Op 4 november 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een verdachte die betrokken was bij een hennepkwekerij. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken van het voorbereidend onderzoek en het vonnis van dezelfde datum. De verdachte was niet verschenen tijdens de zitting op 21 oktober 2016. De officier van justitie vorderde dat de verdachte zou worden veroordeeld tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel dat hij had genoten uit de hennepkwekerij, met een totaalbedrag van € 108.056,56. De raadsman van de verdachte heeft verzocht om de ontnemingsvordering af te wijzen, onder andere omdat de verdachte was vrijgesproken in een eerdere strafzaak die verband hield met de ontnemingsvordering. De rechtbank oordeelde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vordering met betrekking tot het parketnummer 16.659418-16, omdat er geen veroordeling was voor een strafbaar feit dat relevant was voor de ontneming. Voor het parketnummer 16.700185-14 heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel had genoten en heeft het bedrag vastgesteld op € 108.056,56. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de verdachte verplicht om dit bedrag aan de Staat te voldoen.