In deze zaak heeft de vrouw op 10 december 2015 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend, dat rechtsgeldig is betekend. De man heeft op 22 februari 2016 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting op 10 juni 2016, waarbij beide partijen met hun advocaten aanwezig waren. De vrouw heeft verzocht om een uitkering tot levensonderhoud van € 40.000,00, gebaseerd op huwelijkse voorwaarden, en heeft daarnaast een maandelijkse bijdrage van € 2.490,00 gevraagd. De man heeft verweer gevoerd en betwist dat de vrouw behoeftig is, en heeft aangevoerd dat de alimentatieovereenkomst nietig is op grond van artikel 1:400 lid 2 BW.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de alimentatieafspraak in de huwelijkse voorwaarden nietig is, omdat deze niet voldoet aan de wettelijke maatstaven. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vrouw recht heeft op een aanvullende bijdrage van de man van € 889,00 netto per maand, op basis van haar huwelijksgerelateerde behoefte. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en de man veroordeeld om binnen drie maanden een bedrag van € 40.000,00 aan de vrouw te betalen, conform de huwelijkse voorwaarden. De rechtbank heeft het meer of anders gevraagde afgewezen.