ECLI:NL:RBMNE:2016:4826
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in verkrachtingszaak door gebrek aan bewijs
Op 2 september 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man uit Almere, die werd beschuldigd van verkrachting van zijn ex-vrouw. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, omdat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen te ondersteunen. De zaak betrof een periode van 1993 tot en met 2006, waarin de vrouw aangaf dat zij door de man was verkracht. De rechtbank oordeelde dat een aangifte alleen niet voldoende is voor een veroordeling; er moet aanvullend bewijs zijn dat de verklaring van het slachtoffer ondersteunt.
In deze zaak was er een aangifte van de vrouw, een getuigenverklaring en informatie van de huisarts, maar deze elementen werden niet als voldoende steunbewijs beschouwd. De getuigenverklaring was gebaseerd op wat de vrouw had verteld, en de informatie van de huisarts was niet overtuigend genoeg om de beschuldigingen te staven. De rechtbank concludeerde dat het letsel dat in 1998 door de huisarts was geconstateerd, ook op andere manieren kon zijn ontstaan en dus niet als bewijs kon dienen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte schuldig werd bevonden, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig bewijs was om tot een veroordeling te komen. De verdachte werd uiteindelijk vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, en de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken.