In deze zaak vordert eiser, [eiser], betaling van een bedrag van € 46.313,86 van zijn moeder, [gedaagde sub 1], op basis van een overeenkomst van geldlening. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 28 december 2016 uitspraak gedaan in deze civiele procedure. Eiser heeft in 2012 een bedrag van € 115.000 overgemaakt naar de Turkse bankrekening van [gedaagde sub 1], waarvan € 40.000 als lening is bedoeld. De lening moest uiterlijk op 25 februari 2016 worden terugbetaald, maar [gedaagde sub 1] heeft dit bedrag niet terugbetaald. Eiser heeft diverse aanmaningen gestuurd, maar zonder resultaat. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een overeenkomst van geldlening en dat [gedaagde sub 1] haar verplichtingen niet is nagekomen. De rechtbank wijst de vordering van eiser toe en veroordeelt [gedaagde sub 1] tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en kosten. Daarnaast is er een vordering tegen [gedaagde sub 2], die ook niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit een overeenkomst van geldlening. De rechtbank heeft de vorderingen tegen [gedaagde sub 2] voorwaardelijk toegewezen, afhankelijk van de nakoming van de vaststellingsovereenkomst.