Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
handelskamer
1.De procedure
- het tussenvonnis van 20 april 2016 waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van 19 augustus 2016, dat met instemming van partijen
- een brief van de advocaat van [eiser] van 8 september 2016 met daarbij gevoegd een
productie,
- een brief van de advocaat van [eiser] van 9 september 2016 met de mededeling dat hij
zijn brief van 8 september 2016 intrekt en dat hetgeen verder in de brief van
9 september 2016 is vermeld als aanvulling geldt op het proces-verbaal,
- een brief van de advocaat van [gedaagde] van 9 september 2016 waarin aanvullingen
worden gegeven op het proces-verbaal.
8 september 2016 als ingetrokken. Deze brief maakt geen deel uit van de processtukken.
De hiervoor genoemde brieven van de advocaten van partijen van 9 september 2016 worden aan het proces-verbaal gehecht en maken daarmee deel uit van de processtukken.
2.De feiten
van de politieke partij “ [naam partij] ”.
. [gedaagde] was daarbij op uitnodiging van [A] aanwezig.
kon luisteren met het telefoongesprek.
(…) De journalist stelt vele vragen en het raadslid geeft antwoord. In de antwoorden schetst het raadslid het profiel van een geschikte kandidaat voor IJsselstein: iemand die bekend is met IJsselstein, de politieke verhoudingen in de BRU, Utrecht en tramvervoer.
3.Het geschil
heeft onrechtmatig tegenover hem gehandeld door:
Hij heeft door de onrechtmatige daad van [gedaagde] schade geleden. Hij is op volstrekt negatieve wijze in de pers gekomen, heeft een door Berenschot uitgevoerd integriteitsonderzoek moeten ondergaan en heeft de gemeenteraad moeten verlaten.
De schade bestaat vooral daarin dat zijn politieke carrière is verwoest.
De hoogte van deze schade moet nog worden vastgesteld en is op dit moment nog niet geheel duidelijk.
Er bestaat ook causaal verband tussen de onrechtmatige daad van [gedaagde] en de (nog op te maken) schade. Indien [gedaagde] het telefoongesprek niet had opgenomen en de opname van het telefoongesprek niet aan anderen ter beschikking had gesteld, dan zou de schade (het einde van zijn politieke carrière) niet zijn ontstaan.
Zij betwist dat zij onrechtmatig tegenover [eiser] heeft gehandeld.
Zij bestrijdt dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van de in de artikelen 139a, 139c, en 139e Sr strafbaar gestelde feiten en stelt zich – zo begrijpt de rechtbank haar stellingen – op het standpunt dat voor zover er al sprake zou zijn van onrechtmatig handelen daarvoor een rechtvaardigingsgrond aanwezig is.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] en verzoekt de rechtbank [eiser] te veroordelen tot betaling van de proceskosten.
4.4. De beoordeling
Deze vordering strekt ertoe dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan [eiser] , op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
Niet valt in te zien dat er een oorzakelijk verband is tussen het zonder medeweten van [eiser] opnemen van het telefoongesprek (de hier aan de orde zijnde onrechtmatige daad) en deze door [eiser] gestelde schade. Andere schade dan die verband houdt met het einde van zijn politieke carrière heeft [eiser] niet gesteld.
deel van de opname van het telefoongesprek van 8 november 2014, namelijk het deel dat betrekking heeft op de benoeming van de waarnemend burgemeester, aan de burgemeester van de gemeente IJsselstein heeft laten horen. Ook heeft [gedaagde] verklaard dat zij de opname van het telefoongesprek aan Berenschot ter beschikking heeft gesteld.
Conclusie4.16. De vordering van [eiser] strekkende tot betaling van schadevergoeding, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, moet gezien het voorgaande worden afgewezen.
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
5.De beslissing
19 oktober 2016. [1]