In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 6 juli 2016 een tussenuitspraak gedaan in een verklaringsprocedure over derdenbeslag. Citibank N.A., gevestigd in New York, heeft derdenbeslag gelegd onder Rabobank, die garant stond voor twee Iraakse banken, Rafidain en Rasheed, vanwege vorderingen die deze banken op Rabobank zouden hebben. Rabobank heeft in haar verweer gesteld dat er op basis van de contra-bankgaranties die zij in de jaren '80 heeft verstrekt, geen vorderingen meer kunnen bestaan, vooral vanwege de internationale sancties tegen Irak die sinds medio 1990 van kracht zijn. In een eerder tussenvonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat Rabobank haar stelling onvoldoende had onderbouwd, maar na het indienen van aanvullende stukken heeft de rechtbank nu geoordeeld dat Rabobank voldoende bewijs heeft geleverd dat er geen vorderingen meer zijn. De rechtbank heeft de vordering van Citibank afgewezen en geoordeeld dat Rabobank niet gehouden is om verdere verklaringen of documenten over te leggen. Citibank is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.