Op 22 juli 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man, die werd beschuldigd van medeplegen van poging tot zware mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 26 juni 2011 te Nagele, waar de verdachte samen met zijn broers een gewelddadige confrontatie had met een persoon genaamd [aangever]. Tijdens deze confrontatie zou de verdachte de aangever met gebalde vuist hebben geslagen en hem vervolgens samen met zijn broers hebben geschopt en geslagen, wat resulteerde in ernstig letsel voor de aangever, waaronder beschadigde tanden en kneuzingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie eiste een veroordeling, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen sprake was van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, maar hield rekening met de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn en de onzorgvuldigheden van het openbaar ministerie. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte disproportioneel hadden gehandeld in hun reactie op de vermeende bedreiging van de aangever, en dat hun geweld niet gerechtvaardigd was. De rechtbank verklaarde ook dat de in beslag genomen goederen onttrokken moesten worden aan het verkeer, omdat het bezit daarvan in strijd was met de wet.