Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het verzoekschrift deelgeschil op de voet van artikel 1019w Rv, ter griffie ingekomen op 13 augustus 2015;
- het verweerschrift, ter griffie ingekomen op 29 oktober 2015;
- de mondelinge behandeling op 5 november 2015, waarvan aantekening is gehouden;
- het proces-verbaal van behandeling van een verzoekschrift ex artikel 1019w Rv.
re, Verkeersongevallendeskundige verbonden aan Meuwissen Verkeers Ongevallen Analyse, overgelegd en daarop tevens een schriftelijke toelichting gegeven.
2.De feiten
3.Het deelgeschil
4.De beoordeling
medete wijten is aan het rijgedrag van de buschauffeur. Dat de bus met een snelheid van 70 km per uur gereden zou hebben, zoals [verzoekster] ter gelegenheid van het voorlopig getuigenverhoor heeft verklaard, acht Achmea volstrekt onwaarschijnlijk. De bus was nog gestopt bij een bushalte op de Prinses Margrietlaan en na die halte is een snelheidsremmende wegversmalling aangebracht. Ook stonden er auto’s geparkeerd, zowel in parkeervakken aan de rechterkant van de weg als ook op de weg aan de linkerkant. De buschauffeur heeft ter gelegenheid van het tegenverhoor verklaard dat hij met een snelheid tussen de 30 à 35 km per uur reed. Dit is niet onrechtmatig.
Ik reed ten tijde van het ongeval 30 à 35 km per uur.”. Op grond daarvan acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat de bus met een snelheid reed van 40 km per uur, althans dat sprake is geweest van een overtreding van de ter plaatse toegestane maximumsnelheid. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de getuigen die aan de zijde van [verzoekster] zijn gehoord, hebben verklaard dat de bus (te) hard reed en/of 70 km per uur reed. Zo heeft [verzoekster] verklaard: “
De bus die reed zeker 70 km per uur of meer.”. Dit wordt ondersteund door de verklaring van haar echtgenoot [A] , waar hij zegt: “
Ik vermoed dat hij 70 km per uur reed op basis van mijn ervaring. Met ervaring bedoel ik dat ik al vanaf 1997 mijn rijbewijs heb en een ervaren chauffeur ben. Op grond daarvan kan ik snelheden inschatten.”. Ook uit de verklaring van [getuige 3] die als passagier in de bus zat, volgt dat de bus hard reed. Door haar is verklaard. “
Ik weet niet hoe hard de chauffeur destijds reed, wel vond ik dat de chauffeur hard reed.” Tot slot wordt over een hoge snelheid gesproken door de getuige [getuige 1] : “
In mijn beleving reed de bus veel harder dan 30 á 50 km per uur. Ik denk eerder aan 70 km per uur. De bus was echt heel snel voorbij en ook afgaande op het geluid meen ik dat de bus heel snel reed.”.
De weg is op dat punt, als er ook nog een auto staat geparkeerd, dermate smal dat het heel moeilijk is voor twee voertuigen om elkaar dan te passeren. Dat kan dan alleen maar stapvoets. Twee bussen kunnen elkaar niet passeren, zij moeten op elkaar wachten.” Door toch al ruimschoots voor de kruising met de Hoge Kanje en de daarna gelegen wegversmalling midden op de weg te gaan rijden, heeft [getuige 2] , terwijl de feitelijke situatie daartoe juist wel aanleiding gaf in verband met de geparkeerde voertuigen en de beschikbare breedte van de weg, niet, althans onvoldoende geanticipeerd op mogelijk tegemoetkomend verkeer en/of verkeer uit de zijstraat Hoog Kanje. Zoals de rechtbank hierover heeft overwogen, heeft dit handelen bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval. Achmea voert nog aan dat ook als de bus helemaal rechts had gereden een ongeval een feit was geworden, maar daaraan gaat de rechtbank voorbij. Wat daarvan verder ook zij, dit maakt niet dat het al meer richting het midden van de weg manoeuvreren van de bus, gezien de hiervoor geschetste feitelijke situatie, de chauffeur niet valt te verwijten.
(€ 4.104,85 voor 12,43 uren (kosten tot aan de mondelinge behandeling) en € 1,450,67 voor 4,5 uur (kosten voorbereiding en mondelinge behandeling).
5.De beslissing
een derde deelvan de materiële en immateriële schade van [verzoekster] te vergoeden;