ECLI:NL:RBMNE:2016:4935

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 september 2016
Publicatiedatum
9 september 2016
Zaaknummer
16.659080-16; 16.701347-13 (tul) (P
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man en een vrouw voor oplichting en diefstal van bejaarde vrouwen

Op 9 september 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man en een vrouw, die zich schuldig hebben gemaakt aan oplichting en diefstal van (hoog) bejaarde alleenstaande vrouwen in Nederland in de jaren 2015 en 2016. De verdachten deden zich voor als collectanten voor een stichting voor gehandicapte kinderen en wisten op deze manier de woningen van hun slachtoffers binnen te komen. Eenmaal binnen maakten zij misbruik van het vertrouwen van de slachtoffers door waardevolle spullen te stelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachten op een schandelijke manier hebben gehandeld en dat zij schadevergoedingen aan de slachtoffers moeten betalen. De man en de vrouw zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2,5 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met meerdere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten zich in de proeftijd aan deze voorwaarden moeten houden, anders moeten zij alsnog de voorwaardelijke straf uitzitten. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die zij hebben veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.659080-16; 16.701347-13 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 september 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1994] te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende Forensisch centrum Teylingereind te Sassenheim.

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting van 10 mei 2016, 2 augustus 2016 en 26 augustus 2016, op welke laatstgenoemde datum de inhoudelijke behandeling van de strafzaak heeft plaatsgevonden, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P. van der Geest, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. Leepel en van datgene wat door de raadsvrouw en door verdachte naar voren is gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer:
Feit 1: dat verdachte zich op 28 oktober 2015 te Bussum ( [adres 1] ) tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal van sieraden uit een woning.
Feit 2: dat verdachte zich op 28 oktober 2015 te Bussum ( [adres 2] ) tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal van sieraden uit een woning.
Feit 3: dat verdachte zich op 13 november 2015 te Groningen tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal van sieraden uit een woning.
Feit 4: dat verdachte zich op meerdere tijdstippen in de periode van 5 oktober 2015 tot en met 26 januari 2016 in diverse plaatsen in Nederland tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan in totaal 21 diefstallen uit woningen, waarbij sieraden, een sieradendoos en geldbedragen zijn weggenomen.
Feit 5: dat verdachte zich op meerdere tijdstippen in de periode van 8 oktober 2015 tot en met 24 januari 2016 in diverse plaatsen in Nederland tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan in totaal 15 gevallen van oplichting, door middel van collecteren en kaartenverkoop voor een goed doel, terwijl verdachte en/of medeverdachte nimmer de bedoeling had(den) het geld af te staan aan het goede doel.
In de tenlastelegging worden de hiervoor genoemde diefstallen en gevallen van oplichting gekenmerkt door een zaaknummer. De rechtbank houdt in dit vonnis deze zaaknummers aan.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 4 en feit 5 als zaak 21 en zaak 25 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend te bewijzen en vordert dat verdachte daarvan wordt vrijgesproken. De officier van justitie acht het onder feit 1, feit 2, feit 3 en (het overige) onder feit 4 en feit 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Zij heeft voornoemde standpunten nader verwoord in het ter terechtzitting overgelegde requisitoir.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het onder feit 4 als zaak 7, zaak 9, zaak 11, zaak 19, zaak 21, zaak 24 en zaak 25 heeft de verdediging een (partiële) vrijspraak bepleit. Ten aanzien van het onder feit 5 als zaak 5, zaak 7, zaak 9, zaak 21, zaak 24 en zaak 25 ten laste gelegde heeft de verdediging eveneens een (partiële) vrijspraak bepleit. Voor het overige ten aanzien van feit 4 en feit 5 ten laste gelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank .
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359 lid 3, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaringen hebben geleid, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd [2] ;
- de aangifte van [A] (namens [B] ) [3] (feit 1);
- de aangifte van [C] [4] (feit 2);
- de aangifte van [D] [5] (feit 3).
Ten aanzien van feit 4 voor zover ten laste gelegd als zaak 4, zaak 6, zaak 8, zaak 10, zaak 12, zaak 13, zaak 14, zaak 15, zaak 16, zaak 17, zaak 20, zaak 22, zaak 26 en zaak 27
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359 lid 3, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaringen hebben geleid, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd [6] ;
- de aangifte van [E] [7] (zaak 4);
- de aangifte van [F] [8] (zaak 6);
- de aangifte van [G] [9] (zaak 8);
- de aangifte van [H] [10] (zaak 10);
- de aangifte van [I] [11] (zaak 12);
- de aangifte van [J] [12] (zaak 13);
- de aangifte van [K] [13] (zaak 14);
- de aangifte van [L] [14] (zaak 15);
- de aangifte van [M] [15] (zaak 16);
- de aangifte van [N] (namens [O] ) [16] (zaak 17);
- de aangifte van [P] [17] (zaak 20);
- de aangifte van [Q] [18] (zaak 22);
- de aangifte van [R] [19] (zaak 26);
- de aangifte van [S] [20] (zaak 27).
Ten aanzien van feit 5 voor zover ten laste gelegd als zaak 2, zaak 3, zaak 6, zaak 12, zaak 14, zaak 15, zaak 23 en zaak 27
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd [21] ;
- de aangifte van [C] [22] (zaak 2);
- de aangifte van [D] [23] (zaak 3);
- de aangifte van [F] [24] (zaak 6);
- de aangifte van [I] [25] (zaak 12);
- de aangifte van [K] [26] (zaak 14);
- de aangifte van [L] [27] (zaak 15);
- de aangifte van [T] [28] (zaak 23);
- de aangifte van [R] [29] (zaak 26);
- de aangifte van [S] [30] (zaak 27).
Modus operandi
De rechtbank merkt in het algemeen op dat sprake lijkt te zijn van een vast patroon in de werkwijze van verdachte en medeverdachte(n). Deze werkwijze houdt kort gezegd in dat de verdachte en/of een medeverdachte steeds onder valse voorwendselen de woning van bejaarde vrouwen zijn binnengegaan. Er wordt aangebeld bij een woning waarna verdachte en medeverdachte collecteren met een collectebus dan wel proberen kaarten te verkopen waarvan de opbrengst zouden toekomen aan stichting ‘het gehandicapte kind’. Voorts vraagt verdachte of medeverdachte of het mogelijk is gebruik te maken van het toilet dan wel een glaasje water te krijgen, waarna de woning wordt betreden. Uit de verklaringen van verdachte en medeverdachte blijkt dat steeds één van hen een praatje maakte met het slachtoffer, zodat de ander op zoek kon gaan goederen van waarde.
Ten aanzien van het onder feit 5 als zaak 5 ten laste gelegde
[U] heeft op 9 maart 2016 aangifte gedaan van een oplichting die ongeveer vier weken daarvoor heeft plaatsgevonden bij de woning aan [adres 3] te Westervoort. Er stonden een man en een vrouw aan de deur die kaarten verkochten voor arme kinderen. Aangeefster heeft kaarten gekocht. [31]
Het aangetroffen vingerspoor op het folie van de kaarten is van verdachte. [32]
Verdachte heeft in het algemeen verklaard dat de opbrengst van de kaartenverkoop door hem en medeverdachte werd verdeeld. [33]
Verdachte heeft verklaard dat de kaarten in de auto worden klaargemaakt voor verkoop. Verdachte heeft verklaard dat hij ten tijde van het plegen van het feit in de auto is gebleven, maar dat het idee van hen allemaal afkomstig was. [34]
Bewijsoverweging
Verdachte heeft verklaard niet aan de deur te zijn geweest, maar in de auto te hebben gezeten. Ook als die verklaring wordt gevolgd, dan reikt zijn betrokkenheid verder dan medeplichtigheid, nu verdachte heeft verklaard dat het plan bij alle drie personen is ontstaan en aannemelijk is dat verdachte de kaarten heeft verpakt in folie. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder feit 4 en feit 5 als zaak 7 ten laste gelegde
[V] heeft aangifte gedaan van diefstal van een gouden schakelarmband en een gouden horloge uit de woning aan de [adres 4] te Giethoorn. De diefstal vond plaats op 12 oktober 2015 omstreeks 15:00 uur. Aangeefster verklaart dat een jongen en een meisje aan de deur kwamen die kaarten verkochten voor ‘het gehandicapte kind’. Aangeefster heeft kaarten van hen gekocht. Het meisje wilde gebruik maken van het toilet. [35]
Uit de historische telecomgegevens blijkt dat de telefoon van verdachte op 12 oktober 2015 om 13:24 uur, 13:43 uur en 13:53 uur een steunzender te Wanneperveen aanstraalt. [36]
Uit de historische telecomgegevens blijkt dat de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] op 12 oktober 2015 om 13:56 uur en 14:41 uur een steunzender aanstraalt te Giethoorn. Om 14:42 uur en om 14:43 straalt de telefoon een steunzender aan te Wanneperveen. De afstand tussen de steunzenders en de plaats delict bedraagt respectievelijk 400 meter en 3300 meter. [37]
Verdachte heeft in het algemeen verklaard dat de opbrengst van de collecte en de kaartenverkoop door hem en medeverdachte werd verdeeld. [38]
Bewijsoverweging
Anders dan de verdediging is de rechtbank op grond van voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde. De rechtbank neemt daarbij in de eerste plaats in acht dat verdachte en medeverdachte blijkens de historische telecomgegevens in de omgeving van de plaats delict waren op het tijdstip dat de feiten zijn gepleegd en dat zij hiervoor geen andere verklaring hebben gegeven, dan dat zij niet in Giethoorn zijn geweest. Daarnaast constateert de rechtbank dat de toegepaste handelswijze in deze zaak overeenstemt met de hiervoor beschreven modus operandi.
Ten aanzien van het onder feit 4 en feit 5 als zaak 9 ten laste gelegde
[W] heeft aangifte gedaan van diefstal van gouden sieraden uit de woning aan de [adres 5] te Zwaag. De diefstal heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2015. Aangeefster heeft verklaard dat er een jongen en een meisje kaarten verkochten voor gehandicapten. Aangeefster heeft kaarten van hen gekocht. [39]
Uit de historische telecomgegevens blijkt dat de telefoon van verdachte op 13 oktober 2015 om 13:29 uur, 13:31 uur 14:15 uur een steunzender te Zwaag aanstraalt. De afstand tussen de steunzender en de plaats delict is ongeveer 450 meter. [40]
Medeverdachte heeft verklaard dat zij deze feiten samen met verdachte heeft begaan. [41]
Bewijsoverweging
De verdachte heeft de feiten ontkend. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft verdachte een vliegticket overgelegd waaruit blijkt dat hij op 15 oktober 2015 vanaf Eindhoven naar Spanje is gevlogen. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat indien de rechtbank mocht aannemen dat de feiten op 13 oktober 2015 hebben plaatsgevonden, dit niet meer valt onder ‘op of omstreeks’, zodat een vrijspraak dient te volgen.
Anders dan de verdediging is de rechtbank op grond van voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde. De rechtbank neemt daarbij in de eerste plaats in acht dat verdachte blijkens de historische telecomgegevens in de omgeving van de plaats delict was op 13 oktober 2015. Voor zijn aanwezigheid daar heeft verdachte geen verklaring gegeven. Daarnaast constateert de rechtbank dat de toegepaste handelswijze in deze zaak overeenstemt met de hiervoor beschreven modus operandi. Het standpunt van de raadsvrouw dat 13 oktober 2015 niet valt onder ‘op of omstreeks’ volgt de rechtbank niet aangezien een periode is ten laste gelegd waarbinnen de datum van 13 oktober 2015 valt.
Ten aanzien van het onder feit 4 als zaak 11 ten laste gelegde
[X] heeft aangifte gedaan van diefstal van een gouden ketting uit de woning aan het [adres 6] te Waddinxveen. De diefstal heeft plaatsgevonden op 18 november 2015. [42]
Verdachte heeft verklaard dat medeverdachte het feit met een derde persoon heeft gepleegd en dat hijzelf in de auto wachtte en heeft meegedeeld in de opbrengt. [43]
Bewijsoverweging
Ondanks het feit dat verdachte bij de feitelijke uitvoering van het feit niet aanwezig is geweest, reikt zijn betrokkenheid verder dan medeplichtigheid. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte zich op 18 november 2015 schuldig heeft gemaakt aan twee diefstallen en een oplichting op het [adres 7] en [adres 8] , verdachte wist dat medeverdachte met deze derde een diefstal zou gaan plegen en verdachte heeft meegedeeld in de dagopbrengst. De rechtbank acht daarom op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met anderen heeft begaan.
Ten aanzien van het onder feit 4 als zaak 19 ten laste gelegde
[Y] heeft aangifte van diefstal van twee gouden kettingen en twee gouden armbanden uit de woning aan de [adres 9] te Zwolle. De diefstal heeft plaatsgevonden op 12 januari 2016. [44]
Verdachte heeft verklaard dat medeverdachte het feit met een derde persoon heeft gepleegd en dat hijzelf in de auto wachtte. [45]
Bewijsoverweging
Ondanks het feit dat verdachte bij de feitelijke uitvoering van het feit niet aanwezig is geweest, reikt zijn betrokkenheid verder dan medeplichtigheid. De verklaring van verdachte dat hij dacht dat medeverdachte en de derde persoon slechts kaarten zouden verkopen en dat hij niet wist dat zij een diefstal wilden plegen acht de rechtbank onaannemelijk. Immers, verdachte heeft zich reeds voor deze datum meerdere keren schuldig gemaakt aan diefstallen door middel van dezelfde werkwijze. Daarnaast is gebleken dat verdachte ook meedeelde in de opbrengst in gevallen waarin hij in de auto wachtte, zodat onaannemelijk is dat verdachte in dit geval niet in de opbrengst zou delen. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met anderen heeft begaan.
Vrijspraak van het onder feit 4 en/of feit 5 als zaak 21 , zaak 24 en zaak 25 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.hij opof omstreeks28 oktober 2015 te Bussum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een anderof anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een (aanleun)woning (gelegen aan de [adres 1] ) heeft weggenomen een(grote)hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan[A] en/of[B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
2.hij opof omstreeks28 oktober 2015 te Bussum, althans in het arrondissement Midden-Nederland,tezamen en in vereniging met een anderof anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een (aanleun)woning (gelegen aan de [adres 2] ) heeft weggenomen een(grote)hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
3.hij opof omstreeks13 november 2015 te Groningen,althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een anderof anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een (aanleun)woning (gelegen aan de [adres 10] ) heeft weggenomen een(grote)hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [D] ,in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
4.hij opéén of meertijdstippen inof omstreeksde periode van 5 oktober 2015 tot en met 26 januari 2016 te Zeist, Duiven, Giethoorn, Haarlem, Zwaag, Veenendaal, Waddinxveen, Loosdrecht, Hellevoetsluis, IJsselstein, Zwolle, Amersfoort, Houten, Amsterdam, Nijmegen, Almelo en/of Westervoort, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit meerdere woningen, gelegen aan-de [adres 11] te Zeist (zaak 4),-het [adres 12] te Duiven (zaak 6),-de [adres 4] te Giethoorn (zaak 7),-het [adres 13] te Haarlem (zaak 8),-de [adres 5] te Zwaag (zaak 9),-de [adres 14] te Veenendaal (zaak 10),-het [adres 6] te Waddinxveen (zaak 11),-het [adres 8] te Waddinxveen (zaak 12),-het [adres 7] te Waddinxveen (zaak 13),-de [adres 15] te Loosdrecht (zaak 14),-de [adres 16] te Loosdrecht (zaak 15),-de [adres 17] te Hellevoetsluis (zaak 16),-de [adres 18] te IJsselstein (zaak 17),
-de [adres 9] te Zwolle (zaak 19)-het [adres 19] te Amersfoort (zaak 20),-het [adres 20] te Houten (zaak 21),-de [adres 21] te Amsterdam (zaak 22),-de [adres 22] te Nijmegen (zaak 24),-de [adres 23] te Almelo (zaak 26) en/of-het [adres 24] te Westervoort (zaak 27)heeft weggenomen-ongeveer 300 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [E] (zaak 4),-ongeveer 15(gouden) ringen, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [F] (zaak 6),-een (gouden) armband en/ofeen (gouden) horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [V] (zaak 7),-een(grote)hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [G] (zaak 8),-een(grote)hoeveelheid sieraden,in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [W] (zaak 9),-een (gouden) ketting, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [H] (zaak 10)-een (gouden) ketting, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [X] (zaak 11),-een (gouden) oorbel en/oftwee kettingen, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [I] (zaak 12),-twee (gouden) kettinkjes, in elk geval enig goed geheel of ten deletoebehorende aan [J] (zaak 13)-drie(gouden) sieraden, in elk geval enig goed geheel of ten deletoebehorende aan [K] (zaak 14)-een (gouden) horloge, in elk geval enig goed geheel of ten deletoebehorende aan [Z] (zaak 15),-een(grote)hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed geheel of ten deletoebehorende aan [M] (zaak 16)-een(grote)hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed geheel of ten deletoebehorende aan [N] (zaak 17),-een (gouden) ketting en twee (gouden) armbanden, in elk geval enig goed geheel of ten deletoebehorende aan [Y] (zaak 19)-een(grote)hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [P] (zaak 20),-vier ringen en/of een ketting, in elk geval enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [R] (zaak 21),-een(grote)hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [Q] (zaak 22),-een (grote) hoeveelheid sieraden, vier zilveren guldens, drie zilveren rijksdaalders en ongeveer 75 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [D1] (zaak 24),-ongeveer 220 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [A1] (zaak 26) en-een sieradendoos en/ofeen(grote)hoeveelheid sieraden, geheel of ten deletoebehorende aan [S] (zaak 27),in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader;
5.hij opéén of meertijdstippen inof omstreeksde periode van 8 oktober 2015 tot en met 24 januari 2016 te Bussum, Groningen, Westervoort, Duiven, Giethoorn, Zwaag, Waddinxveen, Loosdrecht, Houten, Noordwijk en/of Nijmegen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een anderof anderen, althans alleen,(telkens) met het oogmerk om zich en/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen vaneen valse naam en/of vaneen valse hoedanigheid en/ofdoor een of meer listige kunstgrepen en/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels,- [C] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 5 euro, in elk geval van enig goed(zaak 2),- [D] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 3 euro, in elk geval van enig goed(zaak 3),- [U] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 4 euro, in elk geval van enig goed (zaak 5),- [F] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 5 euro, in elk geval enig goed(zaak 6),- [V] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed(zaak 7),- [W] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed(zaak 9),- [I] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed(zaak 12),- [K] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed(zaak 14),- [L] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed(zaak 15),- [R] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 10 euro, in elk geval enig goed (zaak 21),- [T] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 5 euro, in elk geval enig goed(zaak 23),-mevrouw [B1] en/of [C1] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 50 eurocent, in elk geval enig goed (zaak 23),[D1] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 2 euro, in elk geval enig goed (zaak 24),[D2] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 2 euro in elk geval enig goed (zaak 25),- [S] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 5 euro, in elk geval enig goed(zaak 27),hebbende verdachte en/ofzijn mededader toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/oflistiglijk en/ofbedrieglijk en/ofin strijd met de waarheid-(telkens) kaarten verkocht en/of geld ingezameld/gecollecteerd voor het goede doel (te weten arme kinderen en/of het gehandicapte kind) en/of-(telkens) zich voorgedaan als collectant/verkoper van en/of gemachtigd namens het goede doel (te weten arme kinderen en/of het gehandicapte kind) (terwijl hij en/ofzijn medeverdachte nimmer de bedoeling hadden om het geld af te staan aan het voornoemde goede doel) en/of-(telkens) het geld niet afgestaan aan het voornoemde goede doel en/of-(telkens) het geld voor eigen gebruik aangewend, waardoor naam die [C] , [D] , [U] , [F] , [V] , [W] , [I] , [K] , [L] , [R] , [T] , [B1] , [C1] , [D1] ,[D2]en/of[S] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.KWALIFICATIE

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 4:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 5:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een behandelverplichting, een contactverbod met medeverdachte en dagbesteding met een proeftijd van 3 jaar. De officier van justitie heeft gevorderd de gevangenneming voor feit 4 en feit 5 te bevelen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van een op te leggen straf verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de inhoud van het rapport van de psychiater en het reclasseringsadvies. De verdediging heeft verzocht om aan verdachte met toepassing van het adolescentenstrafrecht 12 maanden jeugddetentie op te leggen, waarvan 4,5 maand voorwaardelijk met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en dat deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte en medeverdachte hebben zich meermalen schuldig gemaakt aan de oplichting van en de diefstal uit woningen van (hoog)bejaarde vrouwen door middel van een doortrapte vorm van misleiding. Verdachte en medeverdachte hebben zich telkens voorgedaan als collectanten van een stichting ten behoeve van gehandicapte kinderen. Zij collecteerden met een collectebus en/of verkochten kaarten, waarvan de opbrengst eveneens naar de stichting zou gaan. Vervolgens vroegen zij of zij gebruik mochten maken van het toilet of vroegen zij om een glaasje water, zodat zij de woningen konden betreden. Uit de verklaringen van verdachte en medeverdachte blijkt dat steeds één van hen een praatje maakte met het slachtoffer, zodat de ander op zoek kon gaan naar goederen van waarde. Verdachte en medeverdachte spraken met elkaar in codetaal, zodat zij van elkaar wisten of er waardevolle goederen waren buitgemaakt. Daarna verlieten zij de woningen.
Er is steeds aangebeld bij bejaarde, alleenstaande vrouwen. Door zo te handelen heeft verdachte het vertrouwen in de medemens en het gevoel van veiligheid dat een ieder in en rond zijn huis behoort te hebben bij de aangeefsters geschaad. Dat geldt temeer voor bejaarde mensen, die extra kwetsbaar zijn voor manipulatie. Dit zijn op zichzelf reeds ernstige feiten die naast financiële schade vaak veel overlast en gevoelens van onmacht en onveiligheid bij de gedupeerden teweegbrengen. Daarbij komt dat verdachte en medeverdachte bij het plegen van deze feiten kennelijk doelbewust, stelselmatig en op doordachte wijze oudere vrouwen, behorend tot een bijzonder kwetsbare doelgroep, als slachtoffer hebben uitgekozen uit financieel gewin, zonder zich te bekommeren over de uitwerking van het handelen op juist deze slachtoffers. Verdachte en zijn medeverdachte hebben op een schandelijke manier misbruik gemaakt van het vertrouwen van de slachtoffers en zijn er niet voor teruggedeinsd goederen, veelal sieraden, weg te nemen, die voor slachtoffers een grote emotionele waarde hadden.
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte acht geslagen op een op haar naam gesteld uittreksel justitiële documentatie d.d. 23 mei 2016.
De rechtbank houdt rekening met het Pro Justitia rapport Monodisciplinair psychiatrisch onderzoek d.d. 14 augustus 2016, opgesteld door drs. B.G.J. Gunnewijk, kinder- en jeugdpsychiater, NRGD geregistreerd psychiater.
De psychiater heeft geconcludeerd dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van ADHD-NAO en een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van zwakbegaafdheid en antisociale persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale kenmerken. Er bestaan daarbij problemen in de relatie tussen hem en zijn ouders, waarbij hij nog sterkt leunt op de zorg van zijn ouders. Deze stoornissen zijn continu van aard en waren derhalve ook aanwezig tijde van het ten laste gelegde. De ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens waren niet van invloed op de keuzevrijheid ten tijde van de hem ten laste gelegde serie diefstallen. Hieruit volgt dat er ook geen invloed van deze stoornissen is aan te geven op zijn handelen ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Nu er geen doorwerking van zijn stoornissen is aan te geven, wordt geconcludeerd dat er onvoldoende aanwijzingen zijn om verdachte in een verminderde mate dan wel in het geheel niet toe te rekenen. Door zijn zwakbegaafdheid en zijn persoonlijkheidsstoornis is er minder remming om te komen tot negatieve gedragingen en is hij er vatbaarder voor, maar hij kan wel in staat worden geacht hiervan af te zien.
De rechtbank neemt bovengenoemde conclusie van de deskundige over en maakt deze tot de hare. De rechtbank acht verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde toerekeningsvatbaar.
De psychiater heeft geadviseerd het adolescentenstrafrecht toe te passen. Verdachte heeft geen langdurige justitiële voorgeschiedenis en langdurige beveiliging van de samenleving is niet nodig en hij is niet ingebed in een crimineel milieu. De psychiater heeft ten aanzien van een op te leggen straf behandeling en begeleiding bij Altrecht, of een vergelijkbare instelling voor ambulante forensische zorg, geadviseerd. Steun en sturing dient vooral geboden te worden in het vinden van een goede dagbesteding en het toewerken naar meer zelfstandigheid, mogelijk binnen een begeleidende woonvorm, maar vooral het nemen van eigen verantwoordelijkheid voor zijn doen en laten. In verband met het iets verhoogde recidiverisico wordt geadviseerd om verdachte binnen een voorwaardelijk strafdeel een reclasseringscontact op te leggen om voldoende toezicht op zijn functioneren te houden, waarbinnen ook de begeleiding binnen Altrecht of een vergelijkbare instelling voor ambulante forensische zorg vorm gegeven kan worden.
De reclassering heeft op basis van het Wegingskader Adolescentenstrafrecht geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen. Gezien zijn leeftijd acht de reclassering begeleiding door de volwassenreclassering (met outreachende JongVolwassenen-methodiek en de LVB-specialisten) het best passend. De reclassering heeft ten aanzien van een op te leggen straf geadviseerd een (gedeeltelijk) voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een behandelverplichting bij Barentz of een soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg, een contactverbod met medeverdachte en de verplichting om te beschikken over een zinvolle dagbesteding in de vorm van (vrijwilligers)werk of scholing. De reclassering adviseert deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Met betrekking tot de toepassing van het adolescentestrafrecht overweegt de rechtbank als volgt. Psychiater Gunnewijk adviseert om adolescentenstrafrecht toe te passen. Volgens haar kan verdachte, die al enige tijd in een jeugdinrichting verblijft, op basis van zijn zwakbegaafdheid en zijn beperkte sociale inzicht profiteren van pedagogische begeleiding. Daarnaast is hij nog ingebed in het gezin van herkomst en is continuering van de systematische aanpak zinvol. De reclassering onderbouwt haar advies tot toepassing van het jeugdstrafrecht door te wijzen op de zwakbegaafdheid en beïnvloedbaarheid van verdachte, zijn beperkte zelfstandigheid en de steun die hij krijgt van zijn ouders. De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht dit advies over te nemen, maar de officier van justitie is van mening dat de rechtbank het volwassenenstrafrecht moet toepassen. De rechtbank volgt de officier van justitie. Ondanks de geconstateerde zwakbegaafdheid en beïnvloedbaarheid heeft verdachte uit eigen wil met de medeverdachte samengewerkt bij het plegen van de bewezen verklaarde feiten en daartoe naar eigen zeggen ook initiatieven genomen. Verdachte die inmiddels 22 jaar oud is, zal na detentie weliswaar eerst terugkeren naar zijn ouders, maar zal daarna toch elders (al dan niet begeleid) moeten gaan wonen. Hij volgt geen opleiding meer, doch wenst na detentie (vrijwilligers)werk te doen. De reclassering acht begeleiding door de volwassenreclassering passend. Ten slotte werd in eerdere strafzaak tegen verdachte reeds het strafrecht voor volwassenen toegepast. Samenvattend vindt dat rechtbank dat er weliswaar enige aanknopingspunten zijn voor het toepassen van het adolescentenstrafrecht, maar dat deze niet doorslaggevend zijn. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen grond in de persoonlijkheid van de verdachte noch in de omstandigheden waaronder de bewezen verklaarde feiten zijn begaan om het adolescentenstrafecht toe te passen. Het voortzetten van een behandeling, waarbij ook zijn ouders betrokken zijn noch het verblijf tot heden in een jeugdinrichting doen daaraan af.
De door de deskundige en de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden zal de rechtbank wel overnemen.
De rechtbank is van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van de bewezen en strafbaar verklaarde feiten door een lichtere strafrechtelijke afdoening miskend zouden worden. Daarnaast zal een aanzienlijk deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk worden opgelegd, zodat verdachte ervan wordt weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen en om de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd mogelijk te maken. Anders dan de officier van justitie, ziet de rechtbank geen aanleiding een proeftijd van 3 jaar te verbinden aan het voorwaardelijke strafdeel.
De rechtbank wijst de vordering tot gevangenneming af, nu de gevangenneming slechts kan worden bevolen ten aanzien van een verdachte die zich niet reeds in voorlopige hechtenis bevindt.
9A DE BENADEELDE PARTIJ [V]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [V] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 4 als zaak 7 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 2.750,00, bestaande uit materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [V] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder feit 4 als zaak 7 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 2.750,00, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar. Ook de gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
9B DE BENADEELDE PARTIJ [W]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [W] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 4 en feit 5 als zaak 9 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 2.690,00, bestaande uit
€ 500,00 immateriële schade en € 2.190,00 materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [W] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder feit 4 als zaak 9 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 2.190,00 vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar. Ook de gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen.
De vordering van de benadeelde partij dient voor het meerdere, te weten voor zover de vordering ziet op immateriële schade, als onvoldoende onderbouwd, te worden afgewezen. De rechtbank kan het karakter van de psychische schade niet vaststellen en daarmee niet of deze schade voor vergoeding door verdachte in aanmerking komt.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
9C DE BENADEELDE PARTIJ [H]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [H] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 4 als zaak 10 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 100,00, bestaande uit materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [H] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder feit 4 als zaak 10 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 100,00, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar. Ook de gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
9D DE BENADEELDE PARTIJ [I]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [I] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 4 als zaak 12 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 500,00, bestaande uit materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [I] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder feit 4 als zaak 12 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar. Ook de gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
9E DE BENADEELDE PARTIJ [K]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [K] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 4 als zaak 14 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 2.000,00, bestaande uit materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, nu de vordering onduidelijk is en dit een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [K] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder feit 4 als zaak 14 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 2.000,00, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar. Ook de gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Onduidelijkheid over de vraag of de verzekeringsmaatschappij een uitkering zal doen staat niet in de weg aan de mogelijkheid voor de benadeelde partij om thans in het strafgeding schadevergoeding te vorderen.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Ten aanzien van de vordering van [V] , [W] en [K] heeft de verdediging verzocht de vervangende hechtenis te matigen in verband met de draagkracht van verdachte.
De rechtbank ziet geen aanleiding de vervangende hechtenis behorend bij de schadevergoedingsmaatregel te matigen. Het enkele feit dat verdachte in de toekomst niet in staat zal zijn voldoende verdiencapaciteit te bereiken is niet toereikend om af te zien van oplegging van de schadevergoedingsmaatregel dan wel de daarbij behorende vervangende hechtenis. De door de raadsvrouw geschetste omstandigheden zijn niet zo uitzonderlijk dat thans reeds geconcludeerd moet worden dat er geen reële kans is dat verdachte de schade binnen een redelijke termijn zal kunnen vergoeden. De rechtbank ziet derhalve geen aanleiding om de oplegging van vervangende hechtenis achterwege te laten dan wel de duur van de vervangende hechtenis naar beneden bij te stellen.
9F DE BENADEELDE PARTIJ [P]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [P] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 4 als zaak 20 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 300,00, bestaande uit materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [P] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder feit 4 als zaak 20 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 300,00, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar. Ook de gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
9G DE BENADEELDE PARTIJ [D2]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [D2] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 4 en feit 5 als zaak 25 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 1.000,00, bestaande uit
€ 500,00 immateriële schade en € 500,00 materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, gelet op de gevorderde vrijspraak.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak.
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [D2] dient in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard nu de verdachte van het hem onder feit 4 en feit 5 als zaak 25 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.

10.DE VORDERING TENUITVOERLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 16.701.347.13 bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank 28 april 2014 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van een maand..
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering af te wijzen, subsidiair om de tenuitvoerlegging om te zetten in een werkstraf meer subsidiair om deze om te zetten in vervangende jeugddetentie.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
Gelet op het voorgaande en het in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht gestelde acht de rechtbank termen aanwezig de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de politierechter in deze rechtbank bij vonnis d.d. 28 april 2014 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf toe te wijzen.

11.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 24c, 27, 36f, 57, 310, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder feit 4 en feit 5 als zaak 21 en zaak 25 en het onder feit 5 als zaak 5 aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 (zaak 4, zaak 6, zaak 7, zaak 8, zaak 9, zaak 10, zaak 11, zaak 12, zaak 13, zaak 14, zaak 15, zaak 16, zaak 17, zaak 20, zaak 22, zaak 23, zaak 26 en zaak 27) en feit 5 (zaak 2, zaak 3, zaak 6, zaak 7, zaak 9, zaak 12, zaak 14, zaak 15, zaak 21, zaak 23, zaak 24 en zaak 27) laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
12 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende de proeftijd van 2 jaar:
* zich bij onherroepelijk worden van dit vonnis binnen drie dagen na zijn in vrijheidsstelling meldt (in eerste instantie wekelijks) bij Reclassering Nederland op het adres Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht en zich vervolgens bij de reclassering blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en hij zich houdt aan de aanwijzingen die Reclassering Nederland hem geeft;
* meewerkt aan behandeling door Barentsz of een soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met medeverdachte [medeverdachte] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* een dagbesteding zal hebben in overleg met de reclassering in de vorm van (vrijwilligers)werk of scholing;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij [V]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [V] , wonende te Giethoorn, van een bedrag van € 2.750,00 (zegge: tweeduizend zevenhonderdvijftig euro), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 12 oktober 2015, tot die van de voldoening;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 2.750,00 ten behoeve van het slachtoffer [V] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 47 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [V] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [V] , daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
Benadeelde partij [W]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [W] , wonende te Zwaag, van een bedrag van € 2.190,00 (zegge: tweeduizend honderdnegentig euro), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 13 oktober 2015, tot die van de voldoening;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 2.190,00 ten behoeve van het slachtoffer [W] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 31 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [W] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [W] , daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [W] voor wat betreft het meer gevorderde af;
Benadeelde partij [H]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [H] , wonende te Veenendaal, van een bedrag van € 100,00 (zegge: honderd euro), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 14 november 2015, tot die van de voldoening;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 100,00 ten behoeve van het slachtoffer [H] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [H] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [H] , daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
Benadeelde partij [I]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [I] , wonende te Waddinxveen, van een bedrag van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 18 november 2015, tot die van de voldoening;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 500,00 ten behoeve van het slachtoffer [I] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [I] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [I] , daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
Benadeelde partij [K]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [K] , wonende te Loosdrecht, van een bedrag van € 2.000,00 (zegge: twee duizend euro), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 20 november 2015, tot die van de voldoening;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 2.000,00 ten behoeve van het slachtoffer [K] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat, indien de verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [K] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [K] , daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
Benadeelde partij [P]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [P] , wonende te Amersfoort, van een bedrag van € 300,00 (zegge: driehonderd euro), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 13 januari 2016, tot die van de voldoening;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 300,00 ten behoeve van het slachtoffer [P] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [P] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [P] , daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
Benadeelde partij [D2]
- bepaalt dat de benadeelde partij [D2] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van 28 april 2014 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, mrs. H.J. Bos en P.K. Oosterling-van der Maarel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.G.H. Langeweg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 september 2016.
mr. H.J. Bos en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 28 oktober 2015 te Bussum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een (aanleun)woning (gelegen aan de [adres 1] ) heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A] en/of [B] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 28 oktober 2015 te Bussum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een (aanleun)woning (gelegen aan de [adres 2] ) heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [C] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 13 november 2015 te Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een (aanleun)woning (gelegen aan de [adres 10] ) heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [D] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 oktober 2015 tot en met 26 januari 2016 te Zeist, Duiven, Giethoorn, Haarlem, Zwaag, Veenendaal, Waddinxveen, Loosdrecht, Hellevoetsluis, IJsselstein, Zwolle, Amersfoort, Houten, Amsterdam, Nijmegen, Almelo en/of Westervoort, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit meerdere woningen, gelegen aan
-de [adres 11] te Zeist (zaak 4),
-het [adres 12] te Duiven (zaak 6),
-de [adres 4] te Giethoorn (zaak 7),
-het [adres 13] te Haarlem (zaak 8),
-de [adres 5] te Zwaag (zaak 9),
-de [adres 14] te Veenendaal (zaak 10),
-het [adres 6] te Waddinxveen (zaak 11),
-het [adres 8] te Waddinxveen (zaak 12),
-het [adres 7] te Waddinxveen (zaak 13),
-de [adres 15] te Loosdrecht (zaak 14),
-de [adres 16] te Loosdrecht (zaak 15),
-de [adres 17] te Hellevoetsluis (zaak 16),
-de [adres 18] te IJsselstein (zaak 17),
-de [adres 9] te Zwolle (zaak 19)
-het [adres 19] te Amersfoort (zaak 20),
-het [adres 20] te Houten (zaak 21),
-de [adres 21] te Amsterdam (zaak 22),
-de [adres 22] te Nijmegen (zaak 24),
-de [adres 25] te Nijmegen (zaak 25),
-de [adres 23] te Almelo (zaak 26) en/of
-het [adres 24] te Westervoort (zaak 27)
heeft weggenomen
-ongeveer 300 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [E] (zaak 4),
-ongeveer 15 (gouden) ringen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [F] (zaak 6),
-een (gouden) armband en/of een (gouden) horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [V] (zaak 7),
-een (grote) hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [G] (zaak 8),
-een (grote) hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [W] (zaak 9),
-een (gouden) ketting, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [H] (zaak 10),
-een (gouden) ketting, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [X] (zaak 11),
-een (gouden) oorbel en/of twee kettingen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [I] (zaak 12),
-twee (gouden) kettinkjes, in elk geval enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [J] (zaak 13)
-drie (gouden) sieraden, in elk geval enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [K] (zaak 14)
-een (gouden) horloge, in elk geval enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [Z] (zaak 15),
-een (grote) hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [M] (zaak 16)
-een (grote) hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [N] (zaak 17),
-een (gouden) ketting en/of twee (gouden) armbanden, in elk geval enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [Y] (zaak 19)
-een (grote) hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [P] (zaak 20),
-vier ringen en/of een ketting, in elk geval enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [R] (zaak 21),
-een (grote) hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Q] (zaak 22),
-een (grote) hoeveelheid sieraden, vier zilveren guldens, drie zilveren rijksdaalders en/of ongeveer 75 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [D1] (zaak 24),
-een (gouden) kettinkje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [D2] (zaak 25),
-ongeveer 220 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A1] (zaak 26) en/of
-een sieradendoos en/of een (grote) hoeveelheid sieraden, geheel of ten dele toebehorende aan [S] (zaak 27),
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 oktober 2015 tot en met 24 januari 2016 te Bussum, Groningen, Westervoort, Duiven, Giethoorn, Zwaag, Waddinxveen, Loosdrecht, Houten, Noordwijk en/of Nijmegen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [C] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 5 euro, in elk geval van enig goed (zaak 2),
- [D] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 3 euro, in elk geval van enig goed (zaak 3),
- [U] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 4 euro, in elk geval van enig goed (zaak 5),
- [F] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 5 euro, in elk geval enig goed (zaak 6),
- [V] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed (zaak 7),
- [W] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed (zaak 9),
- [I] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed (zaak 12),
- [K] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed (zaak 14),
- [L] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed (zaak 15),
- [R] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 10 euro, in elk geval enig goed (zaak 21),
- [T] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 5 euro, in elk geval enig goed (zaak 23),
-mevrouw [B1] en/of [C1] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 50 eurocent, in elk geval enig goed (zaak 23),
- [D1] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 2 euro, in elk geval enig goed (zaak 24),
- [D2] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 2 euro in elk geval enig goed (zaak 25),
- [S] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 5 euro, in elk geval enig goed (zaak 27),
hebbende verdachte en/of zijn mededader toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
-(telkens) kaarten verkocht en/of geld ingezameld/gecollecteerd voor het goede doel (te weten arme kinderen en/of het gehandicapte kind) en/of
-(telkens) zich voorgedaan als collectant/verkoper van en/of gemachtigd namens het goede doel (te weten arme kinderen en/of het gehandicapte kind) (terwijl zij en/of haar medeverdachte nimmer de bedoeling had om het geld af te staan aan het voornoemde goede doel) en/of
-(telkens) het geld niet afgestaan aan het voornoemde goede doel en/of
-(telkens) het geld voor eigen gebruik aangewend, waardoor naam die [C] , [D] , [U] , [F] , [V] , [W] , [I] , [K] , [L] , [R] , [T] , [B1] , [C1] , [D1] , [D2] en/of [S] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2016026515, doorgenummerd 1 tot en met 538.
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 augustus 2016.
3.Pagina 59.
4.Pagina 89.
5.Pagina 113.
6.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 augustus 2016.
7.Pagina 162.
8.Pagina 195.
9.Pagina 215.
10.Pagina 226.
11.Pagina 243.
12.Pagina 249.
13.Pagina 253.
14.Pagina 257.
15.Pagina 260.
16.Pagina 278.
17.Pagina 315.
18.Pagina 340.
19.Pagina 322.
20.Pagina 331.
21.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 augustus 2016.
22.Pagina 89.
23.Pagina 113.
24.Pagina 195.
25.Pagina 243.
26.Pagina 253.
27.Pagina 257.
28.Pagina 352.
29.Pagina 322.
30.Pagina 331.
31.Pagina 164.
32.Pagina 173.
33.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 augustus 2016.
34.Pagina 450.
35.Pagina 213.
36.Pagina 214B.
37.Pagina 214A.
38.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 augustus 2016.
39.Pagina 218.
40.Pagina 225C.
41.Pagina 500.
42.Pagina 237.
43.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 augustus 2016.
44.Pagina 312 en 313.
45.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 augustus 2016.