ECLI:NL:RBMNE:2016:7699
Rechtbank Midden-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de Officier van Justitie in verzoek tot voorlopige machtiging op basis van niet-onafhankelijke geneeskundige verklaring
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 juli 2016 uitspraak gedaan in een verzoek van de Officier van Justitie tot het verlenen van een voorlopige machtiging voor de betrokkene, die in een psychiatrische instelling verbleef. De rechtbank heeft vastgesteld dat de psychiater die de geneeskundige verklaring heeft opgesteld, betrokken was bij de behandeling van de betrokkene. Dit is in strijd met de eisen van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ), die vereist dat de verklaring moet komen van een psychiater die niet bij de behandeling betrokken is geweest. De rechtbank heeft de betrokkene, die aanwezig was tijdens de zitting, als boos en afwerend beschreven, en hij heeft aangegeven niet gehoord te willen worden. De raadsvrouw van de betrokkene heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de Officier van Justitie, en subsidiair tot afwijzing van het verzoek, omdat de betrokkene geen machtiging nodig achtte. De rechtbank heeft de argumenten van de raadsvrouw en de verklaringen van de betrokken artsen en psychiater in overweging genomen. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de Officier van Justitie niet-ontvankelijk is in het verzoek, omdat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het indienen van een verzoek tot voorlopige machtiging. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangrijke rol die een onafhankelijke psychiater speelt in dergelijke procedures, en de rechtbank heeft de Officier van Justitie niet-ontvankelijk verklaard in het verzoek om de voorlopige machtiging.