8.3Het oordeel van de rechtbank
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het
bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de
persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is
gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden - dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstallen. Dergelijke feiten zorgen voor overlast en financiële schade bij de benadeelden. Uit het 14 pagina’s tellende strafblad van verdachte is de rechtbank gebleken dat verdachte veelvuldig is veroordeeld wegens vermogensdelicten. Voorts heeft verdachte zich, terwijl hij in een schorsing liep, opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij, indien hij niet de juiste zorg en begeleiding krijgt, winkeldiefstallen zal blijven plegen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van GGZ Palier van 13 mei 2016. Mw. R. Liekens-Willems heeft ter terechtzitting voornoemd advies nader toegelicht.
Verdachte is een veelpleger. Hij heeft niet aangeboren hersenletsel ten gevolge van een herseninfarct. Daarnaast is er sprake van alcohol- en cannabismisbruik. Verdachte heeft niet alleen hulp nodig bij het dagelijks functioneren, maar heeft ook hulp nodig bij het cognitieve en psychische functioneren. Ambulante begeleiding is onvoldoende gebleken. Het huidige reclasseringscontact van verdachte met GGZ Victas heeft niet geleid tot een afname van de recidive, verdachte blijft delicten plegen. Hij verblijft thans bij de stichting Reinaerde. Daar kan men verdachte, gelet op zijn beperkingen en problematiek, echter niet bieden wat hij nodig heeft. Daarnaast wijst verdachte veel hulp en begeleiding af en gaat zijn eigen gang.
Om de kans op recidive te beperken en daarmee de maatschappelijke overlast tot een minimum proberen te beperken is het noodzakelijk dat betrokkene geplaatst wordt in een zorgsetting die hem zorg kan bieden op sociaal, maatschappelijk, lichamelijk en psychisch vlak. Na onderzoek door de reclassering is De Blinkert in Baarn een geschikte kliniek bevonden die verdachte kan bieden wat hij nodig heeft. In De Blinkert kan men verdachte de begeleiding, structuur en ondersteuning bieden die hij de rest van zijn leven nodig zal hebben. Een klinische opname voor de maximale duur van twaalf maanden is wenselijk en noodzakelijk. Na afloop van de klinische periode kan hij op basis van zijn CIZ indicatie bij De Blinkert blijven. Verdachte kan, aansluitend op zijn detentie, ter overbrugging en in afwachting van zijn plaatsing in De Blinkert nog terecht bij de Stichting Reinaerde. Daartoe zijn met de Stichting Reinaerde en verdachte aanvullende afspraken gemaakt. Indien plaatsing bij De Blinkert onverhoopt geen doorgang mocht vinden. dan wordt een vervolgtraject van begeleid wonen en maatschappelijke opvang geadviseerd.
De reclassering adviseert verdachte een voorwaardelijke ISD maatregel op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod, een klinische opname in een zorginstelling voor de duur van maximaal één jaar en andere voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bereid te zijn zich aan de door de reclassering opgestelde voorwaarden te houden en mee te werken aan de geadviseerde klinische behandeling.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Verdachte heeft een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en is in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane misdrijf tenminste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. De bewezenverklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Verder dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De veiligheid van personen en goederen eist het opleggen van de maatregel. De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat een onvoorwaardelijke ISD-maatregel wel kan worden uitgevoerd, immers is het Ministerie verplicht een passende plaats/instelling voor verdachte te realiseren.
Hoewel verdachte wel aan de voorwaarden voldoet voor oplegging van de ISD-maatregel, acht de rechtbank het onvoorwaardelijk opleggen hiervan op dit moment niet passend. Reden daarvoor is dat de oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel een reëel alternatief is dat waarborgen biedt. De ISD maatregel zal daarom voorwaardelijk worden opgelegd. Daarbij acht de rechtbank een klinische behandeling/opname noodzakelijk, nu eerder opgelegde ambulante begeleiding/behandeling telkens niet tot resultaat heeft geleid.
Enkel een voorwaardelijk strafdeel - anders dan een voorwaardelijke ISD maatregel – is, gelet op de persoon van verdachte onvoldoende om te zorgen dat verdachte zich voor langere tijd aan de op te leggen bijzondere voorwaarden zal houden en zich niet opnieuw schuldig zal maken aan het plegen van strafbare feiten.
Het is geheel aan verdachte zelf om deze laatste kans te benutten en zijn behandeling en
verblijf bij De Blinkert naar tevredenheid te laten verlopen en zich aan de regels en afspraken van de instelling en de reclassering te houden.
Naast oplegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel, acht de rechtbank het passend aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarvan de hoogte gelijk is aan de tijd die verdachte tot op heden in voorarrest heeft doorgebracht, te weten 117 dagen.