In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 23 september 2016 uitspraak gedaan over de status van [A] als topfunctionaris in de zin van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT). De procedure is gestart op verzoek van [A] en [naam] Holding B.V. naar aanleiding van een geschil over de toepassing van de WNT na een reorganisatie binnen de organisatie. De kernvraag was of [A] als topfunctionaris moest worden aangemerkt, zowel voor als na 1 augustus 2015, de datum waarop een nieuwe organisatiestructuur werd ingevoerd.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [A] tot 1 augustus 2015 topfunctionaris was, omdat hij als directeur verantwoordelijk was voor de gehele rechtspersoon en deel uitmaakte van het managementteam dat beslissingen nam over organisatie-brede onderwerpen. Na de reorganisatie, waarbij zijn functie als directeur verviel, is [A] niet langer als topfunctionaris aangemerkt. De rechter oordeelde dat hij vanaf die datum als gewezen topfunctionaris moet worden beschouwd, omdat hij in een functie als niet-topfunctionaris is gaan werken. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de verantwoordelijkheden binnen de organisatie te evalueren in het kader van de WNT, vooral in situaties van reorganisatie.
De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Deze uitspraak biedt belangrijke inzichten in de toepassing van de WNT en de criteria voor het aanmerken van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector.