ECLI:NL:RBMNE:2016:6291

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 december 2016
Publicatiedatum
25 november 2016
Zaaknummer
UTR 16/2322
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Pavićević
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onmiddellijke verwijdering uit het Landelijke Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen wegens niet voldoen aan wettelijke kwaliteitseisen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 december 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een gastouder en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De eiseres, een gastouder, had beroep ingesteld tegen de beslissing van de gemeente om haar voorziening voor gastouderopvang te verwijderen uit het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP). De verwijdering was gebaseerd op het niet voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen, zoals vastgesteld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko).

De rechtbank oordeelde dat de gemeente in redelijkheid had kunnen besluiten tot onmiddellijke verwijdering uit het LRKP. Dit besluit was genomen na een inspectie door de GGD, waaruit bleek dat de gastouder meerdere overtredingen had begaan, waaronder het niet beschikken over geldige verklaringen omtrent gedrag van vrijwilligers en het niet bijhouden van een deugdelijke registratie van opgevangen kinderen. Ondanks de wekelijkse begeleiding die de gastouder had ontvangen, was er onvoldoende verbetering zichtbaar.

De rechtbank benadrukte dat de belangen van de jonge en kwetsbare kinderen zwaarder wogen dan het belang van de gastouder om haar inschrijving te behouden. De rechtbank verklaarde het beroep van de gastouder ongegrond, en bevestigde de beslissing van de gemeente om de opvangvoorziening te verwijderen uit het LRKP. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 16/2322

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 december 2016 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. H. Zobuoglu),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigden: mr. S. Gangabisoensing, mr. W. van Bentum en H.W. Blankenspoor).

Procesverloop

Bij besluit van 26 oktober 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de door eiseres geëxploiteerde voorziening voor gastouderopvang op het adres [adres] verwijderd uit het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP).
Bij besluit van 1 april 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2016. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. In geschil is of verweerder heeft mogen besluiten om de door eiseres geëxploiteerde voorziening voor gastouderopvang op het adres [adres] te verwijderen uit het LRKP.
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder een inspectierapport van de GGD van
22 september 2015 ten grondslag gelegd. In dit rapport is vermeld dat tijdens een inspectie van de toezichthouder op 18 augustus 2015 de volgende voorschriften zijn overtreden:
  • De gastouder treft maatregelen om recidive van eerder geconstateerde tekortkomingen in de opvangsituatie te voorkomen;
  • De gastouder heeft kennis van en handelt overeenkomstig het pedagogisch beleidsplan van het gastouderbureau waarbij hij is aangesloten;
  • De gastouder waarborgt de emotionele veiligheid;
  • De gastouder biedt de opvangkinderen de mogelijkheid om tot ontwikkeling van persoonlijke competentie te komen;
  • De gastouder biedt de opvangkinderen de mogelijkheid om tot ontwikkeling van sociale competentie te komen;
  • De gastouder draagt zorg voor de overdracht van normen en waarden;
  • Een verklaring omtrent het gedrag van stagiaire of vrijwilliger werkzaam bij de gastouder is vóór aanvang van de werkzaamheden bij de gastouder overgelegd en is op dat moment niet ouder dan twee maanden. Indien de stagiaire al eerder bij een gastouder of kindercentrum heeft gewerkt dan is de verklaring omtrent het gedrag niet ouder dan twee jaar;
  • De bij de gastouder werkzame stagiaire of vrijwilliger is in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die niet ouder is dan twee jaar;
  • De woning waar gastouderopvang plaatsvindt, beschikt over voldoende binnenspeelruimte voor kinderen, afgestemd op het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen;
  • Bij een gastouder worden maximaal 6 kinderen gelijktijdig opgevangen, waarvan maximaal 5 kinderen tot 4 jaar, waarvan maximaal 4 kinderen tot 2 jaar, waarvan maximaal 2 kinderen tot 1 jaar. Eigen kinderen tot 10 jaar worden meegerekend en
  • De gastouder is goed telefonisch bereikbaar.
Gelet op voornoemde overtredingen heeft eiseres niet voldaan aan de wettelijke kwaliteitseisen voor kinderopvang, aldus verweerder. Op basis van het Afwegingsmodel Handhaving Kinderopvang Utrecht 2013 (het Afwegingsmodel) is de sanctie en begunstigingstermijn vastgesteld. In dit geval is vanwege de veelvoud en ernst van de overtredingen, de eerder opgelegde maatregelen, de onvoldoende maatregelen om recidive te voorkomen, de niet nagekomen toezeggingen op grond waarvan in januari 2015 is overgegaan tot registratie in het LRKP en de verwachting dat eiseres er niet in zal slagen om de overtredingen binnen de daarvoor gestelde termijn op te lossen, afgeweken van het Afwegingsmodel en is besloten tot onmiddellijke verwijdering uit het LRKP.
3. Eiseres heeft aan haar beroep het volgende ten grondslag gelegd.
Eiseres bestrijdt dat zij niet voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen voor kinderopvang. Volgens eiseres was tijdens de inspectie op 18 augustus 2015 sprake van een bevooroordeeld toezichthouder. De toezichthouder heeft de constateringen tijdens de inspectie op 18 augustus 2015 ten onrechte negatief gekwalificeerd. De door de toezichthouder opgestelde rapportage van 22 september 2015 is gebaseerd op een subjectief oordeel. Doordat verweerder de rapportage aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd, is de besluitvorming onzorgvuldig tot stand gekomen. Verder betoogt eiseres dat ten onrechte niet de procedure zoals neergelegd in het Afwegingsmodel is gevolgd. Volgens eiseres is haar ten onrechte geen aanzegging verleend, alsmede is haar ten onrechte geen hersteltermijn geboden. In tegenstelling tot het oordeel van verweerder zijn geen van de geconstateerde overtredingen aan te merken als “prioriteit hoog” en is geen sprake van recidive omdat eiseres de maximale groepsgrootte niet heeft overschreden. Op grond van het Afwegingsmodel had verweerder eerst het hersteltraject moeten doorlopen en niet direct mogen overgaan tot verwijdering uit het landelijk register. De opgelegde maatregel van verwijdering uit het landelijk register is in strijd met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, aldus eiseres.
4. Op grond van artikel 1.47a, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) kan verweerder besluiten de inschrijving van een kindercentrum, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang zonder een daaraan voorafgaand verzoek van de houder uit het register kinderopvang te verwijderen of de gegevens hiervan in het register kinderopvang te wijzigen. Indien het college hiertoe besluit, verwerkt het college dit in het register kinderopvang.
Op grond van artikel 1.49, tweede lid, van de Wko biedt een houder van een voorziening voor gastouderopvang verantwoorde gastouderopvang aan, waaronder wordt verstaan opvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving.
Op grond van artikel 1.56b, eerste lid, van de Wko beschikt de gastouder over een zodanige deskundigheid, organiseert de gastouderopvang op zodanige wijze, voorziet de voorziening voor gastouderopvang zodanig van materieel en voert een zodanig pedagogisch beleid, dat een en ander leidt of redelijkerwijs moet leiden tot verantwoorde gastouderopvang. De gastouder houdt bij de uitvoering van de werkzaamheden rekening met de opgestelde risico-inventarisatie, bedoeld in artikel 1.56, derde lid, in samenhang met artikel 1.51 en hij is verantwoordelijk voor de naleving van de meldcode, bedoeld in artikel 1.51a, eerste lid.
Op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk kan verweerder besluiten tot verwijdering van een kinderopvangvoorziening uit het register kinderopvang als bedoeld in artikel 1.47a, eerste lid van de Wko indien uit een onderzoek als bedoeld in artikel 1.62, tweede tot en met vijfde lid, van de Wko of anderszins is gebleken dat de houder in strijd handelt met het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk I, afdeling 3, paragrafen 2 of 3 van de Wko.
Op grond van het Beleid toezicht en handhaving kwaliteit kinderopvang 2013 (het Beleid), paragraaf 7, vormt het Afwegingsmodel de basis voor het opleggen van sancties indien blijkt dat de wet- en regelgeving niet wordt nageleefd. Het Afwegingsmodel biedt een basis voor welke maatregelen volgen op welke overtredingen, waarbij het Afwegingsmodel expliciet de ruimte geeft om, wanneer een specifiek geval daar aanleiding voor geeft, niet exact de daar genoemde stappen in die volgorde te nemen en van de genoemde stappen af te wijken. Op grond van paragraaf 8 van het Beleid spelen de feiten en omstandigheden van het geval altijd een rol bij de beoordeling van de situatie en de te nemen maatregel en kunnen verzwarende omstandigheden leiden tot een zwaardere maatregel.
Op grond van het Afwegingsmodel, paragraaf 2, hanteert het college bij het uitvoeren van het herstellend handhavingstraject in beginsel de volgende stappen:
Stap 1: schriftelijk bevel of aanwijzing;
Stap 2: Last onder dwangsom of last onder bestuursdwang
Stap 3: exploitatieverbod
Stap 4: verwijdering uit het LRKP
Het exploitatieverbod en de verwijdering uit het LRKP staat in het Afwegingsmodel genoemd bij de gemiddeld en hoog prioriteitsovertredingen, omdat het in die gevallen het meest voor de hand ligt dat deze sancties aan de orde kunnen zijn en dat daarbij wordt voldaan aan het proportionaliteitsbeginsel. Er kunnen zich echter situaties voordoen, waarin het naar beoordeling van het college gerechtvaardigd is om, gezien de aard en/of ernst van de overtreding, bepaalde stappen ‘over te slaan’ en direct over te gaan tot inzet van een zwaardere sanctie. Als het exploitatieverbod en de verwijdering niet zijn opgenomen in het Afwegingsmodel, wordt daarmee niet uitgesloten dat ze wel opgelegd kunnen worden. Daarvan kan namelijk sprake zijn bij recidive en/of een samenloop van overtredingen, aldus paragraaf 2 van het Afwegingsmodel.
5. Niet in geschil is dat eiseres ten tijde van de inspectie op 18 augustus 2015 geen (geldige) verklaringen omtrent gedrag van de twee bij haar werkzame vrijwilligers kon overhandigen aan de toezichthouder. Deze twee overtredingen worden volgens het Afwegingsmodel aangemerkt als twee hoge prioriteitsovertredingen. Ook is niet in geschil, zoals eiseres in haar reactie op het inspectierapport alsook in haar zienswijze heeft erkend, dat eiseres niet heeft bijgehouden welke kinderen op welke dagen werden opgevangen. Deze overtreding, het niet bijhouden van een deugdelijk registratie op basis waarvan beoordeeld kan worden of niet te veel kinderen tegelijk worden opgevangen, wordt volgens het Afwegingsmodel ook aangemerkt als hoge prioriteitsovertreding. Voorts is als hoge prioriteitsovertreding aangemerkt het niet beschikken over voldoende binnenspeelruimte afgestemd op het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen. Eiseres heeft gesteld wel voldoende binnenspeelruimte beschikbaar te hebben, doch heeft dit niet (met stukken) onderbouwd. De overige zes overtredingen, die op grond van het Afwegingsmodel worden aangemerkt als gemiddelde prioriteitsovertredingen, zijn door eiseres feitelijk niet ontkend, maar zouden, althans zo begrijpt de rechtbank, volgens eiseres niet dusdanig negatief gekwalificeerd moeten worden als dat de toezichthouder bij het GGD-rapport van 22 september 2015 heeft gedaan.
6. Op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State mag het college in beginsel aan een rapport van de GGD doorslaggevende betekenis toekennen, tenzij het naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont, dat het college dit niet, of niet zonder meer, aan zijn besluitvorming ten grondslag mocht leggen. De rechtbank wijst bijvoorbeeld op de uitspraak van 27 december 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BY7318).
7. Het rapport van 22 september 2015 van de GGD is naar het oordeel van de rechtbank inzichtelijk en met concrete feiten onderbouwd. De rechtbank ziet in het rapport geen zodanige gebreken dat verweerder deze niet aan zijn besluitvorming ten grondslag kon leggen. Eiseres heeft haar stelling dat de besluitvorming onzorgvuldig tot stand is gekomen omdat verweerder de GGD-rapportage die gebaseerd is op vooroordelen van de toezichthouder aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd, niet (met stukken) onderbouwd noch heeft zij deskundig tegenadvies ingebracht. De rechtbank is van oordeel dat nu uitgegaan kan worden van de juistheid van het GGD-rapport welke ten grondslag is gelegd aan het bestreden besluit, de besluitvorming in die zin voldoet aan de eisen van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Deze beroepsgrond slaagt niet.
8. De rechtbank ziet voorts geen grond voor twijfel aan de juistheid van het GGD-rapport voor wat betreft de ernst en hoeveelheid van de op 18 augustus 2015 bij eiseres aangetroffen overtredingen, zoals hiervoor weergegeven. Naar het oordeel van de rechtbank leveren de door de toezichthouder geconstateerde overtredingen in het GGD-rapport, viermaal een overtreding met prioriteit hoog en zesmaal een overtreding met prioriteit gemiddeld op. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht tot het oordeel is gekomen dat eiseres daarom niet heeft voldaan aan de wettelijke kwaliteitseisen voor kinderopvang.
Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat ten aanzien van de overtredingen volgens het Afwegingsmodel normaal gesproken eerst wordt overgegaan tot een herstellend traject, maar dat in dit geval – naast wat hierover reeds is opgenomen in het bestreden besluit – in het bijzonder meeweegt de belangen van deze zeer jonge en kwetsbare kinderen die niet rechtvaardigen dat wederom een kans wordt geboden om aan de wettelijke voorschriften te voldoen. Het complex aan feiten en omstandigheden heeft het college doen besluiten om het herstellend traject over te slaan en over te gaan tot verwijdering uit het landelijk register. Gebleken is dat in de periode van november 2011 tot januari 2015 eiseres werkzaam is geweest als gastouder en er zijn in die periode GGD-rapporten uitgebracht waarin overtredingen zijn geconstateerd en sancties zijn opgelegd. Voorts heeft eiseres vanaf januari 2015 wekelijks begeleiding ontvangen vanuit gastouderbureau Je Beste Maatje teneinde aan de wettelijke vereisten te voldoen. Ondanks deze wekelijkse begeleiding gedurende ongeveer acht maanden was nog immer niet voldaan aan de wettelijke vereisten. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de motivering in het bestreden besluit, de daarop gegeven toelichting op zitting, de recidive wegens eerdere handhavingstrajecten en het GGD-rapport van 22 september 2015, verweerder genoegzaam heeft toegelicht waarom hij kon overgaan tot de inzet van de verwijdering uit het LRKP.
De verklaringen van de ouders van de gastouderkinderen en de verklaring van het gastouderbureau Je Beste Maatje waarin men zich positief heeft uitgelaten over de verleende zorg van eiseres aan de gastouderkinderen, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. De rechtbank begrijpt, gelet op voornoemde verklaringen, dat de ouders tevreden waren over de zorg van eiseres aan de gastouderkinderen, maar dat laat onverlet dat eiseres de wettelijke voorschriften heeft na te leven. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
9 Het bovenstaande betekent dat verweerder, gezien de gegeven omstandigheden, aan het belang van verantwoorde kinderopvang meer gewicht heeft mogen toekennen dan aan het belang van eiseres bij behoud van haar inschrijving als gastouder. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten de opvangvoorziening van eiseres uit het LRKP te verwijderen.
10 Het beroep is ongegrond.
11 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Pavićević, rechter, in aanwezigheid van
mr. C. de Blaeij, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 december 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.