ECLI:NL:RBMNE:2016:5851

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 september 2016
Publicatiedatum
3 november 2016
Zaaknummer
AWB - 16 _ 1659
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een verklaring omtrent gedrag (VOG) voor inschrijving als tolk en/of vertaler

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 september 2016 uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van de Minister van Justitie om een verklaring omtrent gedrag (VOG) af te geven aan eiser, die zich had aangemeld voor inschrijving als tolk en/of vertaler bij de Raad voor de Rechtsbijstand. De aanvraag voor de VOG werd afgewezen op basis van een strafbeschikking die aan eiser was opgelegd voor wederspannigheid met letsel tot gevolg, waarbij hij een werkstraf van 80 uur had gekregen. De rechtbank oordeelde dat de Minister terecht had geoordeeld dat de strafbare feiten van eiser een risico voor de samenleving met zich meebrachten, vooral gezien de vertrouwensrelatie die tolken en vertalers hebben met kwetsbare cliënten. Eiser betoogde dat de strafbeschikking niet relevant was voor zijn integriteit, maar de rechtbank volgde dit standpunt niet. De rechtbank concludeerde dat de Minister in redelijkheid de afgifte van de VOG had kunnen weigeren, omdat de integriteitseisen voor de functie van tolk en/of vertaler hoog zijn. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 16/1659

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 september 2016 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. D.N.A. Brouns),
en

de Minister van Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. D.D. van Milt).

Procesverloop

Bij besluit van 12 november 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een verklaring omtrent gedrag (VOG) voor een inschrijving als tolk en/of vertaler bij de Raad voor de Rechtsbijstand te Den Bosch afgewezen.
Bij besluit van 12 februari 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2016. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. L.M.F. Aarts, als waarnemer van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank acht voor de behandeling van het beroep het volgende van belang. Eiser heeft verzocht om een VOG voor inschrijving als tolk/en of vertaler bij de Raad voor de Rechtsbijstand.
2. Ingevolge artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) is een VOG een verklaring van verweerder dat uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon ingesteld, gelet op het risico voor de samenleving in verband met het doel waarvoor de afgifte is gevraagd en na afweging van het belang van betrokkene, niet is gebleken van bezwaren tegen die natuurlijke persoon of rechtspersoon.
Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de Wjsg weigert verweerder de afgifte van een VOG, indien in de justitiële documentatie met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld, dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, aan het doel waarvoor de VOG wordt gevraagd, in de weg zal staan.
Bij de beoordeling van de aanvraag zijn de criteria toegepast die zijn gepubliceerd in de Beleidsregels VOG-NP-RP 2013 (Stcrt. 1 maart 2013, 5409) (de Beleidsregels). Volgens paragraaf 3 wordt, wanneer de aanvrager voorkomt in het Justitieel Documentatie Systeem (het JDS), de vraag of een VOG kan worden afgegeven beoordeeld aan de hand van een objectief en een subjectief criterium.
Volgens paragraaf 3.1 wordt bij de beoordeling van de justitiële gegevens van de aanvrager een zogenoemde terugkijktermijn in acht genomen. Omdat eiser heeft verzocht om een VOG voor inschrijving als tolk en/of vertaler geldt voor hem het screeningsprofiel 80. ‘Beëdigd tolken en vertalers’. Bij de toets aan dit screeningsprofiel geldt een terugkijktermijn van tien jaren. Het gaat hier om een functie waar verweerder een hogere integriteitseis voor hanteert.
De reden waarom aan de integriteit van deze beroepsgroep hoge eisen worden gesteld is
gelegen in het feit dat zij veelvuldig werkzaam zijn voor opsporingsdiensten, het openbaar ministerie (OM) en de rechterlijke macht.
Op grond van paragraaf 3.2 wordt de afgifte van de VOG in beginsel geweigerd, indien aan het objectieve criterium wordt voldaan. Het objectieve criterium betreft de beoordeling of de justitiële gegevens die ten aanzien van de aanvrager zijn aangetroffen, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid waarvoor de VOG is aangevraagd.
Volgens paragraaf 3.3 kan op grond van het subjectieve criterium worden geoordeeld dat het belang dat een aanvrager heeft bij het verstrekken van de VOG zwaarder weegt dan het belang van de samenleving bij bescherming tegen het door middel van het objectieve criterium vastgestelde risico voor de samenleving. In dat geval wordt de VOG afgegeven ondanks dat aan het objectieve criterium wordt voldaan.
Ingevolge paragraaf 3.3.1 ziet het subjectieve criterium op omstandigheden van het geval die ertoe kunnen leiden dat de objectieve vaststelling van een risico voor de samenleving ten aanzien van deze aanvrager niet zou moeten leiden tot een weigering van de afgifte van de VOG. Omstandigheden van het geval die altijd in de beoordeling worden betrokken zijn de afdoening van de strafzaak, het tijdsverloop en de hoeveelheid antecedenten. Indien de staatssecretaris na weging van de omstandigheden van het geval niet tot een goede oordeelsvorming kan komen en twijfel heeft over de vraag of een VOG kan worden afgegeven, worden de omstandigheden waaronder het strafbare feit heeft plaatsgevonden in de beoordeling betrokken, aldus die paragraaf.
3. Verweerder heeft in het JDS aangetroffen dat aan eiser op 14 maart 2013 een strafbeschikking is opgelegd voor wederspannigheid met letsel tot gevolg. Hij heeft een werkstraf van 80 uur opgelegd gekregen. Dit valt binnen de terugkijktermijn. Bij het bestreden besluit heeft verweerder aan zowel het objectieve criterium getoetst als aan het subjectieve criterium en eiser een VOG geweigerd.
4. Eiser heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat aan het objectieve criterium niet is voldaan. Hij heeft gesteld dat de strafbeschikking van 14 maart 2013 niet relevant is bij de beoordeling van zijn aanvraag. Er was geen sprake van een misdrijf. Beoordeeld moet worden of eiser integer is. Het strafbare feit, wederspannigheid, heeft niets te maken met de functie van tolk en/of vertaler. De wederspannigheid vormt op zich geen integriteitsprobleem, volgens eiser.
5. De rechtbank volgt dit standpunt van eiser niet. Uit het screeningsprofiel volgt dat ‘integriteit’ een belangrijk vereiste is waaraan moet zijn voldaan, maar dat er ook andere eisen worden gesteld. Zo moet onder andere worden omgegaan met gevoelige informatie en moeten tolken/vertalers voor hun klanten kunnen optreden.
Dat eiser zich verzet heeft tegen een politieambtenaar met letsel tot gevolg, zegt – anders dan eiser stelt – in negatieve zin iets over zijn integriteit om als tolk of vertaler op te kunnen treden. Eén van de kenmerken van de functie van beëdigd tolk/vertaler is dat met de cliënten een één op één relatie wordt aangegaan, bijvoorbeeld als tolk voor een (minderjarige) verdachte of getuige. In die situatie is er sprake van een tijdelijke afhankelijkheid. Verweerder spreekt in dit verband van een vertrouwenssituatie tussen eiser en zijn soms kwetsbare cliënten. Gelet op de aard en werkzaamheden bestaat een risico voor de veiligheid en het welzijn van deze cliënten als het strafbare feit wordt herhaald. Daarbij is ook van belang dat tolken en vertalers vooral werken voor opsporingsdiensten, het OM en de rechterlijke macht. Het delict waarvoor eiser is veroordeeld, waarbij juist sprake was van wederspannigheid tegen het openbaar gezag, staat hiermee op gespannen voet. Het algemene beeld dat verweerder voorstaat is dat een tolk en/of vertaler die vanuit zijn functie contact heeft met het openbaar gezag van onbesproken gedrag moet zijn. Dit blijkt voldoende uit de beleidsregels en is niet onredelijk. Aan het objectieve criterium is dan ook voldaan.
6.
Nu gelet op het voorgaande de grondslag voor de weigering van een VOG in beginsel aanwezig is, moet vervolgens worden beoordeeld of verweerder bij toetsing aan het subjectieve criterium, gelet op eisers persoonlijke belang bij afgifte van een VOG, in dit geval in redelijkheid aanleiding had moeten zien om desondanks over te gaan tot afgifte daarvan.
7. Eiser heeft betoogd dat niet aan het subjectieve criterium is voldaan. Het belang van eiser moet in deze situatie zwaarder wegen. Hij is 33 jaar en de genoemde strafbeschikking is zijn enige strafrechtelijke antecedent. Van belang is dat het hier gaat om een afdoening van het OM en dat die in de regel tot zwaardere straffen komt dan de rechter. Eiser heeft een moeilijke tijd achter de rug en heeft eindelijk weer een kans op een goede toekomst. Eiser heeft deze baan nodig en hij is er ook goed in. Hij heeft ter zitting documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn goede functioneren. De omstandigheid waaronder het delict is gepleegd – bijvoorbeeld dat het zich heeft afgespeeld in de privésfeer – had bij de beoordeling moeten worden betrokken, aldus eiser.
8. Verweerder heeft bij zijn beoordeling betrokken dat er maar sprake is van één antecedent. Gelet echter op de aard van dat feit heeft verweerder de doorslag gegeven aan bijkomende aspecten, onder andere dat het delict niet licht is afgedaan. Eisers betoog over een mogelijk zwaardere afdoening door het OM, acht verweerder, speculatief. Het is de keuze van eiser geweest om akkoord te gaan met de voorgestelde transactie en die afdoening vormt dus nu het uitgangspunt voor deze beoordeling. Verder heeft verweerder bij de beoordeling betrokken dat het jusititiecontact relatief kort geleden heeft plaatsgevonden. Verweerder hoeft de omstandigheden waaronder het delict is gepleegd alleen bij de besluitvorming te betrekken als na weging van de subjectieve criteria niet tot een goede oordeelsvorming gekomen kan worden. Daarvan is hier geen sprake, aldus verweerder.
9. De rechtbank stelt vast dat wat eiser naar voren heeft gebracht door verweerder bij zijn besluitvorming is betrokken. Alhoewel de rechtbank begrijpt dat het voor eiser belangrijk is om een VOG te krijgen om aan zijn toekomst te kunnen werken en een negatieve uitkomst van deze procedure voor hem grote gevolgen heeft, komt zij toch tot de conclusie dat verweerder in redelijkheid een zwaarder gewicht heeft kunnen toekennen aan het belang van de samenleving dan aan het belang van eiser bij afgifte van een VOG en dat verweerder dit ook voldoende heeft gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 september 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.