In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 5 augustus 2016 een verzoek tot ondercuratelestelling van een betrokkene afgewezen. De betrokkene, geboren in Afghanistan in 1987, bevindt zich op dat moment in voorlopige hechtenis in afwachting van de behandeling van zijn strafzaak, waarin hij wordt verdacht van poging doodslag. Het verzoek is ingediend door een verzoeker, die als curator is voorgesteld. De verzoeker stelt dat de betrokkene vanwege zijn geestelijke toestand niet in staat is zijn belangen te behartigen en dat er een curatele maatregel nodig is om zijn belangen te beschermen.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de bijlagen, en heeft de zaak behandeld op een zitting op 29 juli 2016. Tijdens de zitting heeft de betrokkene aangegeven niet te willen dat er een curatele maatregel over hem wordt uitgesproken en dat hij vertrouwen heeft in zijn huidige advocaat. De kantonrechter heeft vastgesteld dat, hoewel er zorgen zijn over de geestelijke toestand van de betrokkene, er onvoldoende bewijs is dat zijn belangen op dit moment niet goed worden behartigd. De betrokkene heeft een advocaat die hem bijstaat in de strafzaak en er is een onderzoek naar zijn psychische toestand gaande.
De kantonrechter concludeert dat de belangen van de betrokkene, zowel strafrechtelijk als medisch, op dit moment voldoende worden behartigd. De zorgen van de verzoeker en de familie over de financiële situatie van de betrokkene zijn niet voldoende om een ondercuratelestelling te rechtvaardigen. De kantonrechter wijst het verzoek af, met de overweging dat de betrokkene zelf moet willen meewerken aan een eventuele beschermingsmaatregel. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.