ECLI:NL:RBMNE:2016:5337

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 september 2016
Publicatiedatum
5 oktober 2016
Zaaknummer
C/16/423173 / FA RK 16-5960
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing machtiging tot voortzetting inbewaringstelling wegens onvoldoende bewijs van acuut dreigend gevaar

Op 15 september 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in de zaak met zaaknummer C/16/423173 / FA RK 16-5960. Het verzoek tot machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van de betrokkene, ingediend door de officier van justitie op 14 september 2016, is afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de betrokkene, die in een psychiatrische instelling verblijft, een stoornis van de geestvermogens heeft die onmiddellijk dreigend gevaar kan veroorzaken. De rechtbank heeft de bij het verzoek overgelegde stukken en de verklaringen van de betrokkenen, waaronder de raadsman en de afdelingsarts, in overweging genomen.

De raadsman van de betrokkene heeft betoogd dat niet voldaan is aan de wettelijke criteria voor het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling, omdat er geen onmiddellijk dreigend gevaar aanwezig is. De afdelingsarts heeft daarentegen geconcludeerd dat er mogelijk sprake is van een psychiatrische stoornis en dat er een vermoeden van suïcidaliteit bestaat, maar dat het onduidelijk is of er nog steeds acuut gevaar is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de eerdere suïcidale uitlatingen van de betrokkene onvoldoende onderbouwd zijn om te concluderen dat er sprake is van acuut dreigend gevaar.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling af te wijzen, omdat er onvoldoende bewijs is dat de betrokkene een gevaar voor zichzelf of anderen vormt. De beslissing is genomen in het openbaar, met de rechter A.A.T. van Rens en griffier D. van Wijk aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht

zaak/rekestnr.: C/16/423173 / FA RK 16-5960

Machtiging tot voortzetting inbewaringstelling

Beschikking van 15 september 2016

op het verzoek van de officier van justitie van 14 september 2016 tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van:

[betrokkene] ,

geboren op [1983] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
verblijvende in [instelling] locatie [locatie] , te [vestigingsplaats] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de bij het verzoek overgelegde stukken, waaronder afschriften van de beschikking van de burgemeester van de gemeente [gemeente] van 13 september 2016 en van de geneeskundige verklaring als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ).
De rechtbank heeft gehoord:
- de betrokkene;
- mr. B. van Nimwegen, raadsman van betrokkene;
- mevrouw [A] , afdelingsarts;
- mevrouw [B] , arts-assistent.
Door het horen van de hierboven genoemde personen, in samenhang met de overgelegde stukken, acht de rechtbank zich in voldoende mate voorgelicht.
De raadsman van betrokkene heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek, omdat niet is voldaan aan de wettelijke criteria tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling nu er geen onmiddellijk dreigend gevaar aanwezig is.
De afdelingsarts heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek. Zij geeft hierbij aan dat er sprake is van een lastige situatie waarbij het moeilijk is om goed contact te krijgen met betrokkene om hieruit te kunnen beoordelen of er nog sprake is van suïcidaliteit. Mogelijkerwijs is een psychiatrische stoornis aanwezig. Er is het vermoeden van suïcidaliteit en dit kan komen door een onderliggende psychiatrische stoornis. Het is onzeker of er nog sprake is van onmiddellijk dreigend gevaar voor betrokkene, maar een acuut gevaar op suïcide kan ook niet worden uitgesloten. Betrokkene heeft die ochtend gezegd dat hij geen plannen had maar wel GHB zou kunnen nemen. Betrokkene heeft eerder niet open gestaan voor ambulante behandeling en dat maakt het maakt om een vinger aan de pols te houden. Een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling is volgens de afdelingsarts noodzakelijk om betrokkene verder te kunnen behandelen.
Voor het toewijzen van het verzoek om machtiging van de voortzetting van de inbewaringstelling is noodzakelijk dat er een ernstig vermoeden is dat een stoornis van de geestvermogens de betrokkene gevaar doet veroorzaken en dat dit gevaar zo onmiddellijk dreigend is dat een voorlopige machtiging niet kan worden afgewacht. Voor het afwenden van het gevaar moet opname noodzakelijk zijn.
De rechtbank zal het verzoek afwijzen, nu zij op grond van de verkregen informatie niet tot de overtuiging is gekomen dat het ernstige vermoeden bestaat dat een stoornis van de geestvermogens de betrokkene onmiddellijk dreigend gevaar doet veroorzaken. Daarvoor is redengevend dat met name onvoldoende is komen vast te staan dat betrokkene nog suïcidaal is. Daarbij is van belang dat suïcidaliteit na de opname niet meer lijkt te zijn gebleken, Ook uit de onderliggende problematiek zou wellicht kunnen worden afgeleid dat eerdere suïcidale uitlatingen ook nu nog serieus moeten worden genomen. Om daarop een acuut dreigend gevaar te kunnen baseren is echter onvoldoende onderbouwing gegeven.

De rechtbank wijst het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling af.

Deze beslissing is gegeven door mr. A.A.T. van Rens, rechter, in bijzijn van D. van Wijk als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 september 2016.