast dat wij een bedrag groot 67.000,00 (zevenenzestig duizend) euro afschermen in het vermogen van [eiseres] , via lijfrentepolissen op naam van [gedaagde sub 2] .
Het totale bedrag wordt vanaf 2014/15 gedekt door de uitkering van drie lijfrentepolissen, een garantiepolis, de garantiepolis met winstdeling en een beleggingsproduct met een defensief beleggingsprofiel. Voor deze polissen geld dat de premies reeds zijn voldaan.
Het totale bedrag van de genoemde uitkeringen verminderd met de te betalen belastingen is volgens de huidige verwachtingen zeker voldoende om, in de minimale termijn welke wettelijk wordt gesteld om extra belasting te voorkomen, het bedrag van 67.000,00 euro weer geleidelijk beschikbaar te krijgen.
De ontstane winst wordt door ons verdeeld op een 50/50 basis.
Indien het resultaat onverhoopt toch niet voldoende blijkt spreken we af dat minimaal de genoemde 67.000,00, in de minimale termijn welke wettelijk wordt gesteld om extra belasting te voorkomen, wordt terugbetaald.
Bij tussentijds overlijden komt deze afspraak als vordering in de nalatenschap.
Getekend op 12 december 2007 te Soest
(…)
2.3.
Voorts hebben partijen de volgende overeenkomst getekend:
Overeenkomst
lening
(…)
Soest, 19 november 2008
Hiermee leggen wij vast dat [eiseres] ons, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een bedrag groot 20.000,00
(twintig duizend) euro leent.
Over dit bedrag betalen wij (…) jaarlijks een rente van 0,95% [2,15% minus 1,2%]. Te verrekenen tijdens de afwikkeling van de nalatenschap.
Het totale bedrag van de lening plus opgebouwde renten wordt uiteindelijk verrekend met het dan nog beschikbare erfdeel uit de nalatenschap. Indien onverwachte omstandigheden het noodzakelijk maken komt, maximaal het verschil tussen het bedrag van de lening en het op dat moment virtueel erfdeel geheel of gedeeltelijk ter beschikking van [eiseres] . Dan wordt de uitstaande som verminderd met het ter beschikking komende bedrag.
Getekend op 19 november 2008 te Soest
(…)
2.4.
Eiseres was ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding in september 2015 92 jaar.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Moeder vordert samengevat - (hoofdelijke) veroordeling van [gedaagden c.s.] tot betaling van € 168.578,46, vermeerderd met rente, een verklaring voor recht primair dat de overeenkomst zoals in het geding is gebracht onder productie 12 is vernietigd en subsidiair dat die overeenkomst is ontbonden, alsmede [gedaagden c.s.] te veroordelen in de kosten van het beslag alsmede de buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.
[gedaagden c.s.] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.3.
[gedaagden c.s.] vordert samengevat - dat moeder wordt veroordeeld tot opheffing van het beslag dat is gelegd op de woning gelegen aan de [adres] in [woonplaats] , op straffe van verbeuren van een dwangsom van € 1.000,- per dag, met veroordeling van moeder in de kosten van de procedure.
3.4.
Moeder voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
Hoofdsom
4.1.
De achtergrond van het geschil is dat [gedaagde sub 2] de beschikking had over de gelden van eerst vader en moeder en later van alleen moeder en hij grote bedragen heeft overgemaakt naar de rekening van [gedaagden c.s.] en opnames heeft gedaan die hen ten goede zijn gekomen. Moeder heeft (aanvankelijk bij productie 2 en later) bij productie 13 een overzicht ingediend waaruit blijkt van de opnames en overschrijvingen die zijn verricht door [gedaagde sub 2] en de stortingen die door hem zijn gedaan. Moeder heeft gesteld dat voor deze overschrijvingen en opnames geen grondslag bestond en dat deze onrechtmatig zijn geschied, zodat zij de hoofdsom van € 168.578,46 thans van [gedaagden c.s.] vordert.
4.2.
Door [gedaagden c.s.] wordt betwist dat de opnames en overschrijvingen onrechtmatig waren. Zij hebben zich op het standpunt gesteld dat daarvoor steeds een juridische grondslag bestond. [gedaagden c.s.] hebben allereerst gewezen op de volmacht (zie rechtsoverweging 2.1.) en zij concluderen dat [gedaagde sub 2] op grond van die volmacht bevoegd was de overschrijvingen en opnames te verrichten en dat deze rechtsgeldig hebben plaatsgevonden. Zij betwisten dat [gedaagde sub 2] buiten zijn bevoegdheid is getreden.
4.3.
Ten aanzien van het beroep op de volmacht overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank is met moeder van oordeel dat de volmacht die is verstrekt aan [gedaagde sub 2] is geëindigd toen vader overleed op [2006] . Immers, dit volgt uit de volmacht zoals weergegeven onder rechtsoverweging 2.1. De opnames en overschrijvingen dateren vanaf 2008, toen de volmacht dus reeds was geëindigd. Het beroep op die volmacht door [gedaagden c.s.] wordt reeds om die reden verworpen.
4.4.
Voorts hebben [gedaagden c.s.] gesteld dat het door moeder in conventie gevorderde bedrag € 168.578,46 uiteen valt in drie verschillende bedragen met drie verschillende grondslagen: een bedrag van € 67.000,- is door [gedaagde sub 2] overgeboekt uit hoofde van de overeenkomst van 10 december 2007, een bedrag van € 20.000,- is door hem overgeboekt uit hoofde van de leningsovereenkomst en het resterende bedrag mocht door hem worden opgenomen uit hoofde van (een) schenking aan hem en zijn vrouw. Ter zitting heeft [gedaagde sub 2] verklaard dat partijen hebben afgesproken dat wanneer moeder zelf geld nodig heeft, aan haar zou worden terugbetaald wat zij nodig zou hebben. Daarop is namens moeder ter zitting gesteld dat zij het volledige bedrag nodig heeft. Daarbij is er nog op gewezen dat moeder nu ieder dubbeltje moet omdraaien, dat haar uitgaven betaald worden door haar kinderen en dat ook een recentelijke reis naar Amerika door één van haar dochters is gefinancierd. [gedaagde sub 2] heeft daarop geantwoord dat moeder in principe genoeg geld zou moeten hebben maar dat als het nodig is, het geld terugbetaald moet worden. Dit zou ook kunnen betekenen dat het gehele bedrag moet worden terugbetaald, aldus [gedaagde sub 2] .
4.4.
De rechtbank stelt vast dat voor zover de gelden ter beschikking zijn gesteld uit hoofde van de voornoemde twee overeenkomsten alsmede schenking, dan in ieder geval is afgesproken dat (het) geld zou worden terugbetaald als moeder (het) geld nodig heeft. Dat is door [gedaagde sub 2] gesteld en door moeder niet betwist en staat aldus in rechte vast, zodat de rechtbank daarvan uitgaat. De vraag is dus slechts of moeder het gevorderde bedrag nodig heeft. De opmerking van [gedaagde sub 2] dat moeder genoeg geld zou moeten hebben, is een onvoldoende betwisting van de gemotiveerde stelling van moeder dat zij het gehele bedrag nu nodig heeft. Daarmee is dit komen vast te staan en aldus ook dat [gedaagden c.s.] gehouden zijn om thans het volledige bedrag aan moeder terug te betalen. In zoverre ligt voor toewijzing gereed de vordering van moeder voor zover die ziet op de door [gedaagde sub 2] opgenomen en overgemaakte bedragen.
Accountantskosten
4.5.
Ten aanzien van de accountantskosten, merkt de rechtbank op dat deze na wijziging van eis niet langer deel uitmaken van het door moeder gevorderde bedrag. De rechtbank acht ook voorstelbaar dat moeder deze vordering niet heeft willen handhaven, nu de rechtbank met [gedaagden c.s.] van oordeel is dat die eventuele vordering niet zou kunnen worden toegewezen, reeds omdat niet blijkt dat deze kosten zijn gemaakt voor de onderhavige zaak en evenmin blijkt op welke werkzaamheden de kosten betrekking hebben.
Rente
4.6.
Nu [gedaagden c.s.] niet hebben betwist dat over de opgenomen of overgeschreven bedragen rente is verschuldigd en evenmin verweer is gevoerd tegen de berekening van het volgens moeder verschuldigde bedrag (inclusief die rente), zal de rechtbank toewijzen de vordering zoals ingesteld, namelijk tot een bedrag van € 168.578,46. Eveneens is geen verweer gevoerd tegen de veroordeling tot betaling van de wettelijke rente vanaf 21 januari 2016 over voornoemd bedrag tot de dag ter algehele voldoening, zodat ook dat zal worden toegewezen.
Hoofdelijkheid
4.7.
Nu ten aanzien van de hoofdelijkheid geen verweer is gevoerd, zal de vordering ook op dit punt worden toegewezen.
Vernietiging of ontbinding van de overeenkomst van 10 december 2007
4.8.
Ter zitting is namens moeder verklaard dat het doel is van het instellen van de vordering dat [gedaagden c.s.] worden veroordeeld tot terugbetaling van de gelden. Blijkens het voorgaande wordt de vordering in het geheel toegewezen. De rechtbank oordeelt daarom dat moeder geen belang meer heeft bij vernietiging of ontbinding van de overeenkomst van 10 december 2007. De vordering wordt daarom afgewezen.
Beslagkosten
4.9.
Gezien het voorgaande is het beslag terecht gelegd en zullen [gedaagden c.s.] worden veroordeeld in de kosten van dat beslag ter hoogte van € 618,24. Hieruit volgt ook dat de vordering in reconventie moet worden afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.10.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zal - mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport Voorwerk II - worden afgewezen. Moeder heeft immers geen enkele onderbouwing gegeven van de door haar gevorderde kosten, hetgeen juist in dit geval voor de hand had gelegen omdat de
daadwerkelijkekosten worden gevorderd. Reeds daarom wordt de vordering afgewezen.
Proceskosten
4.11.
[gedaagden c.s.] hebben gevorderd moeder in conventie en in reconventie in de proceskosten te veroordelen. Nu [gedaagden c.s.] zowel in conventie als in reconventie in het ongelijk zijn gesteld en moeder steeds in het gelijk is gesteld, zal moeder niet worden veroordeeld in de kosten. De vordering wordt dan ook afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
veroordeelt [gedaagden c.s.] hoofdelijk des dat de een betalende de andere zal zijn bevrijd aan moeder te betalen een bedrag van € 168.578,46, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2016 tot de dag der algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagden c.s.] in de kosten van het gelegde conservatoire beslag ter hoogte van € 618,24,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door E.E.M. van Abbe en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2016. [1]

Voetnoten

1.type: EA/4106