ECLI:NL:RBMNE:2016:5882

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 november 2016
Publicatiedatum
4 november 2016
Zaaknummer
16.700185-14 en 16.659418-16 (gevoegd)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte veroordeeld voor het telen van hennepplanten, het aanwezig hebben van hennep en diefstal van elektriciteit

Op 4 november 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van 139 hennepplanten, het aanwezig hebben van 6.834 gram hennep en de diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 april 2013 in Almere een hennepkwekerij heeft opgezet in een pand aan de [adres 1]. Tijdens een politieonderzoek zijn meerdere ruimtes aangetroffen die waren ingericht voor het kweken en drogen van hennep. De verdachte werd in verband gebracht met de hennepplantage door getuigenverklaringen en DNA-sporen die op de plaats delict zijn aangetroffen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder het voorhanden hebben van een vuurwapen, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte hiervan op de hoogte was. De rechtbank hield rekening met de eerdere veroordelingen van de verdachte en de ernst van de feiten, maar besloot geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gezien de ouderdom van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummers: 16.700185-14 en 16.659418-16 (gevoegd) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 november 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1965] te [geboorteplaats] (Suriname),
wonende te [woonadres] [woonplaats] .

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 oktober 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L.G.A. Linssen en van hetgeen verdachte en mr. D.L.A.M. Pluijmakers, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking luidt, kort en feitelijk weergegeven:
16.700185-14:
Feit 1 primair :
Medeplegen van telen/bewerken/verwerken/bereiden of opzettelijk aanwezig hebben van 139 hennepplanten op 24 april 2013 in Almere in een pand aan de [adres 1] ;
Feit 1 subsidiair:
Medeplichtigheid aan telen/bewerken/verwerken/bereiden of opzettelijk aanwezig hebben van 139 hennepplanten op 24 april 2013 in Almere in een pand aan de [adres 1] ;
Feit 2:
Medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van 6.834 gram hennep op 24 april 2013 in Almere;
Feit 3 primair:
Medeplegen van diefstal van stroom van Liander N.V. in de periode van 1 mei 2012 tot en met 24 april 2013 in Almere in pand aan de [adres 1] ;
Feit 3 subsidiair:
Medeplichtigheid aan diefstal van stroom van Liander N.V. in de periode van 1 mei 2012 tot en met 24 april 2013 in Almere in pand aan de [adres 1] ;
Feit 4:
Voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III (Zastava, kaliber 7.65 mm) en munitie van categorie III op 24 mei 2014 in Almere;
16.659418-16
Feit 1 primair:
Medeplegen van telen/bewerken/verwerken/bereiden of opzettelijk aanwezig hebben van 50 hennepplanten op 15 februari 2016 in Almere in een pand aan de [adres 2] ;
Feit 1 subsidiair:
Medeplichtigheid aan het telen/bewerken/verwerken/bereiden of opzettelijk aanwezig hebben van 50 hennepplanten op 15 februari 2016 in Almere in een pand aan de [adres 2] ;
Feit 2 primair:
Medeplegen van diefstal van stroom van Liander N.V. in de periode van 31 juli 2015 tot en met 15 februari 2016 in Almere in het pand aan de [adres 2] ;
Feit 2 subsidiair:
Medeplichtigheid aan diefstal van stroom van Liander N.V. in de periode van 31 juli 2015 tot en met 15 februari 2016 in Almere in het pand aan de [adres 2] .
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16.700185-14
en 16.659418-16 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1 primair, 1 subsidiair, 2, 3 primair, 3 subsidiair, 4 en de feiten 5 primair, 5 subsidiair, 6 primair en 6 subsidiair.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 4, 5 primair, 5 subsidiair, 6 primair en 6 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Feit 4
De officier van justitie acht het onder 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De mogelijkheid dat verdachte of medeverdachte [medeverdachte] het wapen zonder medeweten van de ander op de desbetreffende plaats heeft neergelegd, of dat een derde het daar heeft neergelegd, vindt de officier van justitie gelet op de plaats waar het is aangetroffen zo onwaarschijnlijk dat hier geen rekening mee hoeft te worden gehouden .
De raadsman heeft gesteld dat voor een bewezenverklaring nodig is dat verdachte zich min of meer bewust is geweest van de aanwezigheid van een vuurwapen. Het wapen bevond zich op een plek waarvan niet dagelijks gebruik wordt gemaakt. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte wetenschap had van het wapen, zodat verdachte moet worden vrijgesproken.
Het vuurwapen met daarin bijbehorende munitie is in de woning aan de [adres 1] te Almere aangetroffen. Verdachte woonde met zijn gezin in deze woning.
Het wapen lag, verpakt in plastic tasjes en een doekje, in de badombouw in de badkamer. Verdachte heeft ontkend dat dit wapen van hem is.
Uit het dossier blijkt niet dat het wapen, en de tasjes en het doekje waarin het wapen verpakt zat, op dadersporen is onderzocht.
Nu een badombouw geen bergplaats betreft die dagelijks geopend wordt en verdachte niet de enige bewoner van het huis was, is het niet onaannemelijk dat verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van het wapen. Het bewustzijn is een vereiste om tot een bewezenverklaring van het aanwezig hebben van een wapen en munitie te komen, zodat verdachte van feit 4 zal worden vrijgesproken.
Feiten 5 primair, 5 subsidiair, 6 primair en 6 subsidiair
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte in de woning aan de [adres 2] te Almere woonde, omdat hij daar slapend werd aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij op een ander adres woont, maar dat blijkt niet juist te zijn. Gelet op de eerdere hennepplantage in de woning van verdachte in 2013 op de [adres 1] te Almere, acht de officier van justitie de feiten 5 primair en 6 primair wettig en overtuigend bewezen.
De raadsman heeft gesteld dat verdachte van de feiten 5 primair, 5 subsidiair, 6 primair en 6 subsidiair moet worden vrijgesproken. Verdachte heeft ontkend iets met de aangetroffen hennepkwekerij te maken te hebben. Verdachte is geen eigenaar van de woning en staat daar ook niet ingeschreven. Ook blijkt niet dat hij op enig moment op de zolder van die woning is geweest of dat hij wetenschap heeft gehad van de hennepkwekerij. En ook als hij wel wetenschap had, dan is dit onvoldoende om tot het medeplegen van het telen te komen.
Voor een bewezenverklaring van het medeplegen van het aanwezig hebben van de hennepplantage is evenmin voldoende dat verdachte aanwezig was in het pand en zich niet heeft gedistantieerd van de plantage.
Verdachte heeft, behalve de omstandigheid dat zijn gezin daar woont, geen relatie met de woning, zodat hij dit pand niet ter beschikking kan stellen en er geen sprake is van medeplichtigheid.
Tevens heeft de raadsman gesteld dat er geen bewijs is dat verdachte de elektriciteitsvoorziening heeft gemanipuleerd, de elektriciteit heeft gestolen, daar wetenschap van had, dan wel daar enig gebruik van heeft gemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet is gebleken dat verdachte woonachtig is op de [adres 2] te Almere. Hij staat ingeschreven op de [woonadres] in [woonplaats] . Bij onderzoek op de [woonadres] werd de deur opengedaan door de dochter van verdachte. In de woning werden vrouwenkleding en vrouwenschoenen aangetroffen.
De enkele constatering dat er dameskleding is gevonden in de woning aan de [woonadres] sluit echter niet uit dat er ook herenkleding aanwezig was.
De rechtbank kan niet uitsluiten dat verdachte als passant aanwezig was in de woning aan de [adres 2] . Tevens is niet uit het dossier gebleken dat verdachte wetenschap had van de daar aanwezige hennepkwekerij.
Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 5 primair ten laste gelegde.
Nu verdachte niet de beschikking had over de woning, kan tevens het onder 5 subsidiair ten laste gelegde niet bewezen worden verklaard, zodat verdachte hiervan ook vrijgesproken zal worden.
Het voorgaande brengt met zich mee dat verdachte ook van het onder feit 6 primair en subsidiair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, omdat de diefstal van elektriciteit samenhangt met de teelt van de hennep.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de feiten 1 primair, 2 en 3 primair wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Hij heeft daartoe onder meer gewezen op de getuigenverklaringen en de aangetroffen DNA-sporen die naar verdachte leiden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
Op 24 april 2013 is een onderzoek ingesteld op het adres [adres 1] te Almere. Op dit adres stonden onder meer verdachte en medeverdachte [medeverdachte] ingeschreven. [2] Bij het onderzoek werden meerdere ruimtes aangetroffen die bestemd waren voor het kweken dan wel het drogen van hennep. Ruimte A, op de tweede verdieping, was ingericht om hennep te drogen. In totaal lag in ruimte A 6.834 gram hennep. [3]
In de trapkast werd een afdekplaat aangetroffen die toegang gaf tot een kruipluik. In de kruipruimte is een in werking zijnde hennepkwekerij (G) aangetroffen met daarin 21 hennepplanten. Direct naast ruimte G was nog een ruimte ingericht voor het kweken van hennep (ruimte H). In deze ruimte stonden 118 hennepplanten. De helft van de ruimte was gevuld met hennepplanten. [4]
Van de hennepplanten is een representatieve bemonstering veiliggesteld en getest met gebruikmaking van de cannabistest. De test gaf een positieve reactie, indicatief voor hennep of THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj. Ook werd geconstateerd de stroomvoorziening ten behoeve van de kwekerij illegaal werd afgenomen. [5]
Liander N.V. heeft aangifte gedaan. Liander N.V. heeft sinds 19 mei 2005 met [medeverdachte] een overeenkomst betreffende aansluiting en transport van elektriciteit naar het perceel [adres 1] te Almere. [6] Op 24 april 2013 heeft de fraudespecialist geconstateerd dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken en dat er een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt. De aansluiting liep buiten de elektriciteitsmeter om naar de hennepplantage en voorzag deze van elektriciteit. Ook bleek er een tweede automaat illegaal te zijn geplaatst die de plantage op de derde etage van stroom voorzag. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd. Uit het onderzoek is gebleken dat er een hennepplantage was ingericht in ieder geval in de periode van mei 2012 tot 24 april 2013, waardoor er vermoedelijk sprake is geweest van vijf eerdere oogsten. Er zal minimaal 117.917 kWh illegaal zijn afgenomen. [7]
Bij het onderzoek op de [adres 1] in Almere zijn sporendragers – 3 peuken en 1 fles Hutchison’s – veiliggesteld en bemonsterd. De monsters zijn gewaarmerkt als:
AAEN0776NL spoor vanaf fles Hutchison’s, van dna kit AAEE9197NL;
AAEN0777NL spoor peuk, van dna kit AAEE9196NL;
AAEN0778NL spoor peuk, van dna kit AAEC0944NL;
AAEN0779NL spoor peuk, van dna kit AAEC0911NL. [8]
De fles drank (AAEE9197NL) en een peuk (AAEE9196NL) zijn aangetroffen in de kwekerij onder de grond. [9] De andere peuken (AAEC0944NL en AAEC0911NL) zijn aangetroffen op respectievelijk de droogruimte op zolder en de afgesloten ruimte voor droogruimte. [10]
Uit het rapport resultaten DNA-onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut van 11 juni 2013 blijkt dat het identiteitszegel AAEN0777NL een match oplevert met het DNA-profiel cluster nummer 25006. Voor de andere drie identiteitszegels is in het rapport opgenomen dat
‘In deze zaak sporen met matchende DNA-profielen gevonden, die afkomstig kunnen zijn van dezelfde (onbekende) persoon. Hiervan is maar één DNA-profiel in de Nederlandse DNA databank voor strafzaken opgenomen.’ [11]
In het Informatierapport DNA is aangegeven dat het profielcluster 25006 hoort bij verdachte. Voorts is aangegeven dat alle sporen worden gematcht met de donor, welke in de DNA databank is opgenomen. [12]
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de voornoemde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte 139 hennepplanten heeft geteeld en 6.834 gram hennep aanwezig heeft gehad. Voorts kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met verbreking van elektriciteit.
Niet is gebleken dat verdachte deze feiten samen met één of meer anderen heeft gepleegd, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1. Primair
hij opof omstreeks24 april 2013 te Almere,althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk heeft geteelden/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad(in een pand aan de [adres 1] )ongeveer139 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst IIdan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij opof omstreeks24 april 2013 te Almeretezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6.834 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gramhennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3. Primair
hijop een of meer tijdstip(pen)inof omstreeksde periode van 1 mei 2012 tot en met 24 april 2013 te Almere,althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in / uit een pand gelegen aan de [adres 1] heeft weggenomen een hoeveelheid electriciteit/stroom,in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan Liander N.V.,in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s),waarbij verdachteen/of zijn mededader(s) zich telkens de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren)onder zijn/hunbereik heeft/ hebbengebracht door middel vanbraak en/ofverbreking.
Van het onder 1 primair, 2 en 3 primair meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

7.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Feit 1 primair: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B gegeven verbod.
Feit 2: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C gegeven verbod.
Feit 3 primair: diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

8.STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

9.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf verzocht om geen gevangenisstraf op te leggen, gelet op de medische gesteldheid van verdachte. Verdachte is mogelijk niet detentiegeschikt. Voorts zijn de feiten al ouder en hebben de kinderen van verdachte hun vader nodig. Hij heeft verzocht een werkstraf met eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van 139 hennepplanten, het aanwezig hebben van 6.834 gram hennep en de diefstal van elektriciteit. Dit zijn feiten, waarbij gevaar voor de volksgezondheid, brandgevaar en gevaar voor overige criminaliteit een rol spelen.
De rechtbank houdt rekening met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 5 augustus 2016, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor onder andere gewelds- en vermogensdelicten.
Tevens houdt de rechtbank rekening met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Rekening is ook gehouden met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, waaruit blijkt dat voor een hennepplantage van 100 tot 500 planten doorgaans een werkstraf voor de duur van 120 uur en een maand voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd.
Gelet op de ouderdom van de feiten zal de rechtbank geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Ook zal er geen geldboete worden opgelegd, gelet op de financiële positie van verdachte.
Aan verdachte zal een werkstraf voor de duur van 120 uren worden opgelegd. Daarnaast zal aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand worden opgelegd, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 91, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder parketnummer 16.700185-14 onder feit 4 en onder parketnummer 16.659418-16 onder feit 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair en 2 subsidiair (hiervoor in het vonnis doorgenummerd als feit 5 primair, 5 subsidiair, 6 primair en 6 subsidiair) aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder parketnummer 16.700185-14 onder 1 primair, 2 en 3 primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 6 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder parketnummer 16.700185-14 onder 1 primair, 2 en 3 primair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar, zodanig als hierboven onder 7 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- legt aan verdachte op een
werkstrafvoor de duur van
120 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf;
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 maand;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Dit vonnis is gewezen door mr. P.K. van Riemsdijk, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en V.M.A. Sinnige, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 november 2016.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2013049898, doorgenummerd 1 tot en met 729.
2.Pagina 504.
3.Pagina 505.
4.Pagina 506.
5.Pagina 507.
6.Pagina 521.
7.Pagina 522.
8.Pagina’s 555 en 556.
9.Pagina 557.
10.Pagina 558.
11.Het door Ing. A.P.M. van Dijk, NFI deskundige, op 11 juni 2013 opgestelde rapport Resultaten DNA-onderzoek, pagina 1.
12.Het door [A], sporencoördinator op 23 juli 2013 opgemaakte informatierapport DNA betreffende profielcluster 25006, pagina 1.