Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
voor bepaalde tijd in dienst getreden bij [verweerder] in de functie van kantoorleider voor 40 uur per week tegen een salaris van € 4.200,- bruto per maand.
3.Het geschil
I. doorbetaling van het salaris ter hoogte van € 4.200,- bruto per maand, vermeerderd
WhatsApp-correspondentie die er na 3 maart 2016 tussen partijen heeft plaatsgevonden.
4.De beoordeling
“Aangezien ik geen zakenrelatie meer heb met [verweerder] , ktr)”– leidt de kantonrechter eveneens af dat [verweerder] [verzoeker] inderdaad heeft ontslagen en dat dit voor [verzoeker] ook duidelijk was. Het betoog van [verzoeker] ter zitting dat hij met deze e-mail bedoelde dat hij geen zakenrelatie meer had met [verweerder] , maar nog wel een arbeidsovereenkomst, acht de kantonrechter niet geloofwaardig. Daarnaast is ter zitting gebleken dat [verzoeker] de sleutels van het kantoor heeft ingeleverd op 16 maart 2016. De verklaring van [verzoeker] dat hij dacht dat iemand anders de sleutels nodig had en dat hij de sleutels daarom moest inleveren, acht de kantonrechter niet aannemelijk. Het inleveren van de sleutels vormt een bevestiging van het gegeven ontslag. De kantonrechter houdt het er daarom voor dat [verweerder] [verzoeker] op 3 maart 2016 en dus binnen de proeftijd heeft ontslagen.
Salarisspecificaties
Proceskosten
5.5. De beslissing
5.3. veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [verweerder] , tot de datum van deze beschikking begroot op nihil;