ECLI:NL:RBMNE:2016:6489

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 december 2016
Publicatiedatum
5 december 2016
Zaaknummer
UTR 16/3824
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van AOW-pensioen en terugvordering van teveel betaald pensioen met boete

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 december 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een AOW-gerechtigde, en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) als verweerder. Eiseres ontving sinds 5 juli 2015 een AOW-pensioen naar de norm van een alleenstaande. Echter, op 21 december 2015 is eiseres in Gambia gehuwd, maar heeft zij dit niet gemeld aan de SVB. Hierdoor heeft de SVB op 9 februari 2016 de AOW-uitkering van eiseres herzien naar de norm van een gehuwde, wat resulteerde in een terugvordering van € 354,28 aan teveel betaald pensioen en een boete van € 180,- voor het niet melden van de wijziging.

Eiseres heeft tegen het besluit van de SVB bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 9 november 2016 is eiseres verschenen met haar gemachtigde, terwijl de SVB zich liet vertegenwoordigen door een gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de SVB op 1 februari 2016 op de hoogte raakte van de huwelijk van eiseres via de Basisregistratie Personen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de terugvordering van het teveel betaalde pensioen niet kan standhouden, omdat het beroep tegen de herziening van het pensioen gegrond is verklaard. Dit betekent dat er geen sprake meer is van een benadelingsbedrag, en de rechtbank heeft geconcludeerd dat de boete niet kan worden gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, en de SVB veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 992,-. Tevens is de SVB verplicht om het door eiseres betaalde griffierecht van € 46,- te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 16/3824

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 december 2016 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. C. Steijgerwalt),
en

Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Herder).

Procesverloop

Bij besluit van 12 april 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder van eiseres € 354,28 aan teveel betaald pensioen op grond van de Algemene ouderdomswet (Aow) teruggevorderd en haar een boete opgelegd ter hoogte van € 180,-.
Bij besluit van 5 juli 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2016. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiseres ontvangt sinds 5 juli 2015 een Aow-pensioen naar de norm van een alleenstaande. Op 21 december 2015 is eiseres in Gambia gehuwd met de heer [A] . Eiseres heeft dit niet gemeld aan verweerder.
2. Verweerder heeft aan de terugvordering ten grondslag gelegd dat de uitkering van eiseres bij besluit van 9 februari 2016 is herzien naar de norm van een gehuwden, waardoor zij in de periode van 21 december 2015 tot 1 februari 2016 geen recht had op een Aow-uitkering naar de norm voor een alleenstaande, maar naar de norm voor een gehuwde. Eiseres heeft hierdoor € 354,28 teveel aan Aow ontvangen, die van haar wordt teruggevorderd, aldus verweerder.
3. Verweerder heeft aan het opleggen van de boete ten grondslag gelegd dat eiseres op grond van artikel 49 van de Aow haar huwelijk aan verweerder had moeten melden. Volgens door verweerder gehanteerde termijnen moest deze wijziging binnen vier weken aan verweerder worden gemeld. Verweerder is op 1 februari 2016 van de wijziging op de hoogte geraakt door elektronische uitwisseling van gegevens van de Basisregistratie Personen. Op grond van het boetebesluit sociale zekerheidswetten heeft verweerder aan eiseres voor het niet nakomen van de inlichtingenplicht een boete opgelegd van €180,-, zijnde (afgerond) de helft van het benadelingsbedrag. Verweerder acht het niet aannemelijk dat het voor eiseres onmogelijk was om vanuit Gambia contact met verweerder op te nemen om haar huwelijk te melden. Ook op de website van verweerder is duidelijk vermeld dat eiseres haar huwelijk had moeten melden.
4. Bij uitspraak van heden heeft de rechtbank het beroep tegen de herziening van het pensioen op grond van de Aow tot de hoogte van een gehuwdenpensioen gegrond verklaard, de beslissing op het bezwaar vernietigd voor zover dat ziet op de herziening van het pensioen en het besluit in eerste aanleg herroepen, zodat op dit moment in rechte geen sprake meer is van teveel betaald pensioen. Om die reden kan de terugvordering geen standhouden. Het beroep tegen de terugvordering slaagt.
5. Op de vraag of een eventuele gegrondverklaring van het beroep tegen de herziening en terugvordering gevolgen zou hebben voor de boete, heeft verweerder ter zitting geantwoord dat er in dat geval geen grond meer is voor de boete, omdat er dan geen benadelingsbedrag meer is. Nu het beroep tegen de herziening en terugvordering gegrond is, er daardoor geen benadelingsbedrag is, en verweerder heeft verklaard dat er in dat geval geen grond meer is voor de boete, oordeelt de rechtbank dat de boete niet kan worden gehandhaafd. Het beroep slaagt.
6. Omdat het beroep om deze reden reeds gegrond is, behoeven de overige aangevoerde beroepsgronden geen bespreking meer.
7. Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 992,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496,- en een wegingsfactor 1).
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 992,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E. Falkmann, rechter, in aanwezigheid van
mr. P. Bruins-Langedijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
5 december 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.