ECLI:NL:RBMNE:2016:4762

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 september 2016
Publicatiedatum
30 augustus 2016
Zaaknummer
C/16/403225 / FA RK 15-7098
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning buitenlandse adoptiebeslissing en adoptie naar Nederlands recht

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 5 september 2016 uitspraak gedaan over de erkenning van een buitenlandse adoptiebeslissing en de adoptie naar Nederlands recht. De man en de vrouw, echtelieden, hadden een verzoek ingediend tot erkenning van een in het buitenland gegeven adoptiebeslissing. De rechtbank oordeelde dat de buitenlandse adoptiebeslissing ten aanzien van de man niet vatbaar was voor erkenning in Nederland, omdat de beginseltoestemming van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie alleen aan de vrouw was verleend. Dit is in strijd met de Nederlandse openbare orde, aangezien de man niet over de vereiste beginseltoestemming beschikte. De rechtbank concludeerde dat de man thans nog geen juridisch ouder van de minderjarige was, ondanks de registratie in de Basisregistratie Personen.

De rechtbank heeft vervolgens het subsidiaire verzoek om de adoptie van de minderjarige door de man naar Nederlands recht uit te spreken, toegewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen bezwaren bestonden tegen de verzochte adoptie, gelet op de overgelegde stukken en het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming. De adoptie werd in het kennelijke belang van de minderjarige geacht en voldaan aan de voorwaarden van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft ook de naam van de minderjarige gewijzigd en de geboortegegevens vastgesteld, zodat de minderjarige officieel als geadopteerd kon worden geregistreerd.

De beschikking is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand gelast om de adoptie en de naamswijziging in de registers van de burgerlijke stand vast te leggen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/403225 / FA RK 15-7098
adoptie
Beschikking van 5 september 2016
in de zaak van
[verzoeker],
hierna te noemen: de man,
en
[belanghebbende],
hierna te noemen: de vrouw,
beiden wonende te [woonplaats] ,
echtelieden,
advocaat mr. A.F. Braun.

1.Verloop van de procedure

1.1.
De man heeft op 3 november 2015 ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ingediend tot - onder meer - afgifte door de rechtbank van een verklaring voor recht, waarbij wordt vastgesteld dat aan de voorwaarden voor erkenning van een in het buitenland gegeven beslissing tot adoptie is voldaan.
1.2.
Nadien heeft de rechtbank kennis genomen van het rapport van 20 december 2015 van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.3.
De rechtbank heeft kennis genomen van (onder meer) de volgende stukken:
  • de brief van 17 februari 2016 van mr. Braun,
  • de brief van 17 mei 2016 van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Amersfoort,
  • de brief van 19 mei 2016 van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag,
  • het faxbericht van 27 juni 2016 van mr. Braun,
  • de brief van 26 juli 2016 van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag,
  • de brief van 5 augustus 2016 van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Amersfoort.

2.Vaststaande feiten

2.1.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft bij besluit van 14 juni 2011 aan de vrouw toestemming verleend voor het opnemen van een buitenlands kind ter adoptie.
2.2.
De minderjarige
[geslachtsnaam minderjarige]is geboren op [2011] te [geboorteplaats] , Delaware County, de Verenigde Staten van Amerika. De gegevens van de biologische ouders van de minderjarige zijn onbekend.
2.3.
Blijkens de overgelegde uitspraak van 28 juni 2011 van de Superior Court of New Jersey, de Verenigde Staten van Amerika, is de minderjarige aan de man en de vrouw toevertrouwd.
2.4.
Blijkens de overgelegde uitspraak van 12 juni 2012 van de Superior Court of New Jersey is naar het recht van New Jersey, de Verenigde Staten van Amerika, de adoptie uitgesproken van de minderjarige door de man en de vrouw. Hierbij is de naam van de minderjarige gewijzigd in:
[gewijzigde naam minderjarige].
2.5.
De minderjarige wordt sinds juni 2011 door de man en de vrouw verzorgd en opgevoed.
2.6.
De minderjarige heeft met het doel van adoptie zijn geboorteland mogen verlaten.
De minderjarige had ten tijde van het verzoek tot adoptie naar het recht van New Jersey, de Verenigde Staten van Amerika, zijn gewone verblijfplaats in de Verenigde Staten van Amerika. Ten tijde van voornoemde beslissing verbleef hij in Nederland. De man en de vrouw hebben hun gewone verblijfplaats in Nederland.
2.7.
De buitenlandse adoptiebeslissing is ten aanzien van de vrouw van rechtswege erkend in Nederland.
2.8.
De minderjarige heeft de Nederlandse nationaliteit verkregen.
2.9.
De vrouw stemt in met de verzoeken van de man.

3.Beoordeling van het verzochte

Erkenning buitenlandse adoptiebeslissing

3.1.
Allereerst dient de rechtbank (ambtshalve) de vraag te beantwoorden of in de onderhavige zaak sprake is van een buitenlandse adoptiebeslissing ingevolge het Haags Adoptie Verdrag 1993 (hierna: het Verdrag) – welke adoptiebeslissingen van rechtswege worden erkend – dan wel dat sprake is van een voor erkenning vatbare buitenlandse adoptiebeslissing zoals bedoeld in de artikelen 10:108 en 10:109 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Indien sprake is van een voor erkenning vatbare buitenlandse adoptiebeslissing dan komt de rechtbank niet meer toe aan een adoptie naar Nederlands recht.
3.2.
De rechtbank is gebleken dat het verzoek tot het verkrijgen van een beginseltoestemming voor de vrouw is ingediend op 30 mei 2011. Op dat moment was het Verdrag voor zowel Nederland als de Verenigde Staten van Amerika in werking getreden. Gelet hierop beschikt de vrouw over een verklaring in de zin van artikel 23 van het Verdrag en is de buitenlandse adoptiebeslissing ten aanzien van de vrouw reeds van rechtswege erkend in Nederland.
3.3.
De buitenlandse adoptiebeslissing is ten aanzien van de man niet vatbaar voor erkenning in Nederland, noch van rechtswege noch op grond van artikel 10:109 BW. Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende. De beginseltoestemming van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie is alleen aan de vrouw verleend. Artikel 2 van de Wobka (Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie) verbiedt het opnemen van een buitenlands kind zonder voorafgaande beginseltoestemming. Ingevolge artikel 10:109 lid 1 sub a BW wordt een buitenlandse adoptiebeslissing alleen erkend indien de bepalingen van de Wobka in acht zijn genomen. Hieruit volgt dat ten aanzien van de man niet is voldaan aan deze voorwaarde voor erkenning van de buitenlandse adoptiebeslissing.
De rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken op grond van de jurisprudentie. In de door mr. Braun aangehaalde jurisprudentie wordt overwogen dat uit de toelichting op het Haags Adoptieverdrag af te leiden is dat, ingeval niet aan alle vereisten van het Verdrag is voldaan, aan de rechter wordt overgelaten of hij een adoptie niettemin voor erkenning in aanmerking wil laten komen, waarbij uiteindelijk het belang van het kind bepalend is. De rechtbank overweegt dat in de aangehaalde jurisprudentie sprake is van zogenoemde binnenlandse adopties, welke procedures niet vergelijkbaar zijn met deze zaak.
3.4.
De rechtbank is gebleken dat de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Amersfoort de man reeds heeft geregistreerd als juridisch vader van de minderjarige, aangezien de buitenlandse adoptiebeslissing en de verklaring in de zin van artikel 23 van het Verdrag niet alleen betrekking hebben op de vrouw, maar tevens op de man. De gemeente Amersfoort heeft voorafgaand aan deze registratie inlichtingen ingewonnen bij het adviesbureau van de Nederlandse Vereniging Van Burgerzaken.
Zoals hiervoor onder 3.3. is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de buitenlandse adoptie en de verklaring in de zin van artikel 23 van het Verdrag ten onrechte betrekking hebben op de man, aangezien de man niet over de vereiste beginseltoestemming beschikt. Dit is strijdig met de Nederlandse openbare orde, aldus ook de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag. Naar het oordeel van de rechtbank is de man thans nog geen juridisch ouder van de minderjarige, ondanks de registratie in de Basisregistratie Personen (BRP).
Adoptie naar Nederlands recht
3.5.
Nu de buitenlandse adoptiebeslissing naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de man niet vatbaar is voor erkenning in Nederland, komt de rechtbank toe aan het subsidiaire verzoek om de adoptie van de minderjarige door de man naar Nederlands recht uit te spreken.
3.6.
Uit de overgelegde stukken is gebleken dat de biologische moeder heeft ingestemd met de adoptie van de minderjarige. De rechtbank gaat ervan uit dat de belangen van de biologische moeder hierbij voldoende zijn behartigd.
3.7.
De rechtbank is van oordeel, gelet op de overgelegde stukken en het rapport van de Raad van 20 december 2015, dat er geen bezwaren bestaan tegen de verzochte adoptie naar Nederlands recht. De adoptie wordt in het kennelijke belang van de minderjarige geacht en ook overigens is voldaan aan de voorwaarden welke zijn gesteld in de artikelen 1:227 en 1:228 BW. Dit verzoek van de man wordt dan ook toegewezen.
Naam
3.8.
Bij de adoptiebeslissing is de naam van de minderjarige, naar het recht van New Jersey, de Verenigde Staten van Amerika, gewijzigd in:
[gewijzigde naam minderjarige]. Deze naamswijziging komt op grond van artikel 10:24 BW voor erkenning in aanmerking.
3.9.
De man heeft (met instemming van de vrouw) voornaamswijziging van de minderjarige verzocht, in die zin dat de minderjarige de voornamen
[voornaamswijziging van minderjarige]zal dragen. Op het verzoek tot voornaamswijziging is Nederlands recht van toepassing, op grond van de artikelen 10:20 jo. 1:4 BW. De rechtbank zal dit verzoek als op de wet gegrond toewijzen.
Geboortegegevens
3.10.
De man heeft (met instemming van de vrouw) verzocht de geboortegegevens van de minderjarige vast te stellen, aangezien het overgelegde Certification of Birth niet voor inschrijving in de registers van de burgerlijke stand vatbaar is. De rechtbank zal de geboortegegevens van de minderjarige, op grond van artikel 1:25c lid 1 en lid 3 BW, voor zoveel mogelijk vaststellen zoals hierna staat vermeld. De rechtbank gaat daarbij uit van het Certification of Birth, de beslissingen van 28 juni 2011 en 12 juni 2012 van de Superior Court of New Jersey en het advies van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
spreekt uit de adoptie naar Nederlands recht van
de minderjarige van het mannelijk geslacht, genaamd:
[gewijzigde naam minderjarige], geboren op [2011] te [geboorteplaats] , Delaware County, de Verenigde Staten van Amerika, door:
[verzoeker], geboren op [1970] te [geboorteplaats] ,
4.2.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen,
4.3.
stelt als geboortegegevens van de minderjarige vast:
- plaats van geboorte : [geboorteplaats] , Delaware County,
de Verenigde Staten van Amerika
- datum van geboorte : [2011]
- geslacht : mannelijk
- geslachtsnaam : [geslachtsnaam minderjarige]
- voornaam : -
en gelast de inschrijving daarvan in het register van geboorten van de gemeente Den Haag,
4.4.
erkent de beslissing van de autoriteit te New Jersey, de Verenigde Staten van Amerika, waarbij de naam van de minderjarige is gewijzigd in:
[gewijzigde naam minderjarige],
4.5.
gelast de voornaamswijziging van de minderjarige in:
[voornaamswijziging van minderjarige], zodat de minderjarige zal zijn geheten:
[uiteindelijke naam minderjarige],
4.6.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.P.H.M. Severeijns, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. A. Verouden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 september 2016.