ECLI:NL:RBMNE:2016:6609

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 december 2016
Publicatiedatum
9 december 2016
Zaaknummer
16/659609-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en bedreiging met de auto op politieagenten en ex-partner

Op 2 december 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 47-jarige man die op 14 februari 2011 in Huizen met zijn auto op twee politieagenten inreed. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot 26 maanden gevangenisstraf voor poging tot doodslag. De verdachte reed met opzet op de agenten af, die gelukkig op tijd konden wegduiken. Daarnaast werd de man ook veroordeeld voor bedreiging van zijn ex-partner en haar nieuwe vriend. De rechtbank oordeelde dat de daden van de verdachte een grote impact hebben gehad op de slachtoffers en gevoelens van angst en onrust in de maatschappij hebben veroorzaakt. De rechtbank legde een lagere straf op dan geëist, omdat de verdachte voor een van de bedreigingen werd vrijgesproken en rekening werd gehouden met straffen voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van de agenten, gezien de omstandigheden waaronder hij handelde. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding van € 450,00 aan beide agenten, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling straf-, familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659609-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 2 december 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1969] te [geboorteplaats]
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 november 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie en van hetgeen de benadeelde partijen naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1op 14 februari 2011 in Huizen geprobeerd heeft de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van het leven te beroven, dan wel (subsidiair) geprobeerd heeft hen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel (meer subsidiair) hen heeft bedreigd, door met een auto op hen af te rijden en hen te achtervolgen;
feit 2op 14 februari 2011 in Huizen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of de kinderen van die [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3op 13 februari 2011 in Huizen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen. Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie betoogd dat verdachte het voorwaardelijk opzet op de dood van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft gehad.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
4.2.1
Vrijspraak feit 3
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte tegen haar bedreigingen tegen [slachtoffer 1] heeft geuit. Uit de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] volgt echter niet dat [slachtoffer 1] op de hoogte is geraakt van de bedreigingen zoals deze in de tenlastelegging staan vermeld, hetgeen voor een veroordeling voor bedreiging is vereist.
4.2.2.
Bewijsmiddelen feit 1 primair en feit 2 [1]
[slachtoffer 2] woont aan de [adres] te [woonplaats] . Haar ex-partner is [verdachte] . Haar huidige partner is [slachtoffer 1] . [2] Op 14 februari 2011 rond 00.00 uur was zij met [slachtoffer 1] en haar kinderen in haar woning. [3] Zij belde met [verdachte] . Zij hoorde dat [verdachte] helemaal flipte en riep/schreeuwde: ”Ik schiet jullie allemaal overhoop". Zij vroeg hem of hij ook de kinderen bedoelde en hoorde hem roepen: “Ja alles, ik maak alles af." Zij werd bang en probeerde hem rustig te krijgen. [verdachte] riep: "Je kan beter de politie bellen, want ze zijn toch te laat. Ik sta zo voor je deur en schiet jou en de kinderen af, terwijl [slachtoffer 1] kijkt en daarna snij ik zijn strot door”, “Ik ben al onderweg en dat wordt nooit meer wakker." [slachtoffer 1] hoorde dit ook. Zij waren doodsbang en zij had de politie gebeld. [4]
Op 14 februari 2011 [5] hoorde [slachtoffer 1] flarden van een telefoongesprek dat [slachtoffer 2] met [verdachte] voerde en [slachtoffer 2] herhaalde soms ook wat [verdachte] zei. Hij hoorde [verdachte] zeggen dat hij hen kapot zou schieten. [verdachte] zou zijn keel doorsnijden en hij moest toekijken terwijl hij iedereen kapot schoot, ook de kinderen. Hij hoorde [verdachte] letterlijk zeggen: “Ik schiet de kinderen af, ik snij [slachtoffer 1] zijn strot door, ik kom iedereen afslachten, ik maak iedereen kapot, jullie worden nooit meer wakker.” [6]
Verbalisant [verbalisant 3] was op 14 februari 2011 op de [adres] te [woonplaats] naar aanleiding van een melding betreffende een bedreiging door [verdachte] . [verdachte] zou zich verplaatsen in een gele bestelauto. Verbalisant zag dat een gele bestelauto type Kangoo zijn kant op reed en plaatste zijn dienstvoertuig voor de bestelauto. De bestelauto stopte. [7] Enkele seconden later reed de bestuurder met veel motorgeluid weg langs zijn dienstvoertuig. Op 15 februari 2011 zag verbalisant een foto van verdachte [verdachte] en herkende deze voor 100% als de bestuurder van de gele bestelauto. [8]
Verbalisant [verbalisant 2] was op 11 februari 2011 samen met zijn collega [verbalisant 1] op de [adres] te [woonplaats] naar aanleiding van een melding over een bedreiging. [9]
Verbalisant [verbalisant 2] liep op de hoofdrijbaan en zag de dienstauto van zijn collega [verbalisant 3] staan met daarachter een gele bestelauto, merk Renault, type Kangoo. [10] De Renault reed om de auto van [verbalisant 3] heen en reed met hoge snelheid in hun richting. Hij hoorde dat het toerental van de motor werd opgevoerd. Hij zag dat de Renault hen naderde en alleen maar meer vaart maakte. Verbalisant rende naar links om uit de baan van het voertuig te komen. Hij zag dat de bestuurder van de Renault reageerde, in de richting van [verbalisant 2] bleef rijden en voor hem naar rechts meestuurde in de richting van [verbalisant 2] . Verbalisant en zijn collega [verbalisant 1] bevonden zich op de in-/uitrijstrook van een bushalte. Verbalisant zag dat de bestuurder de hoofdrijbaan verliet en op de uitrijstrook ging rijden. Verbalisant zag de Renault op hen afkomen. Hij zag dat de Renault geen vaart minderde en sprong, toen de Renault op 2 à 3 meter was, naar links om te voorkomen dat hij door de Renault geraakt werd. [11]
Op 14 februari 2011 [12] zag verbalisant [verbalisant 1] dat de gele Kangoo langs de auto van collega [verbalisant 3] reed. De Kangoo reed hard in de richting van haar en haar collega [verbalisant 2] . Zij hoorde dat de auto heel veel toeren maakte. Zij rende opzij. Zij rende hard de busbaan over om zichzelf in veiligheid te brengen. De auto reed op hoge snelheid achter haar langs. Hij reed precies over de plek waar zij zojuist rende. [13]
Bewijsoverweging
(voorwaardelijk) opzet
Verdachte heeft in een schriftelijke verklaring aangegeven dat hij dacht dat de mensen op de rijbaan vrienden van [slachtoffer 1] waren. De rechtbank hecht aan die verklaring geen geloof.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte het voorwaardelijk opzet had op de dood van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] .
Van voorwaardelijk opzet op de dood is sprake als uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat door zijn handelen aangevers zouden komen te overlijden. De vraag of sprake is geweest van een ‘aanmerkelijke kans’ hangt af van de omstandigheden van het geval, waarbij onder meer betekenis toekomt aan de aard van de handeling en de omstandigheden waaronder deze handeling is verricht. Niet alleen is vereist dat verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van zijn gedraging bewust heeft aanvaard. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicatie - niet anders kan dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte opzettelijk heeft geprobeerd de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] aan te rijden. Verdachte is met een bestelauto met hoge en toenemende snelheid op beide verbalisanten afgereden. Terwijl de verbalisanten opzij renden om uit de baan van de auto van verdachte komen, stuurde verdachte in de richting waarin zij uitweken en bleef op hen afrijden, ook toen zij de busbaan oprenden. Door opzij te springen konden verbalisanten ternauwernood voorkomen dat zij door de auto werden geraakt. Uit het handelen van verdachte volgt niet dat hij op enig moment van plan was uit te wijken of af te remmen om zo een aanrijding met de verbalisanten te voorkomen. Indien het wel tot een aanrijding met beide verbalisanten was gekomen, was de kans op dodelijke afloop, gelet op de hoge snelheid waarmee hij reed, naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk geweest.
Uit de uiterlijke verschijningsvorm van deze handelingen van verdachte kan dan ook worden opgemaakt dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van beide verbalisanten. De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte zozeer is gericht op het toebrengen van fataal letsel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het overlijden van beide verbalisanten heeft aanvaard. Van aanwijzingen voor het tegendeel is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank acht op basis van voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
partiële vrijspraak feit 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de kinderen van [slachtoffer 2] heeft bedreigd. Uit het dossier volgt niet dat de kinderen van [slachtoffer 2] op de hoogte zijn geraakt van de bedreigingen zoals deze in de tenlastelegging staan vermeld, hetgeen voor een veroordeling voor bedreiging is vereist.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair
op 14 februari 2011 te Huizen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , van het leven te beroven, opzettelijk als bestuurder van een auto, met hoge snelheid, in elk geval met oplopende/verhoogde snelheid,
- in de richting van die [verbalisant 2] en [verbalisant 1] is gereden en
- die [verbalisant 2] en [verbalisant 1] heeft achtervolgd, terwijl die [verbalisant 2] en [verbalisant 1] zich al rennend en/of springend uit de rijrichting van die auto trachtten te begeven,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
feit 2
op 14 februari 2011 te Huizen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] telefonisch dreigend de woorden toegevoegd:
* "Ik schiet jullie allemaal overhoop" en
* "Ja alles, ik maak alles af." en
* "Je kan beter de politie bellen, want ze zijn toch te laat." en
* "Ik sta zo voor je deur en schiet jou en de kinderen af, terwijl [slachtoffer 1] kijkt en daarna snijd ik zijn strot af." en
* "Ik kom iedereen afslachten, ik maak iedereen kapot." en
* "Ik ben al onderweg en dat wordt nooit meer wakker.",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
terwijl hij, verdachte onderweg was naar en/of gearriveerd was in de straat van de woning waar die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de kinderen van die [slachtoffer 2] zich bevonden;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
feit 1 primairpoging tot doodslag, meermalen gepleegd;
feit 2bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft geprobeerd twee verbalisanten, die voor verdachte duidelijk herkenbaar moeten zijn geweest als politieagenten, van het leven te beroven door met een auto met hoge snelheid op hen af te rijden en op hen af te blijven rijden toen zij zichzelf in veiligheid probeerden te brengen. Voorts heeft verdachte zijn ex-partner en haar nieuwe partner bedreigd en gedreigd hen om het leven te brengen. Verdachte werd kort na het uiten van die bedreigingen vlakbij de woning van zijn ex-partner aangetroffen.
Het is algemeen bekend dat dergelijke feiten een enorme impact op de slachtoffers kunnen hebben. Zij kunnen hier nog lange tijd - zowel psychisch, privé en op hun werk - de nadelige gevolgen van ondervinden. Dat daarvan daadwerkelijk sprake is geweest, is onder meer gebleken uit de toelichting bij de vorderingen van de benadeelde partijen De [verbalisant 1] en [verbalisant 2] . Voorts zorgen dergelijke feiten voor gevoelens van angst en onrust in de maatschappij.
Gelet op het vorenstaande kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 5 oktober 2016.
De rechtbank is van oordeel dat er in deze zaak geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. Zelfs als het eerste verhoor van verdachte op 20 mei 2015 zou worden genomen als moment waarop de redelijke termijn is gaan lopen, zijn er tot de datum van dit vonnis nog geen twee jaren verstreken.
De rechtbank houdt geen rekening met het tijdsverloop in deze zaak omdat het tijdsverloop grotendeels aan verdachte zelf te wijten is, nu hij niet is ingegaan op de telefonische uitnodiging om gehoord te worden en vervolgens onvindbaar is geweest.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf er rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde op 20 april 2011 is veroordeeld door de politierechter. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, het onder 3 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Met inachtneming daarvan en gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 26 maanden passend en geboden is.

9.BENADEELDE PARTIJEN

Vordering [verbalisant 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 450,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op
€ 450,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 februari 2011.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.
Vordering [verbalisant 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 450,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op
€ 450,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 februari 2011.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 45, 57, 63, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 3 ten laste gelegde feit niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart de onder 1 primair en feit 2 ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- - spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primairpoging tot doodslag, meermalen gepleegd;
feit 2bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
-
veroordeeltverdachte tot een
gevangenisstrafvan
26 maanden;
Benadeelde partij [verbalisant 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 1] van € 450,00 bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 14 februari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door voornoemde benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [verbalisant 1] aan de Staat € 450,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2011 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling te vervangen door 9 dagen hechtenis, met dien verstande dat dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde partij dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Benadeelde partij [verbalisant 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 2] van € 450,00 bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 14 februari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door voornoemde benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [verbalisant 2] aan de Staat € 450,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2011 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling te vervangen door 9 dagen hechtenis, met dien verstande dat dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde partij dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter, voorzitter, mr. C.E.M. Nootenboom-Lock en mr. M.H.M. Collombon, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 december 2016.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1. Primair
hij op of omstreeks 14 februari 2011 te Huizen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1] , van het leven te beroven, opzettelijk als bestuurder van een auto, met hoge snelheid, in elk geval met oplopende/verhoogde snelheid, meermalen, in ieder geval éénmaal,
- in de richting van die [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1] is gereden en/of
- die [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1] heeft achtervolgd, terwijl die [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1] zich al rennend en/of springend uit de rijrichting van die auto trachtte(n) te begeven,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair
hij op of omstreeks 14 februari 2011 te Huizen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (een) ambterna(a)r(en), te weten [verbalisant 2] (hoofdagent van politie) en/of [verbalisant 1] (hoofdagent van politie), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een auto, met hoge snelheid, in elk geval met oplopende/verhoogde snelheid, meermalen, in ieder geval éénmaal,
- in de richting van die [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1] is gereden en/of
- die [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1] heeft achtervolgd, terwijl die [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1] zich al rennend en/of springend uit de rijrichting van die auto trachtte(n) te begeven,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
304 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 14 februari 2011 te Huizen, althans in Nederland, [verbalisant 2] en/of M.T [verbalisant 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/is verdachte opzettelijk dreigend als bestuurder van een auto, met hoge snelheid, in elk geval met oplopende/verhoogde snelheid, meermalen, in ieder geval éénmaal,
- in de richting van die [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1] gereden en/of
- die [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1] achtervolgd, terwijl die [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1] zich al rennend en/of springend uit de rijrichting van die auto trachtte(n) te begeven;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 14 februari 2011 te Huizen, althans in Nederland, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of de kinderen van die [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (telefonisch) dreigend de woorden toegevoegd:
* "Ik schiet jullie allemaal overhoop" en/of
* "Ja alles, ik maak alles af." en/of
* "Je kan beter de politie bellen, want ze zijn toch te laat." en/of
* "Ik sta zo voor je deur en schiet jou en de kinderen af, terwijl [slachtoffer 1] kijkt en daarna snijd ik zijn strot af." en/of
* "Ik kom iedereen afslachten, ik maak iedereen kapot." en/of
* "Ik ben al onderweg en dat wordt nooit meer wakker.",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
terwijl hij, verdachte onderweg was naar en/of gearriveerd was in de straat van de woning waar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of de kinderen van die [slachtoffer 2] zich bevonden;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 13 februari 2011 te Huizen, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is/heeft verdachte opzettelijk dreigend
- naar de woning gegaan, waar [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] zich bevonden en/of
- ( nadat die [slachtoffer 2] de voordeur van die woning had geopend) die [slachtoffer 1] (via die [slachtoffer 2] ) de woorden toegevoegd: "Ik maak hem af, ik schiet hem af.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd PL0900-2015131272, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 9101. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , pagina 1002.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , pagina 1004.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , pagina 1005.
5.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , pagina 1008
6.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , pagina 1010.
7.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 3] , pagina 1016.
8.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 3] , pagina 1017.
9.Proces-verbaal van aangifte [verbalisant 2] , pagina 2001.
10.Proces-verbaal van aangifte [verbalisant 2] , pagina 2004.
11.Proces-verbaal van aangifte [verbalisant 2] , pagina 2005.
12.Proces-verbaal van aangifte [verbalisant 1] , pagina 2008.
13.Proces-verbaal van aangifte [verbalisant 1] , pagina 2010.