3.3.De rechtbank verzoekt de kinderarts(en) om op die zitting in ieder geval de hierna genoemde vragen te beantwoorden.
De moeder heeft ter zitting verklaard dat [minderjarige] ook thuis de weken voor zijn opname veel spuugde en dat zij dat ook besproken heeft met mevrouw [C] en dat zij heeft geprotesteerd tegen het verder ophogen van de hoeveelheid sondevoeding, omdat zij liever terug wilde naar vaste voeding althans voeding via een fles. De rechtbank wil graag antwoord op de volgende vraag:
Heeft de moeder inderdaad bij de kinderarts aangegeven dat [minderjarige] veel overgaf en aangegeven dat zij liever weer wilde overstappen op vaste voeding en voeding via een fles?
Wat heeft de moeder daarover gezegd?
Ter zitting heeft de moeder gesteld dat men 24 uur na opname van [minderjarige] in het ziekenhuis op 19 september 2016 is gestopt met de sondevoeding. Uit het medisch dossier lijkt te volgen dat dit pas later is gebeurd.
3. Kunt u inzicht geven in wanneer de sondevoeding is gestopt althans wanneer het voedingspatroon significant veranderd is ten opzichte van de thuissituatie?
4. Kunt u inzichtelijk maken hoe, op welk moment en tot welke hoeveelheid de sondevoeding is afgebouwd?
De moeder heeft ter zitting verklaard dat het feit dat hij bij pleegouders aankomt in gewicht terwijl hij veel minder calorieën binnenkrijgt per dag, kan worden verklaard door het feit dat hij nu vast voedsel krijgt in plaats van sondevoeding. Zij stelt dat [minderjarige] thuis ook was gegroeid/in gewicht was aangekomen als hij aldaar vast voedsel had gekregen.
5. Wat is uw reactie op de stelling van de moeder?
6. Is het medisch gezien mogelijk dat [minderjarige] niet (voldoende) aankwam terwijl hij veel meer calorieën binnenkreeg omdat de voeding grotendeels bestond uit sondevoeding?
Ter zitting is gevraagd naar de betekenis van de passage in de verklaring van dokter [D] waarin hij schrijft dat de gekozen separatie de ommekeer heeft betekend naar een positieve groei van [minderjarige] . De Raad heeft vervolgens verklaard dat er een veel steilere stijgende lijn zichtbaar is op de groeicurve sinds de separatie van [minderjarige] en zijn ouders. Anderzijds heeft de pleegmoeder bij e-mailbericht van 16 november 2016 verklaard dat hij gemiddeld 60 gram gegroeid is per week terwijl hij thuis 100 gram per week groeide.
7. Wat is uw reactie op de verklaring van de pleegmoeder?
8. Kunt u inzicht geven in de groei van [minderjarige] sinds 19 september 2016?
9. Hoe verhoudt die groei zich ten opzichte van de groei in de thuissituatie?
10. Is het medisch gezien mogelijk dat de toename in gewicht van [minderjarige] in het pleeggezin samenhangt met het stoppen van de sondevoeding, het eventueel substantieel verminderen van de hoeveelheid sondevoeding of een andere wijziging in het voedingspatroon?
Uit het medisch dossier blijkt dat [minderjarige] in het ziekenhuis ook wel eens afviel en thuis ook wel aankwam in gewicht, met name in de periode direct voor de opname op 19 september 2016.
11) Heeft u hiervoor een verklaring?
11) Waarom was u desalniettemin bezorgd over [minderjarige] ?
11) Wat was voor de kinderarts het kantelpunt en besloot zij dat verdergaand ingrijpen noodzakelijk was?
Gezien de groeicurve die namens de ouders in het geding is gebracht, wordt door hen verdedigd dat [minderjarige] , zij het met ups en downs, zijn eigen groeicurve volgt.
14) Wat is uw reactie op deze stelling?
Namens de ouders is gewezen op hetgeen is opgenomen op 26 april 2016 in het medisch dossier van [minderjarige] . Daar staat: “goede observatie geweest en geen verdenking MbP/PCF”. Namens de ouders is gesteld dat de moeder door het AMC gedurende twee weken is geobserveerd en dat er geen verdenking was van MbP/PCF.
15) Kunt u uitleggen waar deze observatie uit heeft bestaan?
15) Hoe is men tot de conclusie gekomen dat er geen verdenking was van MbP/PCF?
15) Kunt u uitleggen waarom u nog geen zes maanden later toch tot de conclusie kwam dat sprake is van PCF?
15) Kunt u de diagnose van PCF nader onderbouwen en uiteenzetten hoe u tot die diagnose bent gekomen?
15) Voor zover u zich daarbij baseert op het uitgangspunt dat de diagnose PCF kan worden gesteld zonder een daarmee samenhangende diagnose MbP, is de vraag of dan niet andere (somatische) oorzaken in de thuissituatie een verklaring kunnen zijn voor de FTT van [minderjarige] .
In dit verband is nog van belang dat de ouders hebben gewezen op de verklaring die is bijgevoegd als productie 3 bij de brief van 17 november 2016 van de ouders. Daaruit blijkt volgens de ouders dat er nog andere oorzaken kunnen zijn voor de FTT van [minderjarige] . Dit is met name van belang nu de diagnose is gesteld op de basis dat van een andere oorzaak geen sprake kan zijn of is.
20) Wat is uw reactie op hetgeen de ouders stellen?
21) Zijn er nog andere punten die u relevant acht bij de beoordeling van het verzoek?