2.2Het oordeel van de rechtbank
Dat veroordeelde het bewezenverklaarde heeft begaan, blijkt uit het door de meervoudige kamer van deze rechtbank gewezen vonnis in de hoofdzaak van 12 juli 2016 en uit de in dat vonnis opgenomen bewijsmiddelen, waaruit blijkt dat veroordeelde zich meermalen heeft schuldig gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking.
De rechtbank ontleent voorts aan de inhoud van die bewijsmiddelen het oordeel dat de veroordeelde door middel van het begaan van vergelijkbare feiten als voormelde feiten een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft gehad.
Dit voordeel is in het rapport als volgt berekend.
[veroordeelde] heeft, gezien de facturen die in de boekhouding ten laste van de onderneming waren geboekt, aan privé uitgaven in totaal een bedrag van € 90.878,61 besteed:
Huurbetaling [X] € 10.350,00
Vliegtickets € 596,88
Privébelasting € 7.802,61
Bloemen oma € 49,00
Lot Bankgiroloterij € 8,00
Uitgaven Amazon.de € 328,12
Contante opnames €
71.744,00
Totaal: € 90.878,61
Daarnaast is in het rapport een overzicht van de sponsoruitgaven weergegeven, die als volgt zijn opgesomd:
Sponsoruitgaven Centainty: € 629.300,35
Sponsoruitgaven Black Falcon: €
1.464.913,86
Totaal: € 2.094.214,21.
Aangezien zowel [veroordeelde] als anderen in privé hebben geprofiteerd van de besteding van deze sponsoruitgaven, bijvoorbeeld door vervoer en verblijf ter plaatse van de racewedstrijden en het nuttige van voedsel en dergelijke, is naar redelijkheid het aandeel wat als zogenoemde bespaarde kosten ten bate van [veroordeelde] wordt berekend, bepaald op 10% van het totaal aan sponsoruitgaven.
Omdat er ook een terugbetalingsverplichting aan [veroordeelde] jegens [bedrijf 3] bij rechterlijk vonnis te Aken is opgelegd op 24 april 2012, wordt het aldaar bepaalde bedrag afgetrokken op het totaal van de sponsoruitgaven, te weten een aftrek van een bedrag van € 159.736,71.
Het restant van de bestede sponsoruitgaven is aldus een bedrag van € 1.934.477,50, zodat hiervan 10% wordt genomen als bespaarde kosten ten bate van [veroordeelde] .
Dit percentage komt dus neer op een geldbedrag van € 193.477,50.
De vordering ontneming bestaat uit de optelsom van de bespaarde kosten (ad 10%) ten gevolge van de onrechtmatig door [veroordeelde] bestede sponsoruitgaven ter hoogte van
€ 193.477,50 met de privé-uitgaven ter hoogte van € 90.878,61. Dit levert het totaalbedrag op van € 284.356,11.
Tegen de vordering tot ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel is door veroordeelde geen verweer gevoerd. Gezien de onderbouwing van de vordering, de processtukken uit de strafzaak en hetgeen ter zitting door de officier van justitie is gesteld ter onderbouwing van de vordering, komt de vordering de rechtbank voorts niet onrechtmatig of onredelijk voor.
De vordering heeft voldoende verband met het feit waarvoor veroordeelde in de strafzaak is veroordeeld, nu het telkens om dezelfde soort strafrechtelijke gedragingen gaat in dezelfde periode.
De rechtbank concludeert dat het dus baten betreft die door veroordeelde zijn verkregen door het plegen van strafbare feiten waarvoor, gezien het voorgaande, voldoende aanwijzingen bestaan dat deze door veroordeelde zijn gepleegd, zoals bedoeld in art. 36e lid 2 Wetboek van Strafrecht.
De op te leggen maatregel is derhalve gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen persoonlijke feiten en omstandigheden gesteld of gebleken die tot een matiging van de betalingsverplichting zouden moeten leiden.