ECLI:NL:RBMNE:2016:6287

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 november 2016
Publicatiedatum
25 november 2016
Zaaknummer
UTR 16/2951
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor tweede terras aan de Herengracht 7 te Weesp

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 november 2016 uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weesp om een omgevingsvergunning te verlenen voor het toevoegen van ondergeschikte horeca en het realiseren van twee terrassen aan de Herengracht 7 te Weesp. Eiseres, De Keukenmeiden B.V., had op 19 juli 2015 een aanvraag ingediend voor de vergunning, maar deze werd op 19 november 2015 door verweerder geweigerd. De rechtbank oordeelde dat de door het college toegepaste gedragslijn om terrassen bij ondergeschikte horeca niet toe te staan niet onredelijk was. Eiseres voerde aan dat de beleidslijn niet op de juiste wijze bekend was gemaakt en dat er geen rekening was gehouden met haar eerdere argumenten. De rechtbank stelde vast dat de weigering van de vergunning in overeenstemming was met het bestemmingsplan en dat verweerder discretionaire bevoegdheid had om de vergunning te verlenen, maar deze niet had gebruikt. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgronden van eiseres niet slaagden en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier mr. M.S.D. de Weerd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 16/2951

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2016 in de zaak tussen

[bedrijf] h.o.d.n. De Keukenmeiden B.V., te Weesp, eiseres
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weesp, verweerder
(gemachtigden: mr. S.K. Verwer en F.M. Oosterbaan).

Procesverloop

Bij besluit van 19 november 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd aan eiseres een omgevingsvergunning te verlenen voor het toevoegen van ondergeschikte horeca en het realiseren van twee terrassen aan de Herengracht 7 te Weesp.
Bij besluit van 10 mei 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard onder aanvulling en wijziging van de motivering.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2016. Namens eiseres is verschenen [gemachtigde] , directeur. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
1.1
Op 19 juli 2015 heeft eiseres een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het toevoegen van ondergeschikte horeca in haar winkel aan de Herengracht 7 te Weesp en het realiseren van twee terrassen: één terras tegen de gevel en één terras aan de overzijde van de straat.
1.2
Verweerder heeft op 19 november 2015 geweigerd de gevraagde vergunning te verlenen, aangezien een tweede terras bij ondergeschikte horeca onwenselijk wordt geacht. Voor verweerder bestaat geen andere mogelijkheid dan de gehele aanvraag te weigeren, aangezien de aanvraag integraal bestaat uit drie onderdelen en eiseres uit de aanvraag niet het terras aan het water heeft willen verwijderen. Verweerder geeft eiseres in overweging om een principeverzoek in te dienen voor de desbetreffende onderdelen, omdat voor het realiseren van ondergeschikte horeca in de winkel en het realiseren van een terras aan de gevel bereidheid bestaat alsnog medewerking te verlenen. Na bezwaar heeft verweerder bij het bestreden besluit zijn weigering om een omgevingsvergunning te verlenen gehandhaafd.
1.2
Op 19 mei 2016 heeft verweerder naar aanleiding van een nieuwe aanvraag van eiseres een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van ondergeschikte horeca en het realiseren van één terras tegen de voorgevel op het perceel Herengracht 7 te Weesp.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zijn weigering om op basis van de aanvraag een vergunning te verlenen gehandhaafd met aanvulling en wijziging van de motivering.
Verweerder heeft daarbij overwogen dat hij geen gebruik maakt van zijn bevoegdheid om met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, ten eerste, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, in samenhang met artikel 35 van het bestemmingsplan ‘Stedelijk Gebied’, medewerking te verlenen aan het realiseren van een tweede terras aan het water. De reden dat hij geen gebruik maakt van die bevoegdheid is erin gelegen dat dit strijdig is met zijn vaste gedragslijn om onder voorwaarden ondergeschikte horeca in niet-food gerelateerde winkels toe te staan. Een van die voorwaarden is dat terrassen bij ondergeschikte horeca niet zijn toegestaan. Om die reden en omdat verweerder niet bevoegd is een aanvraag te splitsen, heeft verweerder de aanvraag geweigerd.
3. De rechtbank stelt vast dat het geschil is toegespitst op verweerders weigering om een vergunning te verlenen voor een terras, gelegen aan het water aan de overkant van de straat.
4.1
Eiseres voert in beroep aan dat dat verweerder zich voor zijn besluit baseert op de beleidslijn ondergeschikte horeca van eind 2014, maar dat deze beleidslijn niet bekend is gemaakt volgens de in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voorgeschreven wijze. De beleidslijn is snel, zonder inspraak en zonder de juiste zorgvuldigheid in acht nemen, vastgesteld. Daardoor is geen rekening gehouden met haar eerdere bij verweerder aangedragen argumenten. Eiseres staat daardoor nu voor voldongen feiten.
4.2
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan ‘Stedelijk Gebied’. Op het perceel, gelegen aan het water aan de overkant van de straat, waarop eiseres het door haar gevraagde terras wil realiseren rust de bestemming ‘Verkeer-Verblijf’. Gelet op artikel 21 van de bestemmingsregels zijn de gronden met die bestemming niet bestemd voor een terras.
Artikel 35, aanhef en onder e, van de bestemmingsregels bepaalt dat verweerder de bevoegdheid heeft om met een omgevingsvergunning af te wijken van de bestemmingsplanregels voor het toevoegen van de aanduiding ‘terras’ mits geen onevenredige verstoring plaatsvindt van het woon- en leefklimaat.
4.3
De rechtbank stelt vast dat verweerder op grond van artikel 35 van de bestemmingsregels de bevoegdheid heeft het door eiseres gevraagde terras aan het water te vergunnen. Verweerder heeft echter van die bevoegdheid geen gebruik gemaakt, omdat hij sinds november 2014 de vaste gedragslijn hanteert dat hij onder een aantal voorwaarden meewerkt aan het realiseren van ondergeschikte horeca in winkels. Een van die voorwaarden is dat terrassen bij ondergeschikte horeca niet zijn toegestaan. Verweerder acht de aanwezigheid van terrassen niet passen bij het ondergeschikte karakter van de horeca. Verweerder acht de ruimtelijke impact te groot wanneer elke winkel met ondergeschikte horeca de mogelijkheid krijgt om een terras te plaatsen.
4.4
De rechtbank stelt voorop dat het een discretionaire bevoegdheid van verweerder is om een omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan. Deze bevoegdheid dient de bestuursrechter te respecteren.
In dat kader overweegt de rechtbank dat gezien verweerders bevoegdheid als bedoeld in artikel 35 van de bestemmingsregels, voor verweerder geen verplichting bestond om beleid vast te stellen ten aanzien van ondergeschikte horeca en om daaraan voorafgaand in inspraak te voorzien. De door verweerder gehanteerde gedragslijn is, anders dan eiseres betoogt, geen beleidsregel in de zin van artikel 4:81 van de Awb, waardoor voor verweerder ook geen verplichting bestond om deze te publiceren. Evenmin heeft verweerder ter motivering van het bestreden besluit uitsluitend volstaan met een verwijzing naar de vaste gedragslijn.
Nu de invulling van de hiervoor genoemde bevoegdheid aan verweerder is, toetst de rechtbank deze invulling terughoudend. Dit betekent dat de rechtbank aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid zijn vaste gedragslijn heeft kunnen toepassen. De rechtbank overweegt daartoe dat verweerder ervoor heeft gekozen om terrassen bij ondergeschikte horeca niet toe te staan, omdat terrassen conflicteren met de beoogde ondergeschikte functie van de horeca. De rechtbank is van oordeel dat deze door verweerder toegepaste gedragslijn, gelet op aan deze gedragslijn ten grondslag liggende motivering, niet onredelijk is. Dat op dit punt andere keuzes en afwegingen denkbaar zijn spreekt voor zich, maar dat maakt de door verweerder thans voorgestane lijn niet onredelijk. Deze beroepsgrond van eiseres slaagt niet.
5.1
Eiseres voert aan dat er destijds een intern advies was om twee terrassen te vergunnen. Verweerder heeft niet gemotiveerd waarom slechts één terras aan de gevel en niet een terras aan het water mogelijk was.
5.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder gemotiveerd uiteengezet dat hij geen gebruik maakt van zijn bevoegdheid op grond van artikel 35 van de bestemmingsregels een terras toe te voegen. Verweerder heeft uitsluitend vanwege de bijzondere omstandigheid dat hij in oktober 2013 aan eiseres de toezegging had gedaan om medewerking te verlenen aan een terras aan de gevel een uitzondering gemaakt op zijn gedragslijn over ondergeschikte horeca. Daarbij heeft verweerder meegewogen dat geen sprake is een onevenredige verstoring van het woon- en leefklimaat, gelet op de geringe omvang van het terras, het feit dat de openingstijd van het terras gelijk is aan de openingstijd van de winkel en het feit dat er geen alcohol mag worden geschonken. Deze beroepsgrond van eiseres slaagt evenmin.
6.1
Eiseres stelt ten slotte dat verweerder met twee maten meet, omdat op een drietal plekken in Weesp terrassen zijn gerealiseerd die groter zijn dan de breedte van het pand, zoals het terras van het nabij gelegen café ‘Toeters en bellen’. Eiseres wijst er op dat ook in het geval verweerder wel aan eiseres medewerking had willen verlenen om een terras te realiseren aan het water, dit niet realiseerbaar is, omdat aan dat café een heel groot terras is vergund, gelegen voor drie andere panden.
6.2
De rechtbank overweegt dat voor zover eiseres hiermee een beroep doet op het gelijkheidsbeginsel dit niet opgaat. Het café ‘Toeters en Bellen’ is een volwaardige horecagelegenheid, zodat verweerders vaste gedragslijn ten aanzien van ondergeschikte horeca hierop niet van toepassing is. Voor het terras van dat café gelden dan ook andere regels dan voor het perceel van eiseres, waar een winkel is gevestigd.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 november 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.