ECLI:NL:RBMNE:2016:4189

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juli 2016
Publicatiedatum
22 juli 2016
Zaaknummer
4642911 UC EXPL 15-18686
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de overeenkomst tussen Proximedia Nederland B.V. en gedaagden c.s. met betrekking tot schadevergoeding en bewijsvoering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 juli 2016 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Proximedia Nederland B.V. en gedaagden c.s., bestaande uit een commanditaire vennootschap en haar vennoot. De procedure volgde op een tussenvonnis van 4 mei 2016, waarin Proximedia was opgedragen te bewijzen dat gedaagde sub 2 zijn handtekening had gezet onder een overeenkomst van 17 februari 2015. Proximedia heeft verschillende stukken overgelegd ter onderbouwing van haar stelling, waaronder de originele overeenkomst en een afschrift van de inschrijving van gedaagde sub 1 in het handelsregister. Gedaagden c.s. heeft geen verweer gevoerd tegen de bewijsvoering van Proximedia en heeft ook geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op de aanvullende producties.

De kantonrechter oordeelde dat Proximedia is geslaagd in het bewijs dat de handtekening onder de overeenkomst afkomstig is van gedaagde sub 2. Hierdoor werd vastgesteld dat er op 17 februari 2015 een overeenkomst tot stand was gekomen. De vordering van Proximedia was gebaseerd op artikel 8 van de overeenkomst, waarin een schadevergoeding van 40% van de nog niet vervallen maandtermijnen werd geëist bij ontbinding van de overeenkomst. Gedaagden c.s. had geen onderbouwing gegeven voor zijn stelling dat het beding onredelijk bezwarend was, waardoor de kantonrechter oordeelde dat het beding niet onredelijk bezwarend was.

De kantonrechter heeft de vordering van Proximedia toegewezen, inclusief de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten, en gedaagden c.s. veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 4642911 UC EXPL 15-18686 CD/942
Vonnis van 13 juli 2016
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Proximedia Nederland B.V., mede handelende onder de naam MKB ClickService,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen Proximedia,
eisende partij,
gemachtigde: Nouta Westland Gerechtsdeurwaarderskantoor B.V.,
tegen:
1. de commanditaire vennootschap
[gedaagde sub 1] C.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde sub 1] ,
gedaagde partij sub 1,
vertegenwoordigd door haar vennoot, gedaagde partij sub 2,
2.
[gedaagde sub 2], vennoot van gedaagde partij sub 1,
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde sub 2] ,
procederend in persoon.
Gedaagde partijen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen hierna gezamenlijk ook [gedaagden c.s.] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 4 mei 2016,
  • de akte uitlaten van Proximedia met enkele aanvullende producties, waaronder enkele voor de duur van de procedure in depot gegeven originele stukken.
1.2.
[gedaagden c.s.] heeft daarna, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, geen antwoordakte in het geding gebracht.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

De bewijsopdracht met betrekking tot het bestaan van de overeenkomst

2.1.
In het tussenvonnis van 4 mei 2016 heeft de kantonrechter Proximedia opgedragen te bewijzen dat [gedaagde sub 2] zijn handtekening heeft gezet onder de overeenkomst van 17 februari 2015.
2.2.
Proximedia heeft daartoe een akte met de aanvullende producties 11-14 in het geding gebracht, en heeft tevens de originele overeenkomst in depot gegeven (een kopie van die overeenkomst had zij al in het geding gebracht als productie 1 bij dagvaarding), alsmede het originele tarievenformulier (een kopie van dat formulier had zij al voorafgaand aan de mondelinge behandeling als productie 10 in het geding gebracht). Als productie 12 heeft Proximedia een afschrift van de inschrijving van [gedaagde sub 1] in het handelsregister van de Kamer van Koophandel in het geding gebracht, waarop de handtekening van haar vennoot [gedaagde sub 2] prijkt. Volgens Proximedia komt de handtekening op dat afschrift overeen met de handtekeningen, die zijn gezet op de originele overeenkomst en het originele tarievenformulier, alsmede met de handtekening onder de conclusie van antwoord, die van [gedaagde sub 2] is. Als productie 13 heeft Proximedia een e-mailbericht van [gedaagde sub 2] van 2 april 2015 in het geding gebracht, waarin [gedaagde sub 2] reageert op een e-mailbericht van Proximedia van diezelfde dag (welk e-mailbericht al bij productie 3 bij dagvaarding in het geding was gebracht). Proximedia wijst erop dat [gedaagde sub 2] zich in zijn reactie van 2 april 2015 niet op het standpunt stelt dat er geen overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen, maar dat hij om financiële redenen uitstel wenst. Datzelfde heeft hij volgens Proximedia in andere e-mailberichten (die bij de producties 3 en 4 bij dagvaarding in het geding zijn gebracht) gedaan. Pas in de procedure is [gedaagden c.s.] zich op het standpunt gaan stellen dat zijn handtekening onder de overeenkomst zou ontbreken, aldus Proximedia, die daaraan toevoegt dat die handelwijze op haar ongeloofwaardig overkomt. Daarbij merkt Proximedia op dat [gedaagden c.s.] wel heeft aangevoerd dat hij slechts een intentieverklaring zou hebben ondertekend – wat door Proximedia wordt betwist –, maar dat [gedaagden c.s.] die intentieverklaring niet in het geding heeft gebracht. Volgens Proximedia maakt dat het standpunt van [gedaagden c.s.] niet geloofwaardiger. Overigens heeft Proximedia in verband met het haar opgedragen bewijs ook aangeboden twee getuigen te horen, te weten [getuige 1] en [getuige 2] .
2.3.
Voordat een datum voor het horen van getuigen is bepaald, is aan [gedaagden c.s.] gelegenheid geboden te reageren op de akte met aanvullende producties en de in depot gegeven stukken. Van die gelegenheid heeft hij geen gebruik gemaakt.
2.4.
De kantonrechter overweegt dat Proximedia in de akte en de daarbij overgelegde en gedeponeerde stukken nader heeft onderbouwd dat de handtekening onder de overeenkomst afkomstig is van [gedaagde sub 2] . Nu [gedaagden c.s.] dat niet meer heeft weersproken, moet daarom worden geoordeeld dat Proximedia is geslaagd in het haar opgedragen bewijs – en dat op 17 februari 2015 tussen Proximedia en [gedaagden c.s.] een overeenkomst tot stand is gekomen.
Het beding inzake de forfaitaire schadevergoeding
2.5.
De vordering van Proximedia is gegrond op artikel 8 van de overeenkomst. Daarin is bepaald dat [gedaagden c.s.] gehouden is om bij ontbinding van de overeenkomst door Proximedia een schadevergoeding te betalen gelijk aan 40% van de nog niet vervallen maandtermijnen. [gedaagden c.s.] heeft zich bij conclusie van antwoord op het standpunt gesteld dat Proximedia nog geen uitvoering zou hebben gegeven aan de overeenkomst, om welke reden zij ook geen schade zou hebben geleden.
2.6.
Vanwege dat standpunt heeft de kantonrechter [gedaagden c.s.] in het tussenvonnis van 4 mei 2016 in de gelegenheid gesteld om nader te onderbouwen dat het beding in artikel 8 van de overeenkomst onredelijk bezwarend voor hem is als bedoeld in artikel 6:233 aanhef en onder a BW, en vernietigd dient te worden. [gedaagden c.s.] heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt. Aangezien [gedaagden c.s.] zijn standpunt niet nader heeft onderbouwd, moet worden geoordeeld dat hij niet heeft voldaan aan zijn stelplicht op dit punt, om welke reden aan zijn standpunt voorbij dient te worden gegaan. Als gevolg daarvan moet het ervoor worden gehouden dat het beding in artikel 8 van de overeenkomst niet onredelijk bezwarend is.
2.7.
Voor de volledigheid overweegt de kantonrechter nog dat geen aanleiding bestaat voor een nadere schriftelijke ronde na bewijslevering, zoals is overwogen in het tussenvonnis van 4 mei 2016 onder 3.6. Een dergelijke schriftelijke ronde is immers bedoeld om partijen op elkaars nadere standpunten te laten reageren, en zou daarom alleen aan de orde zijn geweest als [gedaagden c.s.] gebruik had gemaakt van de gelegenheid zijn eerdere standpunt met betrekking tot de forfaitaire schadevergoeding nader te onderbouwen.
De conclusie
2.8.
Nu de kantonrechter tot het oordeel komt dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen en dat het beding in artikel 8 van die overeenkomst niet onredelijk bezwarend kan worden geacht voor [gedaagden c.s.] , moet de vordering in hoofdsom worden toegewezen. Ook de gevorderde rente kan worden toegewezen, nu die de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt en [gedaagden c.s.] geen verweer tegen die rente heeft gevoerd.
2.9.
Proximedia maakt daarnaast aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Zij stelt dat die kosten primair verschuldigd zijn op grond van artikel 9 van de bij de overeenkomst horende algemene voorwaarden en subsidiair op grond van artikel 6:96 lid 2 onder c BW. Aangezien Proximedia geen algemene voorwaarden heeft overgelegd, en overigens niet is gebleken dat op de overeenkomst algemene voorwaarden van toepassing zouden zijn, kunnen de gevorderde kosten niet op die grond worden toegewezen. Op grond van artikel 6:96 lid 2 BW zijn ze echter wel toewijsbaar. Daartoe overweegt de kantonrechter dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden, en dat het gevorderde bedrag overeenkomst met het in dat besluit bepaalde tarief.
2.10.
[gedaagden c.s.] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Proximedia worden begroot op:
- dagvaarding € 84,26
- griffierecht € 466,00
- salaris gemachtigde €
437,50(2,5 punten x tarief € 175,00)
Totaal € 987,76

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagden c.s.] hoofdelijk, in die zin, dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, om aan Proximedia tegen bewijs van kwijting te betalen € 2.898,78, vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.463,05 vanaf 27 oktober 2015 tot de voldoening;
veroordeelt [gedaagden c.s.] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Proximedia, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 987,76, waarin begrepen € 437,50 aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken door mr. H.M.M. Steenberghe, kantonrechter, op 13 juli 2016.