Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
zaak/rekestnr.: C/16/421710 / FA RK 16-5472
Beschikking van 9 september 2016
[betrokkene] ,
de psychiateris verklaard dat betrokkene stabiel is, zich aan de afspraken houdt en het voor het overige ook heel goed doet. Dat is de reden waarom hij is aangemeld voor een plaats in een RIBW. Ter voorbereiding hierop is betrokkene in juli 2016 naar de [afdeling] verhuisd, een meer open setting die bedoeld is om zo snel mogelijk door te stromen. Er is echter nog steeds geen plaats bij de RIBW waarbij hij is aangemeld, ook al staat hij bovenaan de lijst. Mocht er nu geen verlenging van de rechtbanklijke machtiging worden afgegeven, dan heeft betrokkene geen plek meer waar hij kan verblijven. Ter zitting is door de psychiater ten aanzien van de diagnose verklaard dat de betrokkene stabiel is sinds hij bij haar in behandeling is. Daarom is er door de psychiater geen verschil gezien in een gedesoriënteerde of een paranoïde ziektebeeld. De psychiater heeft verklaard dat meerdere behandelaren zich hebben uitgesproken over de diagnose van betrokkene. Allen concluderen zij dat er sprake is van schizofrenie. Op basis van het dossier is er sprake van schizofrenie van het gedesorganiseerde type. Door de psychiater is toegelicht dat er geen onderscheid in behandeling of gevaar wordt gemaakt tussen het gedesoriënteerde of het paranoïde type. Schizofrenie is een chronische ziekte waarbij het gevaar op een terugval levenslang aanwezig blijft, zo ook de kans op gevaar voor betrokkene zelf of voor anderen. Ook voor wat betreft de denkstoornis die staat vermeld in de gedragskundige verklaring, geldt dat deze stoornis nog aan de orde is in de huidige – stabiele – situatie. Of er sprake is van zwakbegaafdheid of van een denkstoornis en of deze al voor de ziekte aanwezig was, dan wel dat de schizofrenie het denkvermogen van betrokkene heeft aangetast en de stoornis als gevolg daarvan is opgetreden, maakt de behandeling niet zozeer anders.
schadevergoedingaf. Dit zal in een aparte procedure worden behandeld.
schriftelijke beantwoording van vragenvoorafgaand aan de zitting, is het volgende van belang. In de wet BOPZ ligt het zwaartepunt van de behandeling van een verzoek om verlening van een machtiging, zeker voor iemand die al is opgenomen, op de mondelinge behandeling ter zitting. Het staat een raadsman vrij om voorafgaand aan die mondelinge behandeling ter zitting stukken in te dienen en dat kan voor de behandeling ter zitting ook zinvol zijn, zoals het de instelling vrij staat om daar wel of niet voorafgaand aan de zitting schriftelijk op te reageren. Er is uit de wet BOPZ voor de instelling geen verplichting af te leiden om voorafgaand aan de mondelinge behandeling ter zitting schriftelijk (of mondeling) vragen van de raadsman te beantwoorden. Overigens is ter zitting gebleken dat de psychiater de vragen van de raadsman mondeling heeft beantwoord ter gelegenheid van zijn bezoek aan betrokkene.
nieuw onderzoekdoor een onafhankelijk deskundige overweegt de rechtbank dat de advocaat het onderscheid tussen schizofrenie van het gedesorganiseerde type en schizofrenie van het paranoïde type aan de orde heeft gesteld. Nog daargelaten dat volgens de psychiater uit het dossier moet worden afgeleid dat er sprake is van schizofrenie van het gedesorganiseerde type, is betrokkene nu stabiel, zodat bij gebreke van concreet gedrag of ernstig verstoord denken van betrokkene op dit moment ook niet feitelijk kan worden vastgesteld welk type schizofrenie het is. Door de psychiater is ter zitting onweersproken gesteld dat er geen verschil in gevaar of behandeling bestaat zolang het gaat om schizofrenie. De relevantie van het type schizofrenie is dus beperkt, zodat een eventuele onduidelijkheid daarover een verzoek om een nieuw gedragskundig onderzoek niet rechtvaardigt. Door de advocaat is niet gesteld (laat staan in ieder geval enigszins onderbouwd) dat het voor de voorliggende beslissing relevant is om daarover duidelijkheid te krijgen. Voorts overweegt de rechtbank dat de zwakbegaafdheid volgt uit een eerder bij betrokkene afgenomen IQ onderzoek maar dat het ook een gevolg kan zijn van de schizofrenie. In de stukken van de afgelopen jaren is zwakbegaafdheid vaker genoemd als kenmerk van betrokkene. De zwakbegaafdheid of beperkte denkstoornis draagt bovendien slechts in beperkte mate bij aan de problematiek of het gevaar. In het algemeen blijkt uit het dossier dat in de loop der jaren diverse psychiaters steeds tot (nagenoeg) gelijke diagnoses zijn gekomen. De rechtbank acht zich op dit punt derhalve voldoende voorgelicht en zal het verzoek om een nieuw onderzoek van een gedragskundige afwijzen.
de wettelijke aantekeningendat artikel 37a Wet Bopz bepaalt dat aantekening dient te worden gehouden op een zodanige manier en met zodanige regelmaat dat het duidelijk inzicht geeft in het ziekteverloop. De ratio van dit voorschrift en het in het geding brengen van die aantekeningen is erin gelegen dat de rechtbank, en ook de advocaat, worden geïnformeerd over die aspecten die van belang zijn voor de te nemen beslissing. De instelling heeft naast een behandelingsplan een overzicht gegeven waaruit blijkt wat de stand van zaken is van de behandeling en een uitdraai overgelegd van aantekeningen in het dossier van de instelling over de betrokkene de laatste tijd. Deze aantekeningen geven een beeld van het contact van betrokkene met de medewerkers van de instelling, de problemen die daarbij optreden, in hoeverre en op welke manier betrokkene zijn medicatie gebruikt, in hoeverre hij meedoet aan een dagprogramma, welke vrijheden hij heeft en hoe dat gaat, etc. Anders dan de raadsman aanvoert, is de rechtbank van oordeel dat met het overleggen van de stand van zaken, het behandelingsplan en de voormelde aantekeningen in het dossier van betrokkene aan de wettelijke voorschriften wordt voldaan.
gevaaraanwezig. Dat het gevaar zich geruime tijd niet meer heeft gemanifesteerd, betekent niet dat het gevaar er niet meer is. Het gevaar wordt afgewend door het verblijf van betrokkene in de instelling met onder meer de structuur die betrokkene daarmee heeft, het dagelijkse contact met hulpverlening en toezicht op het gebruik van medicatie. Als dat wegvalt zonder afdoende alternatief, is de kans groot dat betrokkene een terugval zal krijgen.
de duurvan machtiging is het volgende van belang. Betrokkene staat enerzjids al lang op de wachtlijst voor plaatsing bij een RIBW, waaruit blijkt dat hij toe is aan een volgende stap. Anderzijds verblijft betrokkene in feite nog maar kort op een open afdeling en worden zijn vrijheden nog steeds verder uitgebreid. Nu op zichzelf genomen niet ter discussie staat dat betrokkene binnen afzienbare termijn zou kunnen uitstromen naar een RIBW, acht de rechtbank het verlenen van een opnamemachtiging voor de duur van een jaar te lang. Niet valt immers te voorzien dat het voor de behandeling van betrokkene noodzakelijk is dat hij zo lang opgenomen zou moeten blijven. Dat de ervaring is dat het lang duurt voordat er een voor betrokkene geschikte plek vrij komt op een RIBW, is onvoldoende grondslag om toch een opnamemachtiging voor een langere duur dan 6 maanden te verlenen.
verleentmachtiging tot voortgezet verblijf van betrokkene in [verblijfplaats] , locatie [locatie] te [woonplaats] , afdeling [afdeling] of in een ander psychiatrisch ziekenhuis, met ingang van heden tot en met 9 maart 2017.