ECLI:NL:RBMNE:2016:4162

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2016
Publicatiedatum
22 juli 2016
Zaaknummer
07.690605.12 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot zware mishandeling met strafvermindering door overschrijding redelijke termijn

Op 22 juli 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man, die werd beschuldigd van medeplegen van poging tot zware mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 26 juni 2011 te Nagele, waar de verdachte samen met zijn broers een gewelddadige confrontatie had met een persoon genaamd [aangever]. Tijdens deze confrontatie zou de verdachte de aangever met gebalde vuist hebben geslagen en hem vervolgens samen met zijn broers hebben geschopt en geslagen, wat resulteerde in ernstig letsel voor de aangever, waaronder beschadigde tanden en kneuzingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie eiste een veroordeling, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen sprake was van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, maar hield rekening met de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn en de onzorgvuldigheden van het openbaar ministerie. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte disproportioneel hadden gehandeld in hun reactie op de vermeende bedreiging van de aangever, en dat hun geweld niet gerechtvaardigd was. De rechtbank verklaarde ook dat de in beslag genomen goederen onttrokken moesten worden aan het verkeer, omdat het bezit daarvan in strijd was met de wet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 07.690605.12 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 juli 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1986] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting op 8 juli 2016. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.G.C. van Riet, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 juni 2011 te Nagele, in elk geval in Nederland, tezamen
en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [aangever] ,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet éénmaal of
meermalen
- (met kracht) met de (tot vuist gebalde) hand(en) tegen/op het hoofd, in elk
geval tegen/op het lichaam van voornoemde [aangever] heeft/hebben geslagen en/of
gestompt
en/of
- (met kracht) met de (geschoeide) voet(en) tegen het hoofd, in elk geval
tegen het lichaam van voornoemde [aangever] (terwijl deze op de grond lag)
heeft/hebben geschopt en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 juni 2011 te Nagele, in elk geval in Nederland, met een
ander of anderen, op of aan de openbare weg, (in/bij een tankstation (Texaco)
langs de Rijksweg A6), in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in
vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever] , welk geweld bestond uit het
éénmaal of meermalen
- (met kracht) met de (tot vuist gebalde) hand(en) slaan en/of stompen
tegen/op het hoofd,in elk geval tegen/op het lichaam van voornoemde [aangever]
en/of
- (met kracht) met de (geschoeide) voet(en) schoppen en/of trappen tegen het
hoofd, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [aangever] (terwijl deze op
de grond lag);
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 juni 2011 te Nagele, in elk geval in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [aangever]
heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het éénmaal of
meermalen
- (met kracht) met de (tot vuist gebalde) hand(en) slaan en/of stompen
tegen/op het hoofd, in elk geval tegen/op het lichaam van voornoemde [aangever]
en/of
- (met kracht) met de/een (geschoeide) voet(en) (terwijl voornoemde [aangever] op
de grond lag) schoppen en/of trappen tegen/op het hoofd, in elk geval
tegen/op het lichaam van voornoemde [aangever] ,
waardoor voornoemde [aangever] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken omdat er geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Vast staat dat verdachte op 26 juni 2011 met zijn broers [X] en [Y] bij een tankstation langs de A6 ter hoogte van Nagele is gestopt. Alle drie zijn zij vervolgens naar de tankshop gelopen. In de tankshop bevond zich op dat moment [aangever] (hierna: aangever).
Aangever heeft verklaard [2] dat hij door de hem bekende [Y] , [verdachte] en [X] werd aangesproken toen hij bij de kassa stond. Nadat aangever wat tegen [Y] zei, sloeg [verdachte] hem met gebalde vuist in het gezicht. Aangever ging daarop [verdachte] te lijf, waarna [Y] en [verdachte] hem overal waar ze hem konden raken sloegen en stompten. Aangever kreeg veel schoppen en klappen. [3] Aangever heeft vier beschadigde tanden en zijn voortand is afgebroken. [4] Verder heeft hij gekneusde ribben, blauwe plekken in zijn gezicht en last van zijn heup. Bij de rechter-commissaris heeft aangever verklaard dat hij niet meer precies weet wat [X] en [Y] hebben gedaan, maar dat hij klappen kreeg van alle kanten.
Getuige [getuige] , een vriendin van aangever, heeft verklaard [5] dat in de deuropening van de tankshop drie grote mannen stonden die zij herkende als de broers [naam 1] of [naam 2] . [6] Op dat moment wilde aangever naar buiten stappen. [verdachte] sloeg met zijn vuist recht in het gezicht van aangever, waarna de broers op aangever doken, hem schopten en met gebalde vuist sloegen. Aangever probeerde terug te vechten, maar kroop uiteindelijk in elkaar om de klappen op te vangen. Na afloop zag [getuige] onder meer dat de tand van aangever was afgebroken, dat er bloed uit zijn oor kwam en dat hij schrammen op zijn rug en schouders had. In haar verklaring bij de rechter-commissaris verklaart [getuige] dat zij de forsere man niets heeft zien doen, maar dat hij er wel bij stond.
Uit het proces-verbaal van bevindingen, opgesteld naar aanleiding van het uitkijken van de beveiligingscamera’s van het tankstation, blijkt dat de personen op de beelden ambtshalve en van een politiefoto worden herkend als [Y] , [verdachte] en [X] . [7] Uit dit proces-verbaal [8] blijkt onder meer dat [verdachte] meermalen krachtig met zijn rechtervuist tegen/in ieder geval richting het gezicht van aangever slaat. [Y] slaat meerdere malen en met kracht tegen de rug van aangever. Aangever komt ten gevolge van het geweld op de grond terecht. Vervolgens slaat [Y] nogmaals herhaaldelijk op de rug van aangever en [verdachte] schopt met kracht tegen het bovenlichaam en gezicht van aangever. [verdachte] en [Y] slaan herhaaldelijk tegen het lichaam van aangever.
[verdachte] maakt een “stampende beweging” en een krachtige trappende beweging in de richting/op het lichaam van aangever. Uiteindelijk lopen [verdachte] en [Y] het tankstation uit.
Van de camerabeelden bevinden zich enkele stills in het dossier. [9] Hierop is onder meer te zien dat verdachte schoenen draagt.
De verdachte heeft ter terechtzitting van 8 juli 2016 verklaard dat hij aangever heeft geslagen en getrapt.
Uit de geneeskundige verklaring [10] blijkt dat bij aangever letsel is geconstateerd, te weten een klein wondje en meerdere kneuzingen en bloeduitstortingen. De geschatte duur van de genezing is 3 á 4 weken. Uit de verklaring van de tandarts [11] blijkt dat twee tanden beschadigd zijn en twee andere tanden gevoelig zijn.
Gelet op de voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van poging tot zware mishandeling van aangever op 26 juni 2011 in Nagele.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij opof omstreeks26 juni 2011 te Nagele,in elk geval in Nederland,tezamen
en in vereniging metanderen ofeen ander,althans alleen,ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [aangever] ,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzetéénmaal of
meermalen
- (met kracht) met de (tot vuist gebalde) hand(en) tegen/ophet hoofd, in elk
geval tegen/ophet lichaam van voornoemde [aangever]heeft/hebben geslagenen/of
gestompt
en/of
- (met kracht) met de (geschoeide) voet(en) tegen het hoofd, in elk geval
tegen het lichaam van voornoemde [aangever] (terwijl deze op de grond lag)
heeft/hebbengeschopt en/ofgetrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Van het onder 1 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Onder 1 primair:
Medeplegen van poging tot zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten en verdachte strafbaar zijn. Van putatief noodweer is geen sprake.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat sprake is van putatief noodweer en derhalve van afwezigheid van schuld. Verdachte en zijn medeverdachte waren al meerdere weken bang voor aangever, er waren meerdere incidenten geweest tussen beide families en verdachte en zijn medeverdachte verkeerden in de veronderstelling dat aangever een wapen bij zich droeg. Volgens verdachten heeft aangever in het tankstation gezegd dat hij hen neer zou steken en dat ze mee naar buiten moesten komen. Uitsluitend om zichzelf te beschermen deelde verdachte daarop de eerste klap uit en is een gevecht begonnen, waarbij ook de medeverdachte aangever heeft geslagen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het gezien de voorgeschiedenis tussen de verdachte en de medeverdachte en aangever, en hetgeen verdachte en de medeverdachte hierover hebben verklaard, niet onaannemelijk dat aangever in de tankshop bedreigende taal jegens hen heeft geuit, waardoor bij verdachte vrees kon ontstaan voor zijn of zijn medeverdachtes welzijn.
Dat laat echter onverlet dat verdachte en de medeverdachte anders hadden kunnen en moeten handelen dan zij gedaan hebben. In plaats van het verlaten van de tankshop (net als hun broer [X] ) hebben verdachte en de medeverdachte juist de confrontatie met aangever gezocht. Verdachte heeft aangever daarbij als eerste (met gebalde vuist) geslagen. Vervolgens hebben verdachte en de medeverdachte tegelijkertijd aangever meermalen geslagen en geschopt om - blijkens hun verklaring ter terechtzitting - aangever uit schakelen. In de licht van de veronderstelde dreiging die uit zou gaan van aangever acht de rechtbank het handelen van verdachte en zijn medeverdachte volstrekt disproportioneel. Door te handelen zoals verdachte en zijn medeverdachte hebben gedaan, kozen zij als het ware de aanval om zich te verdedigen.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee in dit geval niet voldaan aan de voor (putatief) noodweer vereiste noodzakelijkheid van de verdediging (subsidiariteiteis) en het geboden zijn van deze wijze van verdediging (proportionaliteitseis).
Het voorgaande betekent dat het feit en verdachte strafbaar zijn, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van een op te leggen straf primair betoogd dat verdachte schuldig dient te worden verklaard zonder strafoplegging. Subsidiair heeft zij betoogd verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf of geldboete op te leggen.
Daartoe heeft de raadsvrouw gewezen op het tijdsverloop, dat niet aan de verdediging te wijten is, het onzorgvuldig handelen van het Openbaar Ministerie in deze strafzaak en de mogelijke gevolgen voor de verblijfstatus van verdachte bij strafoplegging.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Door zijn gewelddadige gedrag heeft verdachte geen enkel respect getoond voor het lijf en leven van aangever. Verdachte en de medeverdachte hebben aangever met grof geweld aangevallen. Dit geweld vond plaats op klaarlichte dag in een vrij toegankelijk tankstation, waar blijkens de camerabeelden meerdere mensen, waaronder ook jonge kinderen, aanwezig waren. Dit neemt de rechtbank verdachte bijzonder kwalijk.
De rechtbank houdt in strafverminderende zin rekening met de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn en de onzorgvuldigheden aan de zijde van het openbaar ministerie onder andere voor wat betreft het toezenden van (onderdelen van) het procesdossier en het adequaat reageren op de verzoeken van de raadsvrouw van verdachte.
Bij de strafoplegging slaat de rechtbank verder acht op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden is.

9.BESLAG

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen goederen moet worden onttrokken aan het verkeer, omdat deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit in samenhang met het redelijkerwijs te verwachten gebruik daarvan, in strijd is met de wet en met het algemeen belang.

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36b, 36c, 45, 47, 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar en kwalificeert dit zodanig als hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

Beslag

- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” vermelde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C.J. Hamming, voorzitter, mrs. C.A. de Beaufort en V.M.A. Sinnige, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juli 2016.
mr. C.A. de Beaufort is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2011044229, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 129.
2.Pagina 16 tot en met 18.
3.Pagina 21.
4.Pagina 20.
5.Pagina 30 tot en met 32.
6.Pagina 31.
7.Pagina 38.
8.Pagina 38 tot en met 41.
9.Pagina 42 tot en met 47.
10.Pagina 25 en 26.
11.Pagina 27.