ECLI:NL:RBMNE:2016:5405

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 oktober 2016
Publicatiedatum
11 oktober 2016
Zaaknummer
16/659376-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldige ontploffing in schoolaula door 14-jarige jongen met nitraat

Op 26 oktober 2015 heeft een 14-jarige jongen uit Amersfoort een ontploffing veroorzaakt in de aula van een school door het afsteken van illegaal vuurwerk, een nitraat. Dit leidde tot gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor meerdere leerlingen die zich in de nabijheid bevonden. De jongen had geen eerdere justitiële contacten en ontving al hulpverlening. De rechtbank oordeelde dat er geen begeleiding door de jeugdreclassering of leerstraf nodig was, gezien de reeds ontvangen hulp. De rechtbank veroordeelde de jongen tot een werkstraf van 80 uur, waarvan 20 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank overwoog dat het afsteken van illegaal vuurwerk in de nabijheid van mensen ernstige gevolgen kan hebben en dat de jongen zich bewust was van de risico's van zijn handelen. De rechtbank sprak de jongen vrij van medeplegen, omdat er onvoldoende bewijs was voor nauwe samenwerking met anderen. De rechtbank waardeerde de impact van de ontploffing op de slachtoffers en de ernst van het feit, maar hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank schadevergoeding toekende aan de slachtoffers van de ontploffing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingslocatie Utrecht
Strafrecht
Parketnummer: 16/659376-16
Vonnisvan de meervoudige kamer voor strafzaken van 11 oktober 2016,
op tegenspraakgewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [2002] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 juni 2016 en 27 september 2016.
Als raadsvrouwe van verdachte is ter terechtzitting verschenen mr. M. Grinwis - Veldman, advocate te Utrecht. Het Openbaar Ministerie is vertegenwoordigd door
mr. C.J.W.M. Janssen.
Tevens zijn ter terechtzitting verschenen:
  • de moeder van verdachte,
  • mevrouw [A] , namens de Raad voor de Kinderbescherming; en
  • de heer [B] , namens EFM Support.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er – kort en feitelijk weergegeven – op neer dat verdachte:
feit 1in vereniging in de aula van het [naam school] , een ontploffing teweeg heeft gebracht te midden van een groep leerlingen, waardoor gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor deze leerlingen en/of gemeen gevaar voor goederen te duchten was, gepleegd op 26 oktober 2015 te Amersfoort;
feit 2in vereniging heeft gepoogd [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] ,
primair[benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door een explosief aan te steken en dit te gooien en/of te rollen, waarbij genoemde personen zich op zeer korte afstand bevonden toen dit explosief ontplofte, op 26 oktober 2015 te Amersfoort;
subsidiairin vereniging [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] heeft mishandeld door een explosief aan te steken en dit te gooien en/of te rollen, waarbij genoemde personen zich op zeer korte afstand bevonden toen dit explosief ontplofte, op 26 oktober 2015 te Amersfoort.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard en verwijst daartoe naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en de deels bekennende verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie en ter terechtzitting van 27 september 2016. Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat het primair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe stelt zich op het standpunt dat verdachte van het onder 1. ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken nu niet bewezen kan worden dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [benadeelde 4] , die volgens verdachte degene is die het vuurwerk in een groep met leerlingen heeft gegooid. Verdachte had tevens niet zijn opzet gericht op het gooien van het stuk vuurwerk in een groep met leerlingen en dit is nu juist het gevaarzettende element van de tenlastelegging. Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde stelt de raadsvrouwe zich op het standpunt dat sprake is van een ondeugdelijk middel om de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling bewezen te verklaren. Immers was het letsel gering, wat een indicatie is voor een lichter stuk vuurwerk, wellicht consumentenvuurwerk, dan een nitraat. Daarnaast is er geen onderzoek gedaan naar het stuk vuurwerk, waardoor niet met zekerheid kan worden gesteld dat dit stuk daadwerkelijk een nitraat was.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op 26 oktober 2015 doet [aangeefster] (hierna: aangeefster) namens het [naam school] , aangifte van brandstichting en vernieling, gepleegd op 26 oktober 2015 te Amersfoort. Aangeefster ziet dat in de pauze van 10.15 uur ongeveer 150 leerlingen in de kantine aanwezig zijn. Enkele seconden nadat de bel is gegaan hoort aangeefster een zware knal. Hierdoor ontstaat grote paniek bij de leerlingen. Aangeefster hoort namelijk dat er veel en hard gegild wordt en ziet dat de leerlingen hard richting de hal rennen. In de kantine wordt door aangeefster een verbrand flesje [2] , vermoedelijk van het merk Fruitshoot, aangetroffen waar kennelijk vuurwerk in was gestopt. [3]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een nitraat van iemand op straat heeft gekregen, dat deze nitraat nog in zijn zak zat toen hij op 26 oktober 2015 naar school ging, dat hij de nitraat in de pauze aan [benadeelde 4] heeft laten zien en dat hij de nitraat heeft aangestoken. [4]
Op 26 oktober 2015 verklaart getuige [benadeelde 2] dat hij zag dat er iets van achteren langs hem heen werd gegooid, waarna dit een meter voor hem op de grond terecht kwam. Dit betrof een fruit choep flesje wat erg rookte en waar vonkjes uitkwamen. Getuige [benadeelde 2] is gelijk over dit flesje heen gestapt, maar hoort gelijktijdig een harde knal waarop hij een hevige steek in zijn linkerbovenbeen voelt. De achterzijde van zijn linkerbovenbeen begon heel erg te prikkelen en getuige [benadeelde 2] voelt een hevige pijn. Als hij gaat voelen wat er zo’n pijn doet aan zijn been, zitten zijn handen onder het bloed. Eveneens is hij op dat moment doof door de knal. [5]
Op 27 oktober 2015 verklaart getuige [benadeelde 5] dat hij ziet dat [verdachte] een Fruitshoot flesje bij zich heeft, dat [verdachte] een aansteker in zijn hand heeft waarmee hij iets aansteekt en dat [verdachte] datgene wat hij aansteekt in het flesje doet. Getuige [benadeelde 5] ziet vervolgens dat [verdachte] het flesje naar de grond brengt en het richting de in het midden van de aula gelegen tafels rolt. Bij die tafels staan scholieren die opstaan om naar hun les te gaan. Door de knal heeft getuige [benadeelde 5] last van zijn oor gekregen. [6]
Op 28 oktober 2015 verklaart getuige [benadeelde 3] dat hij ineens een harde knal vlak naast hem hoorde en dat hij een verplaatsing in de lucht voelde. Getuige [benadeelde 3] voelt direct daarop een hevige pijnscheut door zijn rechteroor gaan en verklaart dat dit ontzettend veel pijn deed. [7]
[benadeelde 4] verklaart dat hij een harde klap hoorde en dat hij door de knal last heeft van zijn rechteroor. [8] [benadeelde 6] verklaart dat hij een hele harde knal hoorde en dat hij hierdoor direct pijn aan zijn oren kreeg. [9] [benadeelde 1] heeft verklaart dat hij zag dat het flesje ontplofte en dat hij daarna erg duizelig was en pijn in zijn oren had. [10]
In de ophoudruimte van het politiebureau hoort verbalisant [verbalisant] dat verdachte contact maakt met een ander persoon die zich op dat moment in de ophoudruimte bevindt. Verbalisant [verbalisant] hoort deze andere persoon zeggen ‘he bolle , waarom zit je hier?’. Verbalisant [verbalisant] hoort verdachte hierop zeggen ‘ik heb vuurwerk afgestoken in de hal’ en ‘je weet toch dat er vuurwerk is afgestoken, dat was ik’. [11]
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1. en 2., primair ten laste gelegde. De rechtbank spreekt verdachte vrij van het gedeelte van de tenlastelegging dat ziet op het medeplegen. Verdachte is namelijk de enige die heeft verklaard dat [benadeelde 4] ook betrokken is geweest bij het ten laste gelegde. De rechtbank acht het medeplegen daarom onvoldoende aannemelijk.
De rechtbank overweegt voorts dat het een feit van algemene bekendheid is dat het afsteken van illegaal vuurwerk in de (directe) nabijheid van mensen zeer wel kan leiden tot zwaar lichamelijk letsel, waaronder gehoorschade. Verdachte heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat hij wist dat hetgeen hij bij zich had een nitraat was en dat hij tevens wist dat een nitraat niet gewoon in de winkel kan worden gekocht. De rechtbank oordeelt derhalve dat verdachte wist dat een nitraat illegaal vuurwerk is, waarmee je mensen kunt verwonden. Nu verdachte een nitraat tot ontploffing heeft gebracht in een volle schoolaula, en daarmee dus in de directe nabijheid van meerdere dicht bij elkaar staande leerlingen, heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat anderen door dit handelen zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen.
Dat er niet meer letsel is ontstaan dan thans het geval is geweest, is naar het oordeel van de rechtbank meer een kwestie van geluk geweest dan dat er sprake zou zijn geweest van een ondeugdelijk middel, zoals door de raadsvrouwe is betoogd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 26 oktober 2015 te Amersfoort opzettelijk in de aula van het [naam school] , een ontploffing teweeg heeft gebracht door toen en aldaar opzettelijk illegaal vuurwerk (een zogenoemde nitraat) aan te steken en dat vuurwerk op de vloer, temidden van een groot aantal leerlingen van voornoemde school, te rollen/gooien, waarbij dat vuurwerk temidden van die groep personen is geëxplodeerd, en daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en [benadeelde 3] en [benadeelde 4] en [benadeelde 5] en
[benadeelde 6] en één of meer andere (aldaar aanwezige) personen en gemeen gevaar goederen, te duchten was.
2.
Primair
op 26 oktober 2015 te Amersfoort ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een of meer personen, waaronder [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en
[benadeelde 3] en [benadeelde 4] en [benadeelde 5] en [benadeelde 6] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet opzettelijk illegaal vuurwerk, te weten een zogenoemde nitraat, heeft aangestoken en dat vuurwerk op de vloer heeft gegooid/gerold, waarbij die personen zich op zeer korte afstand van dat vuurwerk bevonden, waarbij dat vuurwerk op zeer korte afstand van die personen is geëxplodeerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6.
De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
feit 1opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander en gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feit 2poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd.
primair
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte tot de maximaal mogelijke werkstraf dient te worden veroordeeld, namelijk een werkstraf voor de duur van 200 uren, bij niet of niet naar behoren verrichten te vervangen door 100 dagen jeugddetentie. De officier van justitie heeft voorts naar voren gebracht geen nut te zien in een voorwaardelijk strafdeel, nu hij vermoedt dat verdachte zich voorafgaande aan het plegen van een nieuw strafbaar feit niet zal realiseren dat hij nog een voorwaardelijke straf boven zijn hoofd heeft hangen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft zich niet uitgelaten over de strafmaat.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ontploffing in een schoolaula door middel van het afsteken van een nitraat, waardoor voor een aantal personen gevaar voor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan en een poging tot zware mishandeling van deze personen. De rechtbank rekent verdachte aan dat hij daarmee de veiligheid van zijn medeleerlingen in gevaar heeft gebracht. Er mag van geluk worden gesproken dat de personen die vlakbij de ontplofte nitraat hebben gestaan geen zwaarder letsel hebben dan nu het geval is, maar uit de verklaringen van een aantal leerlingen blijkt dat de impact van wat verdachte heeft gedaan zeer groot is geweest.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het volgende.
Uit de justitiële documentatie van verdachte d.d. 18 mei 2016 blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.
In zijn rapportage d.d. 21 juni 2016 heeft de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerd tot oplegging van werkstraf, zodat verdachte kan ervaren dat zijn gedrag niet wordt getolereerd en dat aan dit gedrag consequenties zijn verbonden. Gelet op de kwetsbaarheid en de jeugdige leeftijd van verdachte is het niet passend een jeugddetentie op te leggen, al zou dit in eerste instantie wel overwogen kunnen worden gelet op de ernst van het feit. Begeleiding door de jeugdreclassering of een leerstraf wordt niet geadviseerd gelet op het gegeven dat verdachte reeds in het vrijwillige kader hulpverlening ontvangt vanuit
EFM Support.
Alles afwegende acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 80 uren, bij niet of niet naar behoren verrichten te vervangen door 40 dagen jeugddetentie, waarvan 20 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden. Het voorwaardelijk strafdeel dient ervoor dat verdachte een volgende keer wel twee keer nadenkt voordat hij wederom besluit op straat een nitraat van iemand aan te nemen en vervolgens besluit deze nitraat in een volle schoolaula tot ontploffing te brengen.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

Ten aanzien van het onder 1. en 2. primair ten laste gelegde
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van
[benadeelde 4], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor bewezen geachte feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 200,00 (zegge tweehonderd euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 26 oktober 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering
niet-ontvankelijk.
Voorts zal de wettelijk vertegenwoordiger van verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van
[benadeelde 2], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor bewezen geachte feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 260,00 (zegge tweehonderdzestig euro), bestaande uit € 60,00 aan materiële schade en € 200,00 aan immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 26 oktober 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering
niet-ontvankelijk.
Voorts zal de wettelijk vertegenwoordiger van verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van
[benadeelde 3], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor bewezen geachte feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 200,00 (zegge tweehonderd euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 26 oktober 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering
niet-ontvankelijk.
Voorts zal de wettelijk vertegenwoordiger van verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 45, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 157 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander en gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feit 2poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd.
primair
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Straf
Veroordeelt verdachte tot een
werkstraf voor de duur van 80 uren.
Beveelt dat deze werkstraf, indien niet of niet naar behoren verricht, wordt vervangen door
40 dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
20 uren, van deze werkstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast. Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast. De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd opnieuw aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Benadeelde partijen
Wijst de vordering van
[benadeelde 4]toe tot een bedrag van € 200,00 (zegge tweehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 26 oktober 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt de wettelijk vertegenwoordiger van verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan
[benadeelde 4]voornoemd.
Veroordeelt de wettelijk vertegenwoordiger van verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Wijst de vordering van
[benadeelde 2]toe tot een bedrag van € 260,00 (zegge tweehonderdzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 26 oktober 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt de wettelijk vertegenwoordiger van verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan
[benadeelde 2]voornoemd.
Veroordeelt de wettelijk vertegenwoordiger van verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Wijst de vordering van
[benadeelde 3]toe tot een bedrag van € 200,00 (zegge tweehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 26 oktober 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt de wettelijk vertegenwoordiger van verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan
[benadeelde 3]voornoemd.
Veroordeelt de wettelijk vertegenwoordiger van verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.G. Bakker, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. A. van Maanen en M.P. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Kruijswijk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 oktober 2016.
mr. A. van Maanen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 26 oktober 2015 te Amersfoort, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk in de aula van het [naam school] , een ontploffing teweeg heeft gebracht door toen en aldaar opzettelijk een explosief, althans illegaal vuurwerk (een zogenoemde nitraat) aan te steken en/of dat explosief/vuurwerk op de vloer, temidden van een (groot) aantal leerlingen van voornoemde school, te rollen/gooien/leggen en/of waarbij dat explosief/vuurwerk temidden van die groep personen is geëxplodeerd, en daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] en/of één of meer andere (aldaar aanwezige) personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, en/of gemeen gevaar goederen, te duchten was;
(art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht; art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht; art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
Primair
hij op of omstreeks 26 oktober 2015 te Amersfoort, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een of meer perso(o)n(en) (waaronder) [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet opzettelijk een explosief, althans illegaal vuurwerk, te weten een zogenoemde nitraat, heeft aangestoken en/of dat explosief/vuurwerk op de vloer heeft gegooid/gerold/gelegd, waarbij die perso(o)n(en) zich op zeer korte afstand van dat explosief/vuurwerk bevonden en/of waarbij dat explosief/vuurwerk op zeer korte afstand van die perso(o)n(en) is geëxplodeerd/ontploft, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht; art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht; art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair
hij op of omstreeks 26 oktober 2015 te Amersfoort, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] heeft mishandeld door een explosief, althans illegaal vuurwerk, te weten een zogenoemde nitraat, aan te steken en/of dat explosief/vuurwerk op de vloer te gooien/rollen/leggen, waarbij een (groot) aantal personen, waaronder voornoemde perso(o)n(en), zich op zeer korte afstand van dat explosief/vuurwerk bevonden en/of waarbij dat explosief/vuurwerk op zeer korte afstand van die personen is geëxplodeerd/ontploft;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht; art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal,
2.Pagina 24.
3.Het proces-verbaal d.d. 26 oktober 2015, opgenomen op pagina 14 tot en met 16.
4.Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 27 september 2016.
5.Het proces-verbaal met fotobijlage d.d. 26 oktober 2015, opgenomen op pagina 25 tot en met 32.
6.Het proces-verbaal d.d. 27 oktober 2015, opgenomen op pagina 39 tot en met 40.
7.Het proces-verbaal d.d. 28 oktober 2015, opgenomen op pagina 33 tot en met 34.
8.Het proces-verbaal d.d. 27 oktober 2015, opgenomen op pagina 37 tot en met 38.
9.Het proces-verbaal d.d. 26 oktober 2015, opgenomen op pagina 50 tot en met 52.
10.Het proces-verbaal d.d. 26 oktober 2015, opgenomen op pagina 8 tot en met 9.
11.Het proces-verbaal d.d. 26 oktober 2015, opgenomen op pagina 12.