ECLI:NL:RBMNE:2016:5782

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 november 2016
Publicatiedatum
1 november 2016
Zaaknummer
C/16/406332 / FL RK 15-2927
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststellen contact tussen minderjarige en oom in het kader van echtscheiding en zorgregeling

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 1 november 2016 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, waarbij ook de zorgregeling voor hun minderjarige kind aan de orde was. De man heeft op 17 december 2015 een verzoekschrift tot ontbinding van het huwelijk ingediend, waarop de vrouw heeft gereageerd met een verweerschrift en een zelfstandig verzoek. De mondelinge behandeling vond plaats op 10 oktober 2016, waarbij beide advocaten aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man en de vrouw in 2005 in Thailand zijn gehuwd en dat zij een minderjarig kind hebben, geboren in 2006. De man heeft de Nederlandse nationaliteit, terwijl de vrouw de Thaise nationaliteit heeft. Bij voorlopige voorziening is eerder een zorgregeling vastgesteld, waarbij het kind eens per vier weken contact heeft met de man en bij de broer van de man verblijft.

De rechtbank heeft de verzoeken van beide partijen beoordeeld. De man heeft verzocht om de echtscheiding uit te spreken en een zorgregeling vast te stellen, terwijl de vrouw heeft verzocht om het hoofdverblijf van het kind bij haar te vestigen en een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding vast te stellen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de man in zijn verzoek tot echtscheiding kan worden ontvangen en dat de vrouw het hoofdverblijf van het kind toegewezen krijgt. De rechtbank heeft ook de zorgregeling vastgesteld, waarbij het kind contact heeft met de man en bij de broer van de man verblijft.

Daarnaast heeft de vrouw verzocht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind, welke door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de man voldoende draagkracht heeft om deze bijdrage te betalen, ondanks zijn verweer dat hij geen inkomen heeft. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, behoudens voor de ontbinding van het huwelijk. De overige verzoeken zijn afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Lelystad
zaaknummer: C/16/406332 / FL RK 15-2927 (echtscheiding)
C/16/412590 / FL RK 16-601 (verdeling)
datum:

beschikking van de enkelvoudige familiekamer

inzake

[de man] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna als de man aangeduid,
verzoeker,
advocaat mr. M. Haverkort,
en

[de vrouw] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna als de vrouw aangeduid,
belanghebbende,
advocaat mr. S.J. Nijhof.

Het procesverloop

De man heeft op 17 december 2015 onder bovenvermeld zaaknummer een verzoekschrift, met producties, tot ontbinding van het huwelijk ingediend. De vrouw heeft een verweerschrift, tevens houdend zelfstandig verzoek, ingediend. De man heeft een verweerschrift op het zelfstandig verzoek, met producties, ingediend.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het op 20 april 2016 door de man ingediende formulier verdelen en verrekenen;
  • de op 28 september 2016 door de man ingediende producties.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2016. Verschenen zijn de advocaten.

Vaststaande feiten

De man en de vrouw zijn op [2005] in [plaats] , Thailand, met elkaar gehuwd.
Het minderjarig kind van de man en de vrouw is:
[minderjarige], geboren op [2006] in [geboorteplaats] Thailand.
De man heeft de Nederlandse nationaliteit en de vrouw heeft de Thaise nationaliteit.
Bij beschikking van 25 november 2015 is bij wijze van voorlopige voorziening een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] vastgesteld en de navolgende zorgregeling:
  • eens per vier weken op zondag, in de zorginstelling in [woonplaats] van 10.30 uur tot 11.30 uur, waarbij de vrouw voor het vervoer van [minderjarige] zorgt;
  • twee weken later, op zondag, in het huis van de broer van de man ( [A] ) in [woonplaats] , in welk weekend [minderjarige] op vrijdag om 17.00 uur door [A] wordt opgehaald en bij hem en zijn gezin zal verblijven, waarna zij op zondag om 19.00 uur door [A] wordt teruggebracht;
  • elke woensdagavond rond 19.00 uur per telefoon.

Verzoeken

De man heeft verzocht de echtscheiding uit te spreken en een zorgregeling vast te stellen.
De vrouw heeft verzocht [minderjarige] aan haar toe te vertrouwen (de rechtbank begrijpt dit als een verzoek tot het vaststellen van het hoofdverblijf) en een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] vast te stellen. De vrouw heeft haar verzoek ten aanzien van de verdeling ingetrokken.

Beoordeling van de zaak

rechtsmacht en toepasselijk recht
De rechtbank overweegt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft ten aanzien van de verzoeken en dat Nederlands recht van toepassing is, tenzij hierna uitdrukkelijk anders is vermeld.
echtscheiding
De man heeft verzocht de echtscheiding uit te spreken.
De rechtbank is van oordeel dat partijen voldoende hebben onderbouwd dat zij niet in staat zijn om in onderling overleg een ouderschapsplan op te stellen. De rechtbank zal daarom op andere wijze daarin voorzien. De man kan in zijn verzoek tot echtscheiding worden ontvangen en dit verzoek zal als op de wet gegrond worden toegewezen.
hoofdverblijf, zorgregeling en geschil in de uitoefening van het gezag
Partijen zijn het er over eens dat [minderjarige] haar hoofdverblijf zal hebben bij de vrouw. Voorts zijn partijen het er over eens dat een zorgregeling moet worden vastgesteld tussen [minderjarige] en de man.
De man heeft verzocht een zorgregeling vast te stellen waarbij sprake is van contact tussen de man en [minderjarige]
  • eens per vier weken op zondag, in de zorginstelling in [woonplaats] van 10.30 uur tot 11.30 uur, waarbij de vrouw voor het vervoer van [minderjarige] zorgt;
  • twee weken later, op zondag, in het huis van de broer van de man ( [A] ) in [woonplaats] , in welk weekend [minderjarige] op vrijdag om 17.00 uur door [A] wordt opgehaald en bij hem en zijn gezin zal verblijven, waarna zij op zondag om 19.00 uur door [A] wordt teruggebracht;
  • elke woensdagavond rond 19.00 uur per telefoon;
  • gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, in die zin dat [minderjarige] gedurende deze periode in het gezin van [A] zal verblijven en [A] ervoor zal zorgdragen dat [minderjarige] gedurende dat verblijf extra contactmomenten heeft met de man.
De vrouw is het er mee eens dat [minderjarige] de man eens per vier weken bezoekt in de zorginstelling in [woonplaats] van 10.30 uur tot 11.30 uur, waarbij de vrouw voor het vervoer van [minderjarige] zorgt, dat [minderjarige] eens per vier weken contact heeft met de man in het huis van [A] in [woonplaats] , waarbij [A] [minderjarige] ophaalt en weer terugbrengt en dat er eens per week telefonisch contact is.
Partijen verschillen van mening over de vraag hoe lang [minderjarige] dat weekend bij [A] zal verblijven. De vrouw stelt dat er geen sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen [minderjarige] en [A] , en dat er daarom geen omgangsregeling vastgesteld kan worden tussen [minderjarige] en [A] .
De rechtbank stelt vast dat het verzoek van de man tevens behelst de vaststelling van contacten tussen [minderjarige] en het gezin van [A] . De rechtbank beschouwt dat verzoek niet als een verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen [minderjarige] en [A] , alleen al omdat een dergelijk verzoek niet door de man kan worden gedaan. De rechtbank ziet het verzoek als een geschil in de uitoefening van het gezag (artikel 1:253a BW) over de vraag in hoeverre het wenselijk is dat [minderjarige] gedurende een weekend per maand en de helft van de vakanties en feestdagen bij [A] en diens gezin verblijft. De man kan in zijn verzoek worden ontvangen. Bij de beoordeling van een dergelijk geschil moeten alle belangen tegen elkaar worden afgewogen, waarbij het belang van het kind vooropgesteld moet worden.
Ter onderbouwing van zijn verzoek voert de man aan dat [minderjarige] gedurende langere tijd veel bij [A] en diens gezin verbleef. Toen de vrouw in april 2015 in [woonplaats] ging wonen tot de zomervakantie 2015 heeft [minderjarige] zelfs helemaal bij [A] gewoond. Daarom is ook bij voorlopige voorzieningen bepaald dat [minderjarige] elk derde weekend van de maand van vrijdag 17.00 tot zondag 19.00 bij (het gezin van) [A] verblijft. [A] heeft een grote rol gespeeld in het leven van [minderjarige] . Als [minderjarige] bij hem verblijft zal hij zorgdragen voor extra contactmomenten tussen [minderjarige] en de man, zodat [minderjarige] haar vader ook in een huiselijke omgeving kan meemaken. Tevens zal [minderjarige] met [A] en zijn gezin mee kunnen op vakantie. De man wijst er verder op dat het voor [A] te belastend is om op één dag [minderjarige] heen en weer te brengen en ook nog de man op te halen en terug te brengen in [woonplaats]. Daarnaast is de man er niet mee bekend dat [minderjarige] zich niet prettig voelt bij het gezin van [A] . Diens kinderen zijn van ongeveer dezelfde leeftijd als [minderjarige] en zij lijkt het er altijd naar haar zin te hebben.
De vrouw kan er wel mee instemmen dat [minderjarige] een dag per vier weken bij [A] verblijft, maar vindt een heel weekend te lang. Er is geen nauwe persoonlijke betrekking, en er is geen reden om [minderjarige] daar telkens een heel weekend te laten verblijven. Ook [minderjarige] begrijpt niet waarom zij telkens een heel weekend naar [A] toe moet en zij vindt het daar niet altijd prettig.
De rechtbank is van oordeel dat niet eenvoudig is vast te stellen of het in het belang van [minderjarige] wenselijk is dat de (zorg)regeling anders wordt vastgesteld dan zoals bij voorlopige voorziening is bepaald en zoals die al bijna een jaar wordt uitgevoerd. De vrouw onderbouwt niet waarom [minderjarige] het niet langer prettig zou vinden om weekenden bij [A] door te brengen, en [A] herkent dit niet, zo stelt de advocaat van de man. Tevens speelt mee dat [A] heeft aangegeven dat het voor hem te belastend is om op één dag [minderjarige] op te halen en terug te brengen en tevens de man heen en weer te rijden van en naar de zorginstelling in [woonplaats], terwijl de rechtbank meent dat het wel in het belang van [minderjarige] is dat zij haar vader ook in een huiselijke omgeving treft en niet alleen in de zorginstelling. Ter zitting is naar voren gekomen dat de verhouding tussen [A] en de moeder verstoord is geraakt door misverstanden rondom de verhuizing van de vrouw en standpunten die in deze procedure zijn ingenomen. De rechtbank acht het van belang dat de vrouw enerzijds en de man en [A] anderzijds zich zullen inspannen om de spanningen die er tussen hun zijn uit te praten, zodat zij samen kunnen overleggen of voortzetting van de huidige regeling in het belang van [minderjarige] is. Ervan uitgaande dat partijen hierin zullen slagen, is de rechtbank dat het nu niet in het belang van [minderjarige] is om de zorgregeling anders vast te stellen dan zoals die al een jaar wordt uitgevoerd.
De verzochte regeling ten aanzien van de vakanties en feestdagen zal worden afgewezen. [minderjarige] heeft tot nu toe geen vakanties met [A] en diens gezin doorgebracht en de man heeft niet gesteld dat [minderjarige] die wens heeft geuit, zodat het niet in het belang van [minderjarige] is dat nu wel te bepalen.
kinderalimentatie
De vrouw heeft verzocht een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] vast te stellen van € 75,- per maand. De vrouw meent dat van de man verwacht kan worden dat hij (verder) inteert op zijn vermogen, omdat partijen altijd van het vermogen van de man hebben geleefd.
De man voert verweer en stelt dat hij onvoldoende draagkracht heeft omdat hij geen inkomen heeft en snel inteert op zijn vermogen. De man stelt voor om de woning in Thailand te verhuren om vanuit de huuropbrengst de kosten van [minderjarige] te kunnen betalen.
Voorzover de man tevens heeft bedoeld om de behoefte van [minderjarige] aan de gevraagde bijdrage te betwisten, wijst de rechtbank er op dat voor een kind in de leeftijd van [minderjarige] het laagste bedrag in de behoeftetabel € 90,- per maand bedraagt. [minderjarige] verblijft sinds 2014 in Nederland, zodat haar behoefte naar Nederlandse maatstaven moet worden beoordeeld. Nu tussen partijen niet in geschil is dat de vrouw geen inkomen heeft, staat daarmee vast dat [minderjarige] behoefte aan de gevraagde bijdrage van de man.
De rechtbank is van oordeel dat de man onvoldoende heeft onderbouwd dat het hem aan draagkracht ontbreekt om de gevraagde bijdrage te kunnen betalen. Partijen leefden ook tijdens het huwelijk van het vermogen van de man, zodat van de man verwacht kan worden dat hij om de gevraagde bijdrage te kunnen betalen verder inteert op zijn vermogen. Daarnaast heeft de man zelf gesteld dat de woning in Thailand zijn privé-eigendom is en dat daaruit inkomsten gegenereerd kunnen worden.
De rechtbank zal het verzoek van de vrouw toewijzen. Er is geen ingangsdatum verzocht, zodat de bijdrage wordt vastgesteld met ingang van de datum van deze beschikking.

Beslissing

De rechtbank:
Spreekt uit de ontbinding van het huwelijk, tussen de man en de vrouw gesloten op [2005] in [plaats] (Thailand).
Bepaalt dat [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats bij de vrouw heeft.
Stelt als zorgregeling tussen de man en [minderjarige] vast:
  • eens per vier weken op zondag, in de zorginstelling in [woonplaats] van 10.30 uur tot 11.30 uur, waarbij de vrouw voor het vervoer van [minderjarige] zorgt;
  • twee weken later, op zondag, in het huis van de broer van de man ( [A] ) in [woonplaats] , in welk weekend [minderjarige] op vrijdag om 17.00 uur door [A] wordt opgehaald en bij hem en zijn gezin zal verblijven, waarna zij op zondag om 19.00 uur door [A] wordt teruggebracht;
  • elke woensdagavond rond 19.00 uur per telefoon.
Bepaalt dat de man met ingang van heden een bedrag van € 75,- per maand telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw voldoet als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] .
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad, behoudens voor zover het de ontbinding van het huwelijk betreft.
Wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus gegeven door mr. I.L. Rijnbout, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van R. Dijkman, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van