Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
€ 24.349,50);
2.Het wederrechtelijk verkregen voordeel
3.De beslissing
€ 41.999,00ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Rechtbank Midden-Nederland
In de ontnemingszaak tegen de veroordeelde, die op 12 juli 2016 door de Rechtbank Midden-Nederland was veroordeeld voor het medeplegen van verduistering, heeft de rechtbank op 12 juli 2016 een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van € 41.999,00 behandeld. De veroordeelde had dit bedrag verduisterd in het kader van zijn dienstbetrekking. Tijdens de zitting op 28 juni 2016 werd de veroordeelde bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.J. Lamers. De officier van justitie handhaafde de vordering tot ontneming, terwijl de verdediging verzocht om een vermindering van het bedrag op basis van betalingen aan een medeveroordeelde en openstaande nota's. De rechtbank oordeelde dat de verdediging geen concrete feiten had aangedragen ter onderbouwing van hun verzoek en dat er geen persoonlijke omstandigheden waren die aanleiding gaven tot een matiging van de betalingsverplichting. De rechtbank stelde het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 41.999,00 en legde de veroordeelde de verplichting op dit bedrag aan de Staat te betalen. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 juli 2016.