ECLI:NL:RBMNE:2016:5019

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 augustus 2016
Publicatiedatum
15 september 2016
Zaaknummer
C/16/420835 / KG ZA 16-605
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van franchiseovereenkomsten door SNS Bank en de rechtsgeldigheid daarvan

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 26 augustus 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een franchisenemer, aangeduid als [eiseres], en SNS Bank N.V. De zaak betreft de beëindiging van franchiseovereenkomsten door SNS Bank op grond van vermeende tekortkomingen in de advieskwaliteit van [eiseres]. De franchiseovereenkomsten, die op 11 februari 2011 zijn aangegaan, hadden een looptijd van tien jaar en bevatten bepalingen over tussentijdse beëindiging bij dringende redenen. SNS Bank had [eiseres] onder verscherpt toezicht gesteld en uiteindelijk de overeenkomsten beëindigd na een negatieve evaluatie van de advieskwaliteit.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat SNS Bank niet op goede gronden tot beëindiging van de franchiseovereenkomsten heeft mogen overgaan. De rechter oordeelde dat de hypotheekaanvraag die [eiseres] had ingediend, niet als een formele aanvraag kon worden beschouwd en dat de gronden voor beëindiging, zoals genoemd door SNS Bank, niet voldoende waren om de overeenkomst te ontbinden. De rechter heeft SNS Bank veroordeeld tot nakoming van de franchiseovereenkomsten en het betalen van een dwangsom voor elke dag dat zij niet aan deze veroordeling voldoet. Tevens is SNS Bank veroordeeld in de proceskosten van [eiseres].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/420835 / KG ZA 16-605
Vonnis in kort geding van 26 augustus 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. J.H. Kolenbrander te Leiden,
tegen
de naamloze vennootschap
SNS BANK N.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht,
gedaagde,
advocaten mr. R. van Tricht en mr. L. van Roessel te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en SNS Bank genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 augustus 2016 met producties 1 tot en met 17
  • de op 9 augustus 2016 van [eiseres] ontvangen producties 18a tot en met 21c
  • de op 9 augustus 2016 van SNS Bank ontvangen conclusie van antwoord in kort geding met producties 1 tot en met 13
  • de op 10 augustus 2016 van [eiseres] ontvangen productie 22
  • de op 10 augustus 2016 van [eiseres] ontvangen productie 23
  • de op 10 augustus 2016 van SNS Bank ontvangen productie 14
  • de mondelinge behandeling van 11 augustus 2016
  • de pleitnota van [eiseres]
  • de pleitnota van SNS Bank.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is franchisenemer van SNS Bank en exploiteert op grond van de franchiseformule van SNS Bank drie SNS-kantoren in respectievelijk [vestigingsplaats] , [vestigingsplaats] en [vestigingsplaats] . De heer [A] (hierna: “ [A] ”) is middellijk bestuurder van [eiseres] en verricht werkzaamheden als financieel adviseur voor [eiseres] .
2.2.
Aan de in 2.1 genoemde franchise-verhouding liggen drie franchiseovereenkomsten van 11 februari 2011 ten grondslag, één per marktgebied (hierna: “de franchiseovereenkomsten”). Deze franchiseovereenkomsten zijn aangegaan voor de duur van tien jaar, te weten vanaf 1 april 2011 tot en met 31 maart 2021. De franchiseovereenkomsten luiden – voor zover hier van belang – als volgt:
“(…)
ARTIKEL 23 – TUSSENTIJDSE BEËINDIGING EN ONTBINDING
1. SNS Bank is gerechtigd deze Overeenkomst met onmiddellijke ingang en zonder tot vergoeding van schade gehouden te zijn, te beëindigen door middel van een aangetekende brief per post met ontvangstbevestiging, indien:
(…)
(iii) sprake is van een dringende reden die aan de Franchisenemer kan worden toegerekend. Van een dringende reden die aan de Franchisenemer kan worden toegerekend is sprake indien:
(…)
(f) Franchisenemer in strijd handelt met de toepasselijke wettelijke bepalingen, waaronder begrepen doch niet uitsluitend de bepalingen van de Wft, Wck, Wwft en Wbp;
(…)
(h) Franchisenemer de belangen en/of goede naam van SNS Bank bij de uitvoering van deze Overeenkomst of anderszins op enigerlei wijze schaadt;
(…)”
2.3.
SNS Bank controleert de kwaliteit van de dienstverlening van haar franchisenemers en toetst deze (onder meer) aan de relevante wet- en regelgeving. SNS Bank heeft deze wet- en regelgeving nader uitgewerkt in het SNS Handboek Financieel Advies, dat deel uitmaakt van de franchiseovereenkomsten. SNS Bank voert elk kwartaal een dossiercontrole uit, waarbij één willekeurig dossier van de betreffende financieel adviseur wordt getoetst aan de wet- en regelgeving en aan de (overige) kwaliteitseisen van SNS Bank. Deze dossiercontrole leidt uiteindelijk tot een eindbeoordeling van het dossier met de kwalificatie onvoldoende, matig, voldoende of goed.
2.4.
Per 1 januari 2015 hanteert SNS Bank een escalatiematrix (hierna: “de escalatiematrix”) om de kwaliteit van een financieel adviseur op langere termijn inzichtelijk te maken en zo nodig te verbeteren. De escalatiematrix kent vijf fases, 0 tot en met 4, met elk een bepaalde mate van (extra) toezicht en begeleiding:
  • Fase 0 is het uitgangspunt, hierbij zijn er geen onvoldoendes behaald;
  • Fase 1 treedt in bij het behalen van één onvoldoende;
  • Fase 2 treedt in bij het behalen van twee onvoldoendes binnen twaalf maanden;
  • Fase 3 treedt in bij het behalen van drie onvoldoendes binnen twaalf maanden;
  • Fase 4 treedt in bij onvoldoende verbetering van de kwaliteit en leidt tot een tijdelijke schorsing van de bevoegdheid om klanten te adviseren.
2.5.
SNS Bank was vanaf enig moment niet tevreden over de kwaliteit van dienstverlening van [eiseres] en heeft haar op enig moment onder verscherpt toezicht gesteld en extra begeleiding aan haar verstrekt. Vanaf juli 2015 bevond [eiseres] zich in fase 3 van de escalatiematrix.
2.6.
Per brief van 3 februari 2016 heeft SNS Bank de uitslag van de eindevaluatie van fase 3 aan [eiseres] meegedeeld. SNS Bank schreef in deze brief, kort gezegd en onder meer, dat [eiseres] de advieskwaliteit niet voldoende had verbeterd, dat daardoor per direct fase 4 van de escalatiematrix in werking trad en dat op grond daarvan [A] en een andere adviseur van [eiseres] (tijdelijk) worden geschorst en deze personen dus geen advies- en bemiddelingswerkzaamheden mogen uitvoeren.
2.7.
Per brief van 23 maart 2016 bericht SNS Bank aan [eiseres] , kort gezegd en onder meer, dat de schorsingen zullen worden opgeheven en dat [eiseres] (terug) zal worden geplaatst in fase 3 van de escalatiematrix zodra aan bepaalde eisen van commerciële strekking en aan bepaalde opleidingseisen is voldaan. In deze brief staat verder het volgende:
“Mocht u in de toekomst ondanks de aanpassingen in de bedrijfsvoering wederom in fase 4 terechtkomen omdat bij controles blijkt dat het niveau van de advieskwaliteit niet voldoende en bestendig verbeterd is, dan ziet SNS geen andere mogelijkheid om de franchiseovereenkomst eenzijdig te beëindigen”.
2.8.
De in 2.7 genoemde opheffing van de schorsingen en (terug)plaatsing van [eiseres] in fase 3 van de escalatiematrix heeft per 7 april 2016 plaatsgevonden.
2.9.
Op 24 mei 2016 heeft [eiseres] , in de persoon van [A] , een elektronische hypotheekaanvraag ingediend bij het Mid Office SNS/Finan Center (hierna: “de hypotheekaanvraag” en “het Mid Office”).
2.10.
Per brief van 13 juli 2016 heeft SNS Bank met onmiddellijke ingang de franchiseovereenkomsten beëindigd op grond van dringende redenen als bedoeld in artikel 23 lid 1 sub (iii) (f) en (h) van die overeenkomsten, omdat bij de in 2.9 genoemde hypotheekaanvraag niet de toepasselijke regels zouden zijn nageleefd, zodat zich volgens SNS Bank een nieuw incident heeft voorgedaan op grond waarvan [eiseres] opnieuw in fase 4 zou dienen te worden ingedeeld.
2.11.
Op 14 juli 2016 heeft (de advocaat van) [eiseres] SNS Bank per e-mail gesommeerd om geen gevolgen te verbinden aan de ontbinding van de franchiseovereenkomsten. SNS Bank heeft aan deze sommatie geen gevolg gegeven.
2.12.
Op of omstreeks 26 juli 2016 heeft SNS Bank een melding gedaan over [eiseres] bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM).
3. Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis in kort geding, waar mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, SNS Bank te veroordelen:
a. tot integrale en deugdelijke nakoming van alle drie in de dagvaarding geduide franchiseovereenkomsten, inclusief de daarbij behorende bijlagen en franchisehandboek, meer specifiek de verplichtingen zoals bedoeld in de artikelen 2.1, 3, 4.1, 4.7, 5.1, 6, 8.3 en 16.1 van deze franchiseovereenkomsten, zulks uiterlijk binnen 24 uur na dit vonnis, dan wel binnen een in goede justitie vast te stellen termijn;
tot betaling van een dwangsom van € 10.000,00, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen dwangsom, voor elke dag (of deel daarvan) dat SNS Bank niet voldoet aan het gevorderde onder a);
in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten, één en ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
SNS Bank voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres] in haar vorderingen, althans tot afwijzing van die vorderingen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil of SNS Bank de franchiseovereenkomsten op goede gronden heeft beëindigd.
4.2.
Voor zover [eiseres] heeft aangevoerd dat zij zich ten onrechte in fase 4 bevond en zich thans in fase 3 bevindt – omdat zij onterecht slechte beoordelingen heeft ontvangen, dan wel eventuele kwaliteitsproblemen aan haar zijde zijn ontstaan door omstandigheden die SNS Bank kunnen worden aangerekend – geldt dat dit geen beoordeling behoeft in het licht van het navolgende.
4.3.
Bij de beoordeling van dit geschil dient bij deze stand van zaken dan eerst de vraag te worden beantwoord of, zoals [eiseres] stelt, SNS Bank in de brief van 23 maart 2016 een “schone lei” aan [eiseres] heeft verstrekt en of opnieuw fase 4 van de escalatiematrix diende te worden doorlopen.
SNS Bank voert aan dat uit haar brief van 23 maart jl. blijkt dat de franchiseovereenkomsten eenzijdig door haar zouden worden beëindigd bij een (volgend) incident van voldoende ernst op grond waarvan fase 4 (opnieuw) in werking zou treden. De escalatiematrix is relatief nieuw en SNS Bank heeft nog geen ervaring met andere financieel adviseurs die opnieuw in fase 4 zouden terecht komen, maar zij stelt zich op het standpunt dat in dat geval dan niet nogmaals de procedure behorende bij fase 4 in werking hoeft te treden (waaronder extra toezicht en begeleiding) – zoals [eiseres] betoogt – maar dat dan inmiddels wel vast staat dat het plaatsen in en opnieuw doorlopen van fase 4 niet de benodigde kwaliteitsverbetering zal opleveren en dus tot beëindiging kan worden overgegaan zonder formele (terug)plaatsing in fase 4, aldus SNS Bank.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat in de brief van 23 maart 2016 niet valt te lezen dat een schone lei zou zijn verstrekt (zie 2.7) en volgt SNS Bank in haar standpunt dat niet opnieuw fase 4 dient te worden doorlopen, nu dit hem niet onredelijk voorkomt, terwijl juist in de brief van 23 maart jl. staat dat dit
nietzal gebeuren, maar dat SNS Bank de franchiserelatie eenzijdig zal beëindigen.
4.4.
Dan dient voorts de vraag te worden beantwoord of er ook sprake is geweest van een voldoende ernstig incident op grond waarvan SNS Bank tot beëindiging van de franchiseovereenkomsten mocht overgaan. Het antwoord hierop hangt vervolgens weer af van de vraag of de door [eiseres] op 24 mei 2016 bij het Mid Office gedane hypotheekaanvraag als een formele aanvraag heeft te gelden en deze aan de daarop van toepassing zijnde wet- en regelgeving dient te voldoen, zoals SNS Bank aanvoert, of dat sprake is van een informeel informatieverzoek (bepalen ondernemersinkomen) voorafgaand aan een eventuele formele hypotheekaanvraag, zoals [eiseres] stelt.
4.5.
Tussen partijen staat vast dat de individuele financieel adviseurs met de hen ter beschikking staande middelen geen berekening van een ondernemersinkomen kunnen maken, maar dat het Mid Office dat voor hen doet. Tussen partijen staat ook vast dat een dergelijke berekening door het Mid Office ook kan worden uitgevoerd in het kader van een informatieverzoek, dus voorafgaande aan een formele hypotheekaanvraag. Ook staat tussen partijen vast dat er geen aparte procedure bestaat voor een dergelijke informatieverzoek, zodat dit informele verzoek slechts in de formele gedaante van een hypotheekaanvraag kan worden gedaan waarbij dan dient te worden vermeld dat het om een informatieverzoek gaat. Partijen verschillen echter van mening over de vraag of [eiseres] voldoende duidelijk heeft gemaakt aan SNS Bank dat de door haar ingediende hypotheekaanvraag (met als uiterlijke verschijningsvorm een formele aanvraag) feitelijk een informeel informatieverzoek betrof.
4.6.
[eiseres] heeft gemotiveerd gesteld dat zij bij het indienen van de hypotheekaanvraag duidelijk heeft aangegeven dat het (slechts) om een informeel informatieverzoek ging, nu zij de in de begeleidende e-mail bij de aanvraag heeft vermeld dat slechts het ondernemersinkomen diende te worden berekend en dat er sprake was van een spoedsituatie. SNS Bank heeft dit ongemotiveerd betwist. De voorzieningenrechter stelt echter vast dat voorzover er ten tijde van de hypotheekaanvraag onduidelijkheid heeft bestaan over de status daarvan (formeel of informeel), deze onduidelijkheid op dit moment niet meer bestaat, nu – ook voor SNS Bank – helder is dat het om een informatieverzoek ging. In dat geval past het niet het informatieverzoek langs de meetlat van een formele aanvraag te leggen met alle consequenties die SNS Bank daaraan heeft verbonden.
4.7.
SNS Bank heeft ter zitting aangevoerd dat [eiseres] ook steken heeft laten vallen in het geval de hypotheekaanvraag als een (informeel) informatieverzoek moet worden beschouwd. [eiseres] had, volgens SNS Bank, ook in dat geval de (al dan niet potentiële) klanten moeten identificeren, een BKR-check moeten doen en de financiële stukken eerst zelf moeten beoordelen voordat ze werden doorgestuurd aan Mid Office.
[eiseres] heeft daartegen aangevoerd dat er nog geen sprake was van een advies in de zin van de Wwft en – als dat wel zo zou zijn – artikel 4 lid 2 van die wet de mogelijkheid biedt later tot identificatie over te gaan. Dit heeft SNS Bank niet bestreden. SNS Bank heeft bovendien niet gesteld dat een BKR-check in dit geval tot een ander resultaat had geleid. Verder heeft [eiseres] gemotiveerd betwist dat zij de financiële stukken niet had bestudeerd (zij kwam alleen tot een andere conclusie dan Mid Office). Maar deze argumenten van SNS Bank treffen al om een andere reden geen doel. [eiseres] heeft namelijk een procedure gevolgd (informatieverzoek) die door SNS Bank mogelijk wordt gemaakt, maar die niet door SNS Bank is gereguleerd. Indien een financieel adviseur deze procedure dan – volgens SNS Bank – niet op juiste wijze doorloopt, kan SNS Bank daar naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sancties aan verbinden, althans niet de in dit specifieke geval opgelegde sanctie van beëindiging van de franchiseovereenkomsten. SNS Bank baseert deze beëindiging immers op de in haar brieven van 23 maart 2016 en 13 juli 2016 genoemde gronden (de advieskwaliteit is niet voldoende en bestendig verbeterd, respectievelijk [eiseres] heeft in strijd met toepasselijke wettelijke bepalingen gehandeld en de belangen en/of goede naam van SNS Bank geschaad), en daarvan is geen sprake van bij het eventueel niet juist navolgen van een niet-gereguleerde interne procedure.
4.8.
Op grond van het bovenstaande is de voorzieningenrechter dan ook van oordeel dat SNS Bank op de door haar aangevoerde gronden niet tot beëindiging van de franchiseovereenkomsten mocht overgaan, zodat de vorderingen van [eiseres] worden toegewezen.
4.9.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als in het dictum bepaald.
4.10.
SNS Bank zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 77,75
- griffierecht 619,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.512,75
4.11.
De door [eiseres] over de proceskosten gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen met inachtneming van de in het dictum bepaalde termijn.
4.12.
De nakosten en de wettelijke rente daarover, waarvan [eiseres] betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
gebiedt SNS Bank om, binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, over te gaan tot integrale en deugdelijke nakoming van alle drie in de dagvaarding geduide franchiseovereenkomsten, inclusief de daarbij behorende bijlagen en franchisehandboek, meer specifiek de verplichtingen zoals bedoeld in de artikelen 2.1, 3, 4.1, 4.7, 5.1, 6, 8.3 en 16.1 van deze franchiseovereenkomsten,
5.2.
veroordeelt SNS Bank om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 10.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 1.000.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt SNS Bank in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.512,75, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt SNS Bank jegens [eiseres] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiseres] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 131,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Verschoof en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2016. [1]

Voetnoten

1.type: MB (4209)