Verzoekers hebben ten derde verzocht te bepalen dat de executeur zijn advocaatkosten voor eigen rekening dient te nemen. Artikel 4:7 lid 1 sub d BW bepaalt dat de kosten van executele, met inbegrip van het loon van de executeur, schulden van de nalatenschap zijn. De kantonrechter overweegt dat kosten die de executeur in redelijkheid heeft gemaakt of heeft doen maken, gelet op de hem door de wet of erflater toegedachte taak, behoren tot de kosten van executele. Het door verzoekers primair verzochte, te weten het ontslag en vervanging van de executeur, richt zich tegen [verweerder] in zijn hoedanigheid van executeur. De kantonrechter is van oordeel dat de kosten van de door de executeur ingeschakelde advocaat, van wie haar werkzaamheden erop gericht zijn de positie als executeur staande te houden, zijn aan te merken zijn als kosten die de executeur in redelijkheid heeft gemaakt. Dat maakt dat deze kosten schulden van de nalatenschap zijn.
De vraag is vervolgens of de door de executeur als zodanig opgevoerde advocaatkosten voortkomen uit werkzaamheden gericht op het staande houden van de posititie van de executeur. De executeur heeft drie declaraties van zijn advocaat overgelegd, te weten over de periodes:
i. 29 februari 2016 tot en met 1 maart 2016 € 654,01;
ii. 14 juli 2016 tot en met 29 juli 2016 € 199,05;
iii. 1 september 2016 tot en met 30 september 2016 € 1.080,53.
Ten aanzien van de eerste declaratie (i) overweegt de kantonrechter als volgt. Het verzoek tot ontslag en vervanging van de executeur is ter griffie ingekomen op 24 juni 2016. Deze declaratie ziet dus op een periode die ligt vier maanden voordat het verzoekschrift is ingediend. Blijkens de specificatie zijn de kosten gemaakt voor een bespreking op kantoor en voor correspondentie met [B] , de voormalige boedelnotaris. Uit het verzoek van [verzoeker 1] blijkt dat [verzoeker 1] op 11 januari 2016 aan [verweerder] gevraagd heeft openheid te geven over het door [verweerder] gevoerde financieel beheer over de periode vanaf 2010 tot aan het overlijden van erflaatster. Deze vraag richt zich op [verweerder] werkzaamheden in zijn hoedanigheid van gevolmachtigde van erflaatster en niet op [verweerder] werkzaamheden als executeur. Verder blijkt uit de door verzoekers overgelegde beslissing van de Kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 7 april 2016 dat in die periode ook sprake was van een klacht van [verzoeker 1] tegen de voormalige boedelnotaris. Gelet op de verstreken tijd tussen de gedeclareerde werkzaamheden en de indiening van het verzoekschrift, de omschrijving van de werkzaamheden en het feit dat bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster ook andere kwesties dan in onderhavige procedure aan de orde zijn, een rol spelen, is de kantonrechter zonder nadere motivering van de onder i. genoemde declaratie er niet van overtuigd dat die werkzaamheden van de advocaat erop gericht waren de positie van de executeur staande te houden. Daarom zal de kantonrechter deze kosten niet aanmerken als kosten van de nalatenschap.
De kantonrechter acht het wel aannemelijk dat de onder ii. en iii. genoemde advocaatkosten gemaakt zijn om de positie van de executeur staande te houden. Daarom zal de kantonrechter, gelet op het derde verzoek van de executeur, bepalen dat de gemaakte kosten van de advocaat voor een bedrag van € 1.279,58, alsmede de nog niet gedeclareerde advocaatkosten in het kader van onderhavige procedure, ten laste van de nalatenschap komen.
Verzoekers hebben de kantonrechter ook nog verzocht om de door verzoekers gemaakte kosten te betrekken bij de beslissing. Ter zitting is gebleken dat het gaat om kosten van door verzoekers ingeschakelde adviseurs en deskundigen. Deze kosten van verzoekers komen voor hun eigen rekening en niet voor rekening van de nalatenschap, nog afgezien van het feit dat deze kosten niet verder onderbouwd of bepaald zijn. De kantonrechter zal dit deel van het verzoek van verzoekers dus afwijzen.