Overwegingen
1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten. Verzoeker heeft in mei 2016 centraal examen afgelegd voor het behalen van zijn VWO-diploma. Verzoeker is niet geslaagd omdat hij voor vier vakken onvoldoendes heeft gehaald. Het [school] (de school), dat deel uitmaakt van de CVO groep Zuidoost-Utrecht, heeft verzoeker in de gelegenheid gesteld om in het tweede tijdvak twee examens te herkansen, namelijk Duits en Wiskunde B. Verzoeker heeft beide examens afgelegd. De uitslag van het examen Duits was een onvoldoende en de uitslag van Wiskunde B een voldoende. Vervolgens heeft de onder ‘Procesverloop’ vermelde besluitvorming plaatsgevonden. Verzoeker heeft zich zekerheidshalve ingeschreven voor een herexamen Wiskunde B. Dit examen is gepland om op 12 augustus 2016 te worden afgenomen. Verder zal verzoeker het volgende schooljaar onderwijs gaan volgen aan het volwassenonderwijs, met als doel om daar de resterende vakken te behalen en aansluitend met de universitaire opleiding Informatica te kunnen beginnen.
4. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Verzoeker heeft toegelicht dat zijn belang is dat hij niet nogmaals het examen Wiskunde B hoeft af te leggen dat op 12 augustus 2016 is ingepland. Door alles wat er de afgelopen periode is gebeurd en zijn medische omstandigheden heeft hij rust nodig om straks weer aan een nieuw schooljaar te kunnen beginnen. Het nogmaals moeten afleggen van het examen levert erg veel spanning op. Verzoeker heeft hiermee voldoende onderbouwd dat sprake is van een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. Weliswaar betekent een schorsing van het bestreden besluit niet dat verzoeker alsnog zou kunnen slagen voor zijn examen. Met deze voorlopige voorziening kan verzoeker echter wel bereiken dat hij a) niet opnieuw examen hoeft te doen op 12 augustus 2016 en b) een betere uitgangspositie heeft bij de start van het nieuwe schooljaar. Dat levert een spoedeisend belang op.
5. Verzoeker voert aan dat verweerder de door hem gemaakte herexamens Duits en Wiskunde B ten onrechte ongeldig heeft verklaard. Dat verzoeker in strijd met het Eindexamenbesluit VO twee herexamens heeft kunnen doen is een fout van de school. Het kan niet zo zijn dat verzoeker van die fout de negatieve consequenties draagt. Uit artikel 4, derde lid, van de Beleidsregel niet op regelmatige wijze afnemen van het centraal examen in het voortgezet onderwijs (Beleidsregel) volgt ook dat wanneer sprake is van een fout van de school, de leerling niet de dupe mag worden. Verweerder heeft te weinig gewicht gehecht aan de belangen van verzoeker. Dat verzoeker een voordeel zou hebben genoten ten opzichte van andere leerlingen, zoals verweerder stelt, is niet juist. Verzoeker kampt met chronische medische problemen waarvoor passende maatregelen nodig waren. De school had de examens bijvoorbeeld kunnen verdelen in twee tijdvakken. De maatregelen die in het geval van medische problemen kunnen worden getroffen zijn door de school niet benut. Verzoeker had daardoor sowieso ongelijke kansen. Dit blijkt ook uit de overgelegde medische informatie. Verzoeker heeft dan ook eerder nadeel ondervonden dan dat hij voordeel heeft gehad van de twee herexamens. Verzoeker ziet ook niet in waarom verweerder beide examens ongeldig heeft verklaard. Op grond van artikel 43, eerste lid, van het Eindexamenbesluit VO is het ook mogelijk om een examen deels ongeldig te verklaren. Verweerder had dus eenvoudig het resultaat van het examen Duits ongeldig kunnen verklaren en Wiskunde B kunnen laten staan. Een extra en onnodig herexamen op 12 augustus 2016 is niet in het belang van verzoeker.
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de herexamens niet op regelmatige wijze hebben plaatsgehad. Doordat verzoeker de mogelijkheid heeft gehad om, in strijd met artikel 51 van het Eindexamenbesluit VO, twee herkansingen te maken is sprake van een onregelmatigheid in de zin van artikel 2, tweede lid, van de Beleidsregel. Deze fout is zodanig evident en verzoeker heeft hiermee zodanig voordeel genoten ten opzichte van andere examenkandidaten dat daar geen andere consequentie aan verbonden kan worden dan dat beide herexamens ongeldig moeten worden verklaard en verzoeker in de gelegenheid wordt gesteld om een van de vakken opnieuw te herkansen. Daarmee krijgt verzoeker alsnog waar hij in eerste instantie recht op had: één herkansing. Het is niet mogelijk om in verband met medische problemen twee herkansingen te maken. Dat de wel bestaande mogelijkheden niet zijn benut kan verweerder niet beoordelen en is bovendien een verantwoordelijkheid van de school. Een nalatigheid van de school kan niet worden gecompenseerd door meer dan één herkansing te bieden. Verweerder kent zwaar gewicht toe aan de ernst van de onregelmatigheid. Artikel 51, eerste lid, van het Eindexamenbesluit VO vormt een belangrijke randvoorwaarde voor de diplomawaarde – zo belangrijk dat deze bij AMvB is vastgelegd. Door te gedogen dat regels uit het Eindexamenbesluit VO niet worden nageleefd bestaat een situatie met ongelijke afnamecondities en ongelijke kansen en daarmee tot uitholling van het systeem. Bescherming van het systeem vormt een belangrijk algemeen uitgangspunt en weegt zwaarder dan het persoonlijk belang van verzoeker. Met betrekking tot de centrale examens gelden voor elke kandidaat dezelfde eisen en regels, ongeacht hoe de schoolloopbaan is verlopen en wat de medische situatie van de kandidaat is. Verweerder heeft zich verder op het standpunt gesteld dat hij niet bevoegd is om alleen het examen Duits ongeldig te verklaren, omdat de ongeldigverklaring een gevolg is van het besluit om een examen opnieuw te laten afnemen. Ook als die bevoegdheid er wel zou zijn zou verweerder die niet gebruiken, omdat de keuze tussen twee herkansingen ertoe leidt dat verzoeker ten onrechte het voordeel heeft om tussen twee vakken te kiezen. Over artikel 4, derde lid, van de Beleidsregel heeft verweerder opgemerkt dat deze ‘zo mogelijk’ wordt toegepast, maar dat deze niet is bedoeld voor deze situatie. Verweerder probeert verzoeker zo min mogelijk te duperen door in dit geval het onregelmatig verlopen tweede tijdvak te vervangen door het derde tijdvak. Het treffen van een voorlopige voorziening acht verweerder onwenselijk omdat dat tot onomkeerbare gevolgen zou kunnen leiden. Als verzoeker het herexamen op 12 augustus 2016 niet aflegt en het besluit blijft uiteindelijk in stand kan verzoeker nooit meer gevolg aan het besluit geven en ook geen resultaat in de plaats stellen van het ongeldig verklaarde examenwerk.
7. Op grond van artikel 43, eerste lid, van het Eindexamenbesluit VO kan de inspectie, indien het centraal examen naar het oordeel van de inspectie niet op regelmatige wijze heeft plaatsgehad besluiten dat het geheel of gedeeltelijk voor een of meer kandidaten opnieuw wordt afgenomen.
Op grond van artikel 51, eerste lid, van Eindexamenbesluit VO, voor zover van belang, heeft de kandidaat voor één vak van het eindexamen waarin hij reeds centraal examen heeft afgelegd het recht om in het tweede tijdvak opnieuw deel te nemen aan het centraal examen.
8. Op grond van artikel 2, tweede lid, van de Beleidsregel beslist de directeur Toezicht VO van de inspectie, wanneer er geen sprake is van een onregelmatigheid bedoeld in het eerste lid, of het centraal examen op niet regelmatige wijze heeft plaatsgevonden.
9. De voorzieningenrechter stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de herexamens niet op regelmatige wijze hebben plaatsgehad. Op grond van artikel 51, eerste lid, van het Eindexamenbesluit VO heeft een leerling het recht om één herexamen af te leggen. Verzoeker heeft twee herexamens afgelegd. Dat gegeven heeft verweerder terecht als een onregelmatigheid in de zin van artikel 2, tweede lid, van de Beleidsregel beschouwd. Ook staat vast dat deze onregelmatigheid te wijten is aan de school, omdat de school verzoeker in de gelegenheid heeft gesteld om twee herexamens te doen.
10. Voordat verweerder gebruik maakt van zijn bevoegdheid op grond van artikel 43, eerste lid, van het Examenbesluit VO dient verweerder een belangenafweging te verrichten. Aangezien daarbij sprake is van een discretionaire bevoegdheid toetst de rechter de door verweerder verrichtte belangenafweging terughoudend.
11. De volgende belangen spelen een rol. Aan de zijde van verweerder is het van belang dat de diplomawaarde, gelijke afnamecondities en gelijke kansen worden gewaarborgd. Daarnaast is een belang van verweerder de instandhouding van het systeem en het voorkomen van precedentwerking. Aan de zijde van verzoeker is van belang dat hij niet nogmaals het examen Wiskunde B hoeft af te leggen. Hij heeft tijd en moeite geïnvesteerd in het herexamen met een positief resultaat: een 6,9, en wil deze tijd en moeite niet nogmaals investeren in een vak waarvan hij al heeft laten zien dat hij het beheerst. Ook de door verzoeker aangevoerde medische omstandigheden spelen een rol. Verzoeker heeft medische informatie overgelegd van Praktijk M3 en de GGD. Daaruit blijkt dat bij verzoeker sprake is van ADD en een sterk disharmonisch intelligentieprofiel hoogverbaal-bovengemiddeld performaal. Als gevolg hiervan heeft verzoeker concentratie- en leerproblemen en kan hij blokkeren bij het maken van een toets. Ook heeft verzoeker te maken met chronische vermoeidheidsklachten.
12. De door verweerder verrichtte belangenafweging schiet naar het oordeel van de voorzieningenrechter tekort. Over de belangen van verzoeker heeft verweerder uitsluitend opgemerkt dat deze niet opwegen tegen het algemene belang van de diplomawaarde, gelijke afnamecondities en gelijke kansen. Verweerder heeft nagelaten de belangen van verzoeker te benoemen en te wegen. Verder staat vast dat sprake is van een fout die de school heeft gemaakt. Uitgangspunt dient te zijn dat de school daarvan de gevolgen draagt en niet de leerling. Door het bestreden besluit komen de gevolgen van de gemaakte fout echter toch bij verzoeker te liggen. Anders dan verweerder meent is dat niet te rechtvaardigen doordat verzoeker voordeel heeft gehad ten opzichte van andere leerlingen. Weliswaar heeft verzoeker in strijd met het Examenbesluit VO twee herexamens kunnen verrichten. Hij heeft echter ook voor beide herexamens moeten studeren en in dat kader de nodige spanningen gehad. Uit de door verzoeker overgelegde medische informatie blijkt dat dit voor hem extra bezwarend is. Voor zover verweerder in het verweerschrift heeft opgemerkt dat met de belangen van verzoeker rekening is gehouden omdat hem de mogelijkheid wordt geboden om op 12 augustus 2016 nogmaals een herexamen af te leggen, merkt de voorzieningenrechter op dat zij geen verband ziet tussen het aanbieden van het herexamen en de belangen van verzoeker. De herkansing is juist een door verzoeker niet gewenst gevolg van het bestreden besluit, en hangt samen met de ongeldigverklaring van de twee eerdere herexamens. De voorzieningenrechter volgt verweerder ook niet in het standpunt dat de ongelijkheid wordt opgeheven door een streep te zetten door het tweede tijdvak en deze te vervangen door het derde tijdvak. De voorzieningenrechter volgt verweerder in zoverre dat het onwenselijk is dat verzoeker twee herkansingen heeft kunnen doen, terwijl andere leerlingen die mogelijkheid niet hebben. Zijn situatie is daardoor niet gelijk aan die van medeleerlingen. Deze ongelijkheid is echter ontstaan doordat de school hem ten onrechte twee herkansingen heeft laten doen. Dat twee herexamens zijn gemaakt en dat verzoeker daar tijd en moeite in heeft gestoken is een gegeven dat niet meer ongedaan kan worden gemaakt door hem een herkansing te geven op 12 augustus 2016. Dit is door verweerder niet onderkend. Ook heeft verweerder onvoldoende gewicht toegekend aan de medische omstandigheden van verzoeker. In zijn situatie is het bezwarend om nogmaals een herexamen te moeten doen. Aan het algemene belang van verweerder van het voorkomen van precedentwerking hecht de voorzieningenrechter minder waarde dan verweerder daaraan gehecht wenst te zien. Ter zitting is gebleken dat het nooit eerder is voorgekomen dat er in strijd met artikel 51 van het Examenbesluit VO twee herexamens zijn afgelegd. Daar komt bij dat het hier, gelet op de fout van de school en de medische omstandigheden van verzoeker, een bijzondere situatie betreft. De kans dat zich een vergelijkbare situatie zal voordoen acht de voorzieningenrechter dan ook zeer klein. Verder is begrijpelijk dat verweerder waarde hecht aan het in stand houden van het systeem. Dat legt echter ten opzichte van de belangen van verzoeker onvoldoende gewicht in de schaal, omdat de voorzieningenrechter niet is gebleken dat het ongeldig verklaren van beide examens nodig is om het systeem in stand te houden. Daarbij speelt ook een rol dat de in geding zijnde herkansingen in het geval van verzoeker, in geen geval meer konden leiden tot het behalen van het VWO-diploma. Al met al komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat verweerder in redelijkheid geen gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid op grond van artikel 43, eerste lid, van het Eindexamenbesluit VO. Het betoog van verzoeker slaagt.
13. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Het bestreden besluit zal daarom worden geschorst zowel wat betreft de ongeldigverklaring van de twee herexamens als de geboden herkansingsmogelijkheid op 12 augustus 2016.
14. Ter zitting is met partijen besproken dat het oordeel van de voorzieningenrechter slechts een voorlopig oordeel is gedurende de bezwaarprocedure. De voorzieningenrechter geeft verzoeker gelijk in deze procedure, maar het is aan verweerder om vervolgens een beslissing te nemen op het bezwaar. Het kan zijn dat verweerder het bezwaar, ondanks de overwegingen in deze uitspraak, ongegrond verklaart. Als verzoeker daar beroep tegen instelt dan is het niet uitgesloten dat de rechter die dan over de zaak oordeelt een andere eindconclusie heeft dan de voorzieningenrechter in deze zaak. Als het oordeel dan is dat de herexamens toch ongeldig verklaard mochten worden is een herexamen niet meer mogelijk. De laatste mogelijkheid voor het doen van het herexamen is die op 12 augustus 2016. Als verzoeker dat herexamen voorbij laat gaan kan hij niet op een later moment alsnog een herkansing doen. Gelet op de gevraagde voorziening staat dit niet aan een schorsing van het bestreden besluit in de weg. Het is aan verzoeker om met deze situatie om te gaan zoals hij geraden acht.
15. Omdat het verzoek wordt toegewezen is verweerder gehouden het door verzoeker betaalde griffierecht van € 168,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. Praamstra, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.N. Foppen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2016.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: