In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 5 augustus 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Wereldhave Nederland BV (eiser) en Acessorio BV (gedaagde). De vordering van Wereldhave omvatte onder andere de ontruiming van het gehuurde pand en betaling van huurachterstanden. De procedure volgde op een huurovereenkomst tussen Acessorio en Klépierre, waarbij Wereldhave als rechtsopvolger van Klépierre optreedt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Acessorio eerder een bedrag van € 35.640,18 aan huur heeft betaald, maar partijen zijn het erover eens dat er geen huurachterstand meer is. De kantonrechter oordeelt dat de vordering tot ontruiming niet kan worden toegewezen, omdat niet aannemelijk is dat Acessorio in een bodemprocedure tekortgeschoten is in haar verplichtingen. De vordering tot betaling van nog niet opeisbare huurtermijnen wordt eveneens afgewezen, omdat deze niet voor toewijzing vatbaar zijn in een kort geding. De kantonrechter heeft Wereldhave veroordeeld in de proceskosten van Acessorio, tot een bedrag van € 600,00 aan salaris voor de gemachtigde.