ECLI:NL:RBMNE:2016:5337
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing machtiging tot voortzetting inbewaringstelling wegens onvoldoende bewijs van acuut dreigend gevaar
Op 15 september 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in de zaak met zaaknummer C/16/423173 / FA RK 16-5960. Het verzoek tot machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van de betrokkene, ingediend door de officier van justitie op 14 september 2016, is afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de betrokkene, die in een psychiatrische instelling verblijft, een stoornis van de geestvermogens heeft die onmiddellijk dreigend gevaar kan veroorzaken. De rechtbank heeft de bij het verzoek overgelegde stukken en de verklaringen van de betrokkenen, waaronder de raadsman en de afdelingsarts, in overweging genomen.
De raadsman van de betrokkene heeft betoogd dat niet voldaan is aan de wettelijke criteria voor het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling, omdat er geen onmiddellijk dreigend gevaar aanwezig is. De afdelingsarts heeft daarentegen geconcludeerd dat er mogelijk sprake is van een psychiatrische stoornis en dat er een vermoeden van suïcidaliteit bestaat, maar dat het onduidelijk is of er nog steeds acuut gevaar is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de eerdere suïcidale uitlatingen van de betrokkene onvoldoende onderbouwd zijn om te concluderen dat er sprake is van acuut dreigend gevaar.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling af te wijzen, omdat er onvoldoende bewijs is dat de betrokkene een gevaar voor zichzelf of anderen vormt. De beslissing is genomen in het openbaar, met de rechter A.A.T. van Rens en griffier D. van Wijk aanwezig.