ECLI:NL:RBMNE:2016:6637

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2016
Publicatiedatum
12 december 2016
Zaaknummer
428119 / HA RK 16-289
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verschoningsverzoek in bestuursrechtelijke zaken betreffende verwerking van medische persoonsgegevens

Op 1 december 2016 heeft mr. R.J. Praamstra, bestuursrechter, een verzoek tot verschoning ingediend in de zaken met de zaaknummers UTR 16/3326 en UTR 16/4199. Dit verzoek is ingediend omdat de zaken betrekking hebben op besluiten tot afwijzing van verzoeken om handhavend op te treden tegen de verwerking van medische persoonsgegevens door zorgverzekeraars en in de databank DIS. Aangezien het bedrijf van de partner van de verzoekster zich bezighoudt met de verwerking van medische persoonsgegevens, vreesde zij dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding zou kunnen komen.

De verschoningskamer heeft op 6 december 2016 de uitspraak gedaan over het verzoek. Artikel 8:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) stelt dat rechters zich kunnen verschonen op basis van feiten of omstandigheden die hun onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De verschoningskamer oordeelde dat er voldoende grond was voor de verschoning, gezien de motivering van het verzoek van mr. Praamstra. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de griffier werd opgedragen om deze beslissing toe te zenden aan de betrokken partijen en de voorzitter van de afdeling Civiel- en bestuursrecht.

De verschoningskamer, bestaande uit mr. S.M. van Lieshout als voorzitter en mrs. S.C. Hagedoorn en H.A. Brouwer als leden, heeft het verzoek tot verschoning gegrond verklaard. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open, wat betekent dat de uitspraak definitief is en niet kan worden aangevochten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Verschoningskamer
zaaknummer: 428119 / HA RK 16-289
beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van verschoningszaken van
6 december 2016
op het verzoek in de zin van artikel 8:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van:
mr. R.J. Praamstra, bestuursrechter,
(verzoekster).

Procedure

Verzoekster heeft op 1 december 2016 een verzoek tot verschoning ingediend.
De verschoningskamer heeft de uitspraak bepaald op heden.

Verschoningsverzoek

Het verzoek tot verschoning is ingediend in de zaken met zaaknummers UTR 16/3326 en UTR 16/4199.
Verzoekster heeft het volgende ten grondslag gelegd aan haar verschoningsverzoek.
Tijdens de voorbereiding van bovengenoemde zaken, kwam verzoekster tot de ontdekking dat de zaken kort gezegd betreffen de besluiten tot afwijzing van de verzoeken om handhavend op te treden tegen de verwerking van medische persoonsgegevens door zorgverzekeraars en de verwerking van medische persoonsgegevens in de databank DIS. Omdat het bedrijf van haar partner zich bezighoudt met de verwerking van medische persoonsgegevens in die zin, zal de rechterlijke onpartijdigheid schade kunnen lijden.

Beoordeling

1. Artikel 8:19 Awb bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen, kan verzoeken zich te mogen verschonen op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:15 Awb.
Artikel 8:15 Awb bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2. Verschoning is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Voorop dient te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de vrees dat daarvan sprake is objectief gerechtvaardigd is.
3. Van de schijn van partijdigheid kan, geheel los van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in dat specifieke geval aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing van de hoofdzaak te onthouden. Rechtzoekenden moeten immers vertrouwen kunnen stellen in het rechterlijk apparaat. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn van partijdigheid of vooringenomenheid.
4. Uit het verzoek van mr. Praamstra blijkt dat er sprake is van een zodanige omstandigheid dat zij zich niet meer voldoende vrij voelt om in onderhavige zaak te beslissen. De verschoningskamer ziet hierin, in aanmerking genomen de motivering van het verzoek, een genoegzame grond voor verschoning gelegen. Het verzoek zal derhalve gegrond worden verklaard.

Beslissing

De verschoningskamer:
  • verklaart het verzoek tot verschoning gegrond;
  • draagt de griffier van de verschoningskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling Civiel- en bestuursrecht en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. S.M. van Lieshout, voorzitter, en mrs. S.C. Hagedoorn en H.A. Brouwer als leden van de verschoningskamer, bijgestaan door mr. A.L. de Gier, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2016.
de griffier de voorzitter

Rechtsmiddel

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.