ECLI:NL:RBMNE:2016:4936

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 september 2016
Publicatiedatum
9 september 2016
Zaaknummer
16.659081-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor oplichting en diefstal van bejaarde vrouwen door zich voor te doen als collectanten

Op 9 september 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vrouw en een man, die zich schuldig hebben gemaakt aan oplichting en diefstal van (hoog) bejaarde alleenstaande vrouwen in Nederland in de jaren 2015 en 2016. De verdachten deden zich voor als collectanten voor een stichting voor gehandicapte kinderen en wisten op deze manier de woningen van hun slachtoffers binnen te komen. Eenmaal binnen maakten zij misbruik van het vertrouwen van de slachtoffers door waardevolle spullen te stelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachten op een schandelijke manier hebben gehandeld en dat zij schadevergoedingen aan de slachtoffers moeten betalen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor de proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachten, waaronder een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en een persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank achtte de verdachten verminderd toerekeningsvatbaar, maar vond de straf noodzakelijk gezien de ernst van de feiten. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachten hoofdelijk aansprakelijk zijn gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.659081-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 september 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1990] te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in de [verblijfplaats] .

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting van 10 mei 2016, 2 augustus 2016 en 26 augustus 2016, op welke laatstgenoemde datum de inhoudelijke behandeling van de strafzaak heeft plaatsgevonden, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.M.R. van Ginneken, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. Leepel en van datgene wat door de raadsvrouw en door verdachte naar voren is gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer:
Feit 1: dat verdachte zich op 28 oktober 2015 te [woonplaats] ( [adres] ) tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal van sieraden uit een woning.
Feit 2: dat verdachte zich op 28 oktober 2015 te [woonplaats] ( [adres] ) tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal van sieraden uit een woning.
Feit 3: dat verdachte zich op 13 november 2015 te Groningen tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal van sieraden uit een woning.
Feit 4: dat verdachte zich op meerdere tijdstippen in de periode van 5 oktober 2015 tot en met 26 januari 2016 in diverse plaatsen in Nederland tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan in totaal 21 diefstallen uit woningen, waarbij sieraden, een sieradendoos en geldbedragen zijn weggenomen.
Feit 5: dat verdachte zich op meerdere tijdstippen in de periode van 8 oktober 2015 tot en met 24 januari 2016 in diverse plaatsen in Nederland tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan in totaal 15 gevallen van oplichting.
In de tenlastelegging worden de hiervoor genoemde diefstallen en gevallen van oplichting gekenmerkt door een zaaknummer. De rechtbank houdt in dit vonnis deze zaaknummers aan.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 4 en feit 5 als zaak 25 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend te bewijzen en vordert dat verdachte daarvan wordt vrijgesproken. De officier van justitie acht het onder feit 1, feit 2, feit 3 en (het overige) onder feit 4 en feit 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Zij heeft voornoemde standpunten nader verwoord in het ter terechtzitting overgelegde requisitoir.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een vrijspraak bepleit van het onder feit 4 en feit 5 als zaak 7, zaak 24 en zaak 25 ten laste gelegde. De verdediging heeft een partiële vrijspraak bepleit van het onder feit 4 als zaak 6, zaak 14, zaak 15, zaak 20, zaak 21 en zaak 26 ten laste gelegde. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder feit 1, feit 2, feit 3 ten laste gelegde en de overige onder feit 4 en feit 5 ten laste gelegde zaken.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359 lid 3, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaringen hebben geleid, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd [2] ;
- de aangifte van [A] (namens [B] ) [3] (feit 1);
- de aangifte van [C] [4] (feit 2);
- de aangifte van [P] [5] (feit 3).
Ten aanzien van feit 4 voor zover ten laste gelegd als zaak 4, zaak 8, zaak 9, zaak 10, zaak 11, zaak 12, zaak 13, zaak 16, zaak 17, zaak 19, zaak 22 en zaak 27
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359 lid 3, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaringen hebben geleid, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd [6] ;
- de aangifte van [D] (zaak 4);
- de aangifte van [E] [7] (zaak 8);
- de aangifte van [F] [8] (zaak 9);
- de aangifte van [G] [9] (zaak 10);
- de aangifte van [H] [10] (zaak 11);
- de aangifte van [I] [11] (zaak 12);
- de aangifte van [J] [12] (zaak 13);
- de aangifte van [K] [13] (zaak 16);
- de aangifte van [L] (namens [D1] ) [14] (zaak 17);
- de aangifte van [M] [15] (zaak 19);
- de aangifte van [N] [16] (zaak 22);
- de aangifte van [O] [17] (zaak 27).
Ten aanzien van feit 5 voor zover ten laste gelegd als zaak 2, zaak 3, zaak 5, zaak 6, zaak 9, zaak 12, zaak 14, zaak 15, zaak 21, zaak 23 en zaak 27
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd [18] ;
- de aangifte van [C] [19] (zaak 2);
- de aangifte van [P] [20] (zaak 3);
- de aangifte van [Q] [21] (zaak 5);
- de aangifte van [R] [22] (zaak 6);
- de aangifte van [F] [23] (zaak 9);
- de aangifte van [I] [24] (zaak 12);
- de aangifte van [S] [25] (zaak 14);
- de aangifte van [T] [26] (zaak 15);
- de aangifte van [U] [27] (zaak 21);
- de aangifte van [V] [28] (zaak 23);
- de aangifte van van [O] [29] (zaak 27).
Modus operandi
Naar aanleiding van het voorgaande merkt de rechtbank op dat sprake is van een vast patroon in de werkwijze van verdachte en medeverdachte(n). Deze werkwijze houdt kort gezegd in dat de verdachte en medeverdachte steeds onder valse voorwendselen de woning van bejaarde vrouwen zijn binnengegaan. Er wordt aangebeld bij een woning waarna verdachte en medeverdachte collecteren met een collectebus dan wel proberen kaarten te verkopen waarvan de opbrengst zou toekomen aan stichting ‘het gehandicapte kind’. Voorts vraagt verdachte of medeverdachte of het mogelijk is gebruik te maken van het toilet dan wel een glas water te krijgen, waarna de woning wordt betreden. Uit de verklaringen van verdachte en medeverdachte blijkt dat steeds één van hen een praatje maakte met het slachtoffer, zodat de ander op zoek kon gaan naar goederen van waarde.
Ten aanzien van het onder feit 4 en feit 5 als zaak 7 ten laste gelegde
[W] heeft aangifte gedaan van diefstal van een gouden schakelarmband en een gouden horloge uit de woning aan de [adres] te [woonplaats] . De diefstal vond plaats op 12 oktober 2015 omstreeks 15:00 uur. Aangeefster verklaart dat een jongen en een meisje aan de deur kwamen die kaarten verkochten voor ‘het gehandicapte kind’. Aangeefster heeft kaarten van hen gekocht. Het meisje wilde gebruik maken van het toilet. [30]
Uit de historische telecomgegevens blijkt dat de telefoon van verdachte op 12 oktober 2015 om 13:56 uur en 14:41 uur een steunzender aanstraalt te [woonplaats] . Om 14:42 uur en om 14:43 straalt de telefoon een steunzender aan te [woonplaats] . De afstand tussen de steunzenders en de plaats delict bedraagt respectievelijk 400 meter en 3300 meter. [31]
Uit de historische telecomgegevens blijkt dat de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] op 12 oktober 2015 om 13:24 uur, 13:43 uur en 13:53 uur een steunzender te [woonplaats] aanstraalt. [32]
Verdachte heeft in het algemeen verklaard dat de opbrengst van de collecte en de kaartenverkoop door haar en medeverdachte werd verdeeld. [33]
Bewijsoverweging
Anders dan de verdediging is de rechtbank op grond van voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde. De rechtbank neemt daarbij in de eerste plaats in acht dat verdachte en medeverdachte blijkens de historische telecomgegevens in de omgeving van de plaats delict waren op het tijdstip dat de feiten zijn gepleegd en dat zij hiervoor geen andere verklaring hebben gegeven dan dat zij niet in [woonplaats] zijn geweest. Daarnaast constateert de rechtbank dat de toegepaste handelwijze in deze zaak overeenstemt met de hiervoor beschreven modus operandi.
Ten aanzien van het onder feit 4 en feit 5 als zaak 24 ten laste gelegde
[X] heeft aangifte gedaan van diefstal van sieraden, vier zilveren guldens, drie zilveren rijksdaalders en 75,00 euro uit de woning aan de [adres] te [woonplaats] . De diefstal heeft op 9 december 2015 omstreeks 13:30 uur plaatsgevonden. Een man en een vrouw collecteerden voor ‘gehandicapte kinderen’. Aangeefster heeft 2,00 euro in de collectebus gedaan. [34] Zowel de vrouw als de man vroegen of zij gebruik mochten maken van het toilet en zijn vervolgens na elkaar het toilet van aangeefster binnengelopen.
Uit de historische telecomgegevens blijkt dat de telefoon van verdachte op 9 december 2015 om 13:18 uur, 13:57 uur, 14:13 uur en zeven keer in het tijdvak 14:02 uur en 14:08 uur diverse steunzenders te [woonplaats] aanstraalt. De afstand tussen de steunzenders en de plaats delict varieert van 1.100 tot 3.600 meter. [35]
Uit de historische telecomgegevens blijkt dat de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] op 9 december 2015 om 12:31 uur, 13:45 uur, 14:06 uur en 14:13 uur diverse steunzenders te [woonplaats] aanstraalt. [36]
Bewijsoverweging
Verdachte heeft ontkend dat zij de feiten heeft gepleegd. Anders dan de verdediging is de rechtbank op grond van voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde. De rechtbank neemt daarbij in de eerste plaats in acht dat verdachte en medeverdachte blijkens de historische telecomgegevens in de omgeving van de plaats delict waren en hiervoor geen ontlastende verklaring hebben gegeven. Daarnaast constateert de rechtbank dat de toegepaste handelwijze in deze zaak overeenstemt met de hiervoor beschreven modus operandi.
Vrijspraak van het onder feit 4 en feit 5 als zaak 25 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van het onder feit 4 als zaak 6 ten laste gelegde
[R] heeft aangifte gedaan van diefstal van een aantal gouden ringen (aangeefster denkt 15 stuks). [37]
Verdachte heeft bekend samen met medeverdachte ringen te hebben gestolen van [R] , maar zij betwist 15 ringen te hebben weggenomen. [38]
Bewijsoverweging
De rechtbank is op grond van voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte enig goed toebehorende aan [R] heeft weggenomen, tezamen en in vereniging met een ander.
Ten aanzien van het onder feit 4 als zaak 14 ten laste gelegde
[S] heeft aangifte gedaan van diefstal van gouden sieraden uit de woning aan de [adres] te [woonplaats] . De diefstal heeft plaatsgevonden op 19 november 2015. Aangeefster verklaart dat een man en een vrouw aan de deur kwamen die aan het collecteren waren. De vrouw heeft gebruik gemaakt van het toilet. [39]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft bekend dat hij de feiten samen met verdachte heeft begaan. [40]
Verdachte heeft verklaard dat zij met medeverdachte bij de woning was. [41] Ter zitting heeft verdachte verklaard dat ze één horloge heeft gezien, dat het volgens haar ringen waren en dat het gouden tientje zou kunnen.
Bewijsoverweging
De rechtbank is op grond van voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander sieraden heeft gestolen van [S] .
Ten aanzien van het onder feit 4 als zaak 15 ten laste gelegde
Op 20 november 2015 wordt door [T] aangifte gedaan van diefstal van een gouden horloge uit de woning aan de [adres] te [woonplaats] . De diefstal heeft plaatsgevonden op 19 november 2015. Een man en een vrouw kwamen collecteren en de vrouw heeft gebruik gemaakt van het toilet. [42]
Verdachte heeft verklaard dat zij met medeverdachte bij de woning was. [43] Daarnaast heeft verdachte verklaard dat zij één horloge heeft gezien. [44]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft bekend dat hij de feiten samen met verdachte heeft begaan. [45]
Bewijsoverweging
De rechtbank is op grond van voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het ten laste gelegde tezamen en in vereniging met een ander heeft begaan.
Ten aanzien van het onder feit 4 als zaak 20 ten laste gelegde
[Y] heeft aangifte gedaan van diefstal van 8 of 9 sieradendozen met sieraden uit de woning aan het [adres] te [woonplaats] . De diefstal heeft plaatsgevonden op 13 januari 2016. [46] De jongen vroeg of hij even naar het toilet mocht en het meisje later ook. [47]
Verdachte heeft bekend dat zij 3 sieradendozen heeft weggenomen uit de woning. [48]
Bewijsoverweging
De rechtbank is op grond van voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander een hoeveelheid sieraden heeft weggenomen.
Ten aanzien van het onder feit 4 als zaak 21 ten laste gelegde
[U] heeft aangifte gedaan van diefstal van vier ringen en een ketting uit de slaapkamer in de woning aan [adres] . De diefstal heeft plaatsgevonden op 25 januari 2016. Een meisje en een jongen verkochten kaarten voor ‘het gehandicapte kind’. Aangeefster heeft kaarten van hen gekocht. [49]
Verdachte heeft bekend dat zij deze feiten heeft gepleegd met een derde persoon. [50]
Bewijsoverweging
De verdediging heeft bepleit dat geen sprake is van medeplegen, nu verdachte heeft verklaard dat zij dit feit heeft gepleegd met een derde die niet op de hoogte was van het feit dat zij een diefstal zou plegen. Anders dan de verdediging is de rechtbank op grond van voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich tezamen en in vereniging schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde. De rechtbank neemt daarbij in acht dat verdachte op de plaats delict was met iemand anders en dat de toegepaste handelwijze in deze zaak overeenstemt met de hiervoor beschreven modus operandi.
Ten aanzien van het onder feit 4 als zaak 26 ten laste gelegde
[C1] heeft aangifte gedaan van diefstal van geld uit de woning aan de [adres] te [woonplaats] . De diefstal heeft op 7 januari 2016 plaatsgevonden. Een man en vrouw verkochten aan de deur ansichtkaarten. De vrouw ging als eerste naar het toilet en de man later ook. [51]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft bekend dat hij met verdachte aan de deur is geweest om te collecteren. Hij kan zich niet herinneren of er geld is gestolen. [52]
Verdachte heeft bekend dat zij op 7 januari 2016 op genoemde locatie aan de deur is geweest om te collecteren.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft ontkend dat zij geld uit de woning heeft weggenomen. Anders dan de verdediging is de rechtbank op grond van voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde. De rechtbank neemt daarbij in acht dat verdachte op de plaats delict was en dat de toegepaste handelwijze in deze zaak overeenstemt met de hiervoor beschreven modus operandi.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.zij opof omstreeks28 oktober 2015 te [woonplaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een anderof anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een (aanleun)woning (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen een(grote)hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan[A] en/of[B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
2.zij opof omstreeks28 oktober 2015 te [woonplaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland,tezamen en in vereniging met een anderof anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een (aanleun)woning (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen een(grote)hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
3.zij opof omstreeks13 november 2015 te [woonplaats] ,althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een anderof anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een (aanleun)woning (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen een(grote)hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [P] ,in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
4.zij opéén of meertijdstippen inof omstreeksde periode van 5 oktober 2015 tot en met 26 januari 2016 te [woonplaats] , [woonplaats] , [woonplaats] , [woonplaats] , [woonplaats] , [woonplaats] , [woonplaats] , [woonplaats] , [woonplaats] , [woonplaats] , [woonplaats] , [woonplaats] , [woonplaats] , [woonplaats] , [woonplaats] , [woonplaats] en/of [woonplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit meerdere woningen, gelegen aan-de [adres] te [woonplaats] (zaak 4),-het [adres] te [woonplaats] (zaak 6),-de [adres] te [woonplaats] (zaak 7),-het [adres] te [woonplaats] (zaak 8),-de [adres] te [woonplaats] (zaak 9),-de [adres] te [woonplaats] (zaak 10),-het [adres] te [woonplaats] (zaak 11),-het [adres] te [woonplaats] (zaak 12),-het [adres] te [woonplaats] (zaak 13),-de [adres] te [woonplaats] (zaak 14),-de [adres] te [woonplaats] (zaak 15),-de [adres] te [woonplaats] (zaak 16),-de [adres] te [woonplaats] (zaak 17),
-de [adres] te [woonplaats] (zaak 19)-het [adres] te [woonplaats] (zaak 20),-het [adres] te [woonplaats] (zaak 21),-de [adres] te [woonplaats] (zaak 22),-de [adres] te [woonplaats] (zaak 24),-de [adres] te [woonplaats] (zaak 26) en/of-het [adres] te [woonplaats] (zaak 27)heeft weggenomen-ongeveer 300 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [D] (zaak 4),-ongeveer 15(gouden) ringen, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [R] (zaak 6),-een (gouden) armband en/ofeen (gouden) horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [W] (zaak 7),-een(grote)hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [E] (zaak 8),-een(grote)hoeveelheid sieraden,in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [F] (zaak 9),-een (gouden) ketting, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [G] (zaak 10)-een (gouden) ketting, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [H] (zaak 11),-een (gouden) oorbel en/oftwee kettingen, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [I] (zaak 12),-twee (gouden) kettinkjes, in elk geval enig goed geheel of ten deletoebehorende aan [J] (zaak 13)-drie(gouden) sieraden, in elk geval enig goed geheel of ten deletoebehorende aan [S] (zaak 14)-een (gouden) horloge, in elk geval enig goed geheel of ten deletoebehorende aan [T] (zaak 15),-een(grote)hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed geheel of ten deletoebehorende aan [K] (zaak 16)-een(grote)hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed geheel of ten deletoebehorende aan [L] (zaak 17),-een (gouden) ketting en twee (gouden) armbanden, in elk geval enig goed geheel of ten deletoebehorende aan [M] (zaak 19)-een(grote)hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [Y] (zaak 20),-vier ringen en/ofeen ketting,in elk geval enig goed geheel of ten deletoebehorende aan [U] (zaak 21),-een(grote)hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [N] (zaak 22),-een(grote)hoeveelheid sieraden, vier zilveren guldens, drie zilveren rijksdaalders en ongeveer 75 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [X] (zaak 24),-ongeveer 220 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [C1] (zaak 26) en-een sieradendoos en/ofeen(grote)hoeveelheid sieraden, geheel of ten deletoebehorende aan [O] (zaak 27),in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader;
5.zij opéén of meertijdstippen inof omstreeksde periode van 8 oktober 2015 tot en met 24 januari 2016 te [woonplaats] , [woonplaats] , [woonplaats] , [woonplaats] , [woonplaats] , [woonplaats] , [woonplaats] , [woonplaats] , [woonplaats] , [woonplaats] en/of [woonplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een anderof anderen, althans alleen,(telkens) met het oogmerk om zich en/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen vaneen valse naam en/of vaneen valse hoedanigheid en/ofdoor een of meer listige kunstgrepen en/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels,- [C] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 5 euro, in elk geval van enig goed(zaak 2),- [P] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 3 euro, in elk geval van enig goed(zaak 3),- [Q] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 4 euro, in elk geval van enig goed(zaak 5),- [R] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 5 euro, in elk geval enig goed(zaak 6),- [W] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed(zaak 7),- [F] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed(zaak 9),- [I] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed(zaak 12),- [S] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed(zaak 14),- [T] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed(zaak 15),- [U] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 10 euro, in elk geval enig goed(zaak 21),- [V] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 5 euro, in elk geval enig goed(zaak 23),-mevrouw [Z] en/of [A1] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 50 eurocent, in elk geval enig goed (zaak 23),- [X] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 2 euro, in elk geval enig goed(zaak 24),- [B1] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 2 euro in elk geval enig goed (zaak 25),- [O] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 5 euro, in elk geval enig goed(zaak 27),hebbende verdachte en/ofhaar mededader toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/oflistiglijk en/ofbedrieglijk en/ofin strijd met de waarheid-(telkens) kaarten verkocht en/of geld ingezameld/gecollecteerd voor het goede doel (te weten arme kinderen en/of het gehandicapte kind) en/of-(telkens) zich voorgedaan als collectant/verkoper van en/of gemachtigd namens het goede doel (te weten arme kinderen en/of het gehandicapte kind) (terwijl zij en/ofhaar medeverdachte nimmer de bedoeling hadden om het geld af te staan aan het voornoemde goede doel) en/of-(telkens) het geld niet afgestaan aan het voornoemde goede doel en/of-(telkens) het geld voor eigen gebruik aangewend, waardoor naam die [C] , [P] , [Q] , [R] , [W] , [F] , [I] , [S] , [T] , [U] , [V] , [Z] , [A1] , [X] ,[B1]en/of[O] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
De rechtbank verbetert in de bewezenverklaring een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.KWALIFICATIE

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 4:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 5:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een behandelverplichting, een contactverbod met medeverdachte, begeleid wonen en dagbesteding, met een proeftijd van 3 jaar. De officier van justitie heeft gevorderd de gevangenneming voor feit 4 en feit 5 te bevelen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van een op te leggen straf bepleit dat de persoonlijke omstandigheden van verdachte onvoldoende zijn verdisconteerd in de strafeis, zodat een lager onvoorwaardelijk strafdeel dient te volgen. De raadsvrouw heeft een hoger voorwaardelijk strafdeel bepleit en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden en de proeftijd van 3 jaar.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte en medeverdachte hebben zich meermalen schuldig gemaakt aan de oplichting van en de diefstal uit woningen van (hoog)bejaarde vrouwen door middel van een doortrapte vorm van misleiding. Verdachte en medeverdachte hebben zich telkens voorgedaan als collectanten van een stichting ten behoeve van gehandicapte kinderen. Zij collecteerden met een collectebus en/of verkochten kaarten, waarvan de opbrengst eveneens naar de stichting zou gaan. Vervolgens vroegen zij of zij gebruik mochten maken van het toilet of vroegen zij om een glaasje water, zodat zij de woningen konden betreden. Uit de verklaringen van verdachte en medeverdachte blijkt dat steeds één van hen een praatje maakte met het slachtoffer, zodat de ander op zoek kon gaan naar goederen van waarde. Verdachte en medeverdachte spraken met elkaar in codetaal, zodat zij van elkaar wisten of er waardevolle goederen waren buitgemaakt. Daarna verlieten zij de woningen.
Er is steeds aangebeld bij bejaarde, alleenstaande vrouwen. Door zo te handelen heeft verdachte het vertrouwen in de medemens en het gevoel van veiligheid dat een ieder in en rond zijn huis behoort te hebben bij de aangeefsters geschaad. Dat geldt temeer voor bejaarde mensen, die extra kwetsbaar zijn voor manipulatie. Dit zijn op zichzelf reeds ernstige feiten die naast financiële schade vaak veel overlast en gevoelens van onmacht en onveiligheid bij de gedupeerden teweegbrengen. Daarbij komt dat verdachte en medeverdachte bij het plegen van deze feiten kennelijk doelbewust, stelselmatig en op doordachte wijze oudere vrouwen, behorend tot een bijzonder kwetsbare doelgroep, als slachtoffer hebben uitgekozen uit financieel gewin, zonder zich te bekommeren over de uitwerking van het handelen op juist deze slachtoffers. Verdachte en haar medeverdachte hebben op een schandelijke manier misbruik gemaakt van het vertrouwen van de slachtoffers en zijn er niet voor teruggedeinsd goederen, veelal sieraden weg te nemen, die voor slachtoffers een grote emotionele waarde hadden.
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte acht geslagen op een op haar naam gesteld uittreksel justitiële documentatie d.d. 16 maart 2016.
De rechtbank houdt rekening met het Pro Justitia rapport d.d. 8 juli 2016, opgesteld door K. van Engers, GZ-psycholoog.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van zwakbegaafdheid en een persoonlijkheidsstoornis niet anderszins omschreven met antisociale en afhankelijke trekken. Daarnaast is sprake van ziekelijke stoornissen in de vorm van de posttraumatische stressstoornis en misbruik van alcohol. Het bij verdachte vastgestelde zwakbegaafde niveau van functioneren en de persoonlijkheidsstoornis vormen een integraal onderdeel van haar functioneren en worden daarom verondersteld ook aanwezig te zijn ten tijde van het ten laste gelegde. De ziekelijke stoornis en de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde en zijn in aanzienlijke mate van invloed geweest op de gedragskeuzemogelijkheden. De psycholoog adviseert om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen binnen de vijfpuntsschaal.
De rechtbank neemt bovengenoemde conclusie van de deskundige over en maakt deze tot de hare. De rechtbank acht verdachte, anders dan de officier van justitie, ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar.
De psycholoog heeft ten aanzien van een op te leggen straf geadviseerd dat verdachte hulpverlening krijgt binnen de ambulante geestelijke gezondheidszorg, bij voorkeur binnen een zorginstelling waar zowel expertise is op gebied van forensische zorg als ten aanzien van de combinatie van een verstandelijke beperking en psychiatrische problemen. Daarnaast heeft de psychiater behandeling geadviseerd die gericht is op de afname van alcoholgebruik en een behandeling voor de persoonlijkheidsstoornis, binnen een gedwongen kader.
De rechtbank houdt voorts rekening met een reclasseringsadvies d.d. 22 augustus 2016, opgesteld door [E1] .
De reclassering heeft met inachtneming van het Pro Justitia rapport geadviseerd om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een behandelverplichting bij een ambulante forensische polikliniek, opname in een instelling voor begeleid wonen, een contactverbod met medeverdachte en de verplichting om mee te werken aan dagbesteding.
De rechtbank is van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van de bewezen en strafbaar verklaarde feiten door een lichtere strafrechtelijke afdoening miskend zouden worden. Daarnaast zal een aanzienlijk deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk worden opgelegd, zodat verdachte ervan wordt weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen en om de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd mogelijk te maken. Anders dan de officier van justitie, ziet de rechtbank geen aanleiding een proeftijd van 3 jaar te verbinden aan het voorwaardelijke strafdeel.
De rechtbank wijst de vordering tot gevangenneming af, nu de gevangenneming slechts kan worden bevolen ten aanzien van een verdachte die zich niet reeds in voorlopige hechtenis bevindt.
9A DE BENADEELDE PARTIJ [W]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [W] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 4 als zaak 7 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 2.750,00, bestaande uit materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [W] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder feit 4 als zaak 7 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 2.750,00, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar. Ook de gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
9B DE BENADEELDE PARTIJ [F]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [F] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 4 en feit 5 als zaak 9 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 2.690,00, bestaande uit
€ 500,00 immateriële schade en € 2.190,00 materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [F] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder feit 4 als zaak 9 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 2.190,00 vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar. Ook de gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen.
De vordering van de benadeelde partij dient voor het meerdere, te weten voor zover de vordering ziet op immateriële schade, als onvoldoende onderbouwd, te worden afgewezen. De rechtbank kan het karakter van de psychische schade niet vaststellen en daarmee niet of deze schade voor vergoeding door verdachte in aanmerking komt. Nader onderzoek op dit punt zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
9C DE BENADEELDE PARTIJ [G]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [G] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 4 als zaak 10 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 100,00, bestaande uit materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [G] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder feit 4 als zaak 10 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 100,00, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar. Ook de gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
9D DE BENADEELDE PARTIJ [I]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [I] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 4 als zaak 12 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 500,00, bestaande uit materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [I] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder feit 4 als zaak 12 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar. Ook de gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
9E DE BENADEELDE PARTIJ [S]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [S] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 4 als zaak 14 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 2.000,00, bestaande uit materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, nu de vordering onduidelijk is en dit een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [S] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder feit 4 als zaak 14 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 2.000,00, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar. Ook de gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Onduidelijkheid over de vraag of de verzekeringsmaatschappij een uitkering zal doen staat niet in de weg aan de mogelijkheid voor de benadeelde partij om thans in het strafgeding schadevergoeding te vorderen.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Ten aanzien van de vordering van [W] , [F] en [S] heeft de verdediging verzocht de vervangende hechtenis te matigen in verband met de draagkracht van verdachte.
De rechtbank ziet geen aanleiding de vervangende hechtenis behorend bij de schadevergoedingsmaatregel te matigen. Het enkele feit dat verdachte in de toekomst niet in staat zal zijn voldoende verdiencapaciteit te bereiken is niet toereikend om af te zien van oplegging van de schadevergoedingsmaatregel dan wel de daarbij behorende vervangende hechtenis. De door de raadsvrouw geschetste omstandigheden zijn niet zo uitzonderlijk dat thans reeds geconcludeerd moet worden dat er geen reële kans is dat verdachte de schade binnen een redelijke termijn zal kunnen vergoeden. De rechtbank ziet derhalve geen aanleiding om de oplegging van vervangende hechtenis achterwege te laten dan wel de duur van de vervangende hechtenis naar beneden bij te stellen.
9F DE BENADEELDE PARTIJ [Y]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [Y] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 4 als zaak 20 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 300,00, bestaande uit materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [Y] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder feit 4 als zaak 20 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 300,00, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar. Ook de gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
9G DE BENADEELDE PARTIJ [B1]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [B1] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 4 en feit 5 als zaak 25 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 1.000,00, bestaande uit
€ 500,00 immateriële schade en € 500,00 materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, gelet op de gevorderde vrijspraak.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak.
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [B1] dient in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard nu de verdachte van het haar onder feit 4 en feit 5 als zaak 25 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 57, 310, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder feit 4 en feit 5 als zaak 25 aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 (zaak 4, zaak 6, zaak 7, zaak 8, zaak 9, zaak 10, zaak 11, zaak 12, zaak 13, zaak 14, zaak 15, zaak 16, zaak 17, zaak 19, zaak 20, zaak 21, zaak 22, zaak 24, zaak 26 en zaak 27) en feit 5 (zaak 2, zaak 3, zaak 5, zaak 6, zaak 7, zaak 9, zaak 12, zaak 14, zaak 15, zaak 21, zaak 23, zaak 24 en zaak 27) laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
12 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende de proeftijd van 2 jaar:
* zich bij onherroepelijk worden van dit vonnis binnen drie dagen na haar invrijheidsstelling meldt bij Reclassering Nederland (Adviesunit 5 Oost) en zich vervolgens bij de reclassering blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en zij zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering haar geeft;
* zich onder behandeling zal stellen bij een ambulante forensische polikliniek, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met medeverdachte [medeverdachte] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* in overleg met de reclassering medewerking zal verlenen aan een dagbesteding, indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij [W]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [W] , wonende te Giethoorn, van een bedrag van € 2.750,00 (zegge: tweeduizend zevenhonderdvijftig euro), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 12 oktober 2015, tot die van de voldoening;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 2.750,00 ten behoeve van het slachtoffer [W] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 47 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte en/of haar mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [W] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte en/of haar mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [W] , daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
Benadeelde partij [F]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [F] , wonende te Zwaag , van een bedrag van € 2.190,00 (zegge: tweeduizend honderdnegentig euro), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 13 oktober 2015, tot die van de voldoening;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 2.190,00 ten behoeve van het slachtoffer [F] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 31 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte en/of haar mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [F] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte en/of haar mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [F] , daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [F] voor wat betreft het meer gevorderde af;
Benadeelde partij [G]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [G] , wonende te Veenendaal , van een bedrag van € 100,00 (zegge: honderd euro), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 14 november 2015, tot die van de voldoening;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 100,00 ten behoeve van het slachtoffer [G] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte en/of haar mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [G] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte en/of haar mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [G] , daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
Benadeelde partij [I]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [I] , wonende te Waddinxveen , van een bedrag van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 18 november 2015, tot die van de voldoening;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 500,00 ten behoeve van het slachtoffer [I] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte en/of haar mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [I] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte en/of haar mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [I] , daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
Benadeelde partij [S]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [S] , wonende te Loosdrecht , van een bedrag van € 2.000,00 (zegge: twee duidend euro ), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 20 november 2015, tot die van de voldoening;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 2.000,00 ten behoeve van het slachtoffer [S] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat, indien de verdachte en/of haar mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [S] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte en/of haar mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [S] , daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
Benadeelde partij [Y]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Y] , wonende te Amersfoort , van een bedrag van € 300,00 (zegge: driehonderd euro), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 13 januari 2016, tot die van de voldoening;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 300,00 ten behoeve van het slachtoffer [Y] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte en/of haar mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [Y] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte en/of haar mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [Y] , daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
Benadeelde partij [B1]
- bepaalt dat de benadeelde partij [B1] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, mrs. H.J. Bos en P.K. Oosterling-van der Maarel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.G.H. Langeweg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 september 2016.
mr. H.J. Bos is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: tenlastelegging
1.
zij op of omstreeks 28 oktober 2015 te Bussum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een (aanleun)woning (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A] en/of [B] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
2.
zij op of omstreeks 28 oktober 2015 te Bussum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een (aanleun)woning (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [C] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
3.
zij op of omstreeks 13 november 2015 te Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een (aanleun)woning (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [P] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
4.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 oktober 2015 tot en met 26 januari 2016 te Zeist, Duiven, Giethoorn, Haarlem, Zwaag, Veenendaal, Waddinxveen, Loosdrecht, Hellevoetsluis, IJsselstein, Zwolle, Amersfoort, Houten, Amsterdam, Nijmegen, Almelo en/of Westervoort, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit meerdere woningen, gelegen aan
-de [adres] te Zeist (zaak 4),
-het [adres] te Duiven (zaak 6),
-de [adres] te Giethoorn (zaak 7),
-het [adres] te Haarlem (zaak 8),
-de [adres] te Zwaag (zaak 9),
-de [adres] te Veenendaal (zaak 10),
-het [adres] te Waddinxveen (zaak 11),
-het [adres] te Waddinxveen (zaak 12),
-het [adres] te Waddinxveen (zaak 13),
-de [adres] te Loosdrecht (zaak 14),
-de [adres] te Loosdrecht (zaak 15),
-de [adres] te Hellevoetsluis (zaak 16),
-de [adres] te IJsselstein (zaak 17),
-de [adres] te Zwolle (zaak 19)
-het [adres] te Amersfoort (zaak 20),
-het [adres] te Houten (zaak 21),
-de [adres] te Amsterdam (zaak 22),
-de [adres] te Nijmegen (zaak 24),
-de [adres] te Nijmegen (zaak 25),
-de [adres] te Almelo (zaak 26) en/of
-het [adres] te Westervoort (zaak 27)
heeft weggenomen
-ongeveer 300 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [D] (zaak 4),
-ongeveer 15 (gouden) ringen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [R] (zaak 6),
-een (gouden) armband en/of een (gouden) horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [W] (zaak 7),
-een (grote) hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [E] (zaak 8),
-een (grote) hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [F] (zaak 9),
-een (gouden) ketting, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [G] (zaak 10)
-een (gouden) ketting, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [H] (zaak 11),
-een (gouden) oorbel en/of twee kettingen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [I] (zaak 12),
-twee (gouden) kettinkjes, in elk geval enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [J] (zaak 13)
-drie (gouden) sieraden, in elk geval enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [S] (zaak 14)
-een (gouden) horloge, in elk geval enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [T] (zaak 15),
-een (grote) hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [K] (zaak 16)
-een (grote) hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [L] (zaak 17),
-een (gouden) ketting en/of twee (gouden) armbanden, in elk geval enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [M] (zaak 19)
-een (grote) hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Y] (zaak 20),
-vier ringen en/of een ketting, in elk geval enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [U] (zaak 21),
-een (grote) hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [N] (zaak 22),
-een (grote) hoeveelheid sieraden, vier zilveren guldens, drie zilveren rijksdaalders en/of ongeveer 75 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [X] (zaak 24),
-een (gouden) kettinkje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [B1] (zaak 25),
-ongeveer 220 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [C1] (zaak 26) en/of
-een sieradendoos en/of een (grote) hoeveelheid sieraden, geheel of ten dele toebehorende aan [O] (zaak 27),
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
5.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 oktober 2015 tot en met 24 januari 2016 te Bussum, Groningen, Westervoort, Duiven, Giethoorn, Zwaag, Waddinxveen, Loosdrecht, Houten, Noordwijk en/of Nijmegen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [C] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 5 euro, in elk geval van enig goed (zaak 2),
- [P] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 3 euro, in elk geval van enig goed (zaak 3),
- [Q] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 4 euro, in elk geval van enig goed (zaak 5),
- [R] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 5 euro, in elk geval enig goed (zaak 6),
- [W] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk gevaln enig goed (zaak 7),
- [F] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed (zaak 9),
- [I] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed (zaak 12),
- [S] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed (zaak 14),
- [T] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed (zaak 15),
- [U] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 10 euro, in elk geval enig goed (zaak 21),
- [V] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 5 euro, in elk geval enig goed (zaak 23),
-mevrouw [Z] en/of [A1] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 50 eurocent, in elk geval enig goed (zaak 23),
- [X] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 2 euro, in elk geval enig goed (zaak 24),
- [B1] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 2 euro in elk geval enig goed (zaak 25),
- [O] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 5 euro, in elk geval enig goed (zaak 27),
hebbende verdachte en/of haar mededader toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
-(telkens) kaarten verkocht en/of geld ingezameld/gecollecteerd voor het goede doel (te weten arme kinderen en/of het gehandicapte kind) en/of
-(telkens) zich voorgedaan als collectant/verkoper van en/of gemachtigd namens het goede doel (te weten arme kinderen en/of het gehandicapte kind) (terwijl zij en/of haar medeverdachte nimmer de bedoeling had om het geld af te staan aan het voornoemde goede doel) en/of
-(telkens) het geld niet afgestaan aan het voornoemde goede doel en/of
-(telkens) het geld voor eigen gebruik aangewend,
waardoor naam die [C] , [P] , [Q] , [R] , [W] , [F] , [I] , [S] , [T] , [U] , [V] , [Z] , [A1] , [X] , [B1] en/of [O] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2016026515, doorgenummerd 1 tot en met 538.
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 augustus 2016.
3.Pagina 59.
4.Pagina 89.
5.Pagina 113.
6.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 augustus 2016.
7.Pagina 215.
8.Pagina 218.
9.Pagina 226.
10.Pagina 236.
11.Pagina 243.
12.Pagina 249.
13.Pagina 260.
14.Pagina 278.
15.Pagina 312.
16.Pagina 340.
17.Pagina 331.
18.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 augustus 2016.
19.Pagina 89.
20.Pagina 113.
21.Pagina 164.
22.Pagina 195.
23.Pagina 218.
24.Pagina 243.
25.Pagina 253.
26.Pagina 257.
27.Pagina 322.
28.Pagina 352.
29.Pagina 331.
30.Pagina 213.
31.Pagina 214A.
32.Pagina 214B.
33.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 augustus 2016.
34.Pagina 389 en 390.
35.Pagina 401A.
36.Pagina 401B.
37.Pagina 196.
38.Pagina 506.
39.Pagina 253.
40.Pagina 480.
41.Pagina 513.
42.Pagina 257.
43.Pagina 514.
44.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 augustus 2016.
45.Pagina 481.
46.Pagina 315.
47.Pagina 316.
48.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 augustus 2016.
49.Pagina 322 en 323.
50.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 augustus 2016.
51.Pagina 405.
52.Pagina 467.