In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 november 2016 een beschikking gegeven in een verzoekschrift tot herziening van een testamentaire last. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. E. Koers, heeft op 11 juli 2016 een verzoek ingediend om de testamentaire last opgelegd door erflaatster op te heffen, omdat de omstandigheden sinds het overlijden van erflaatster zijn gewijzigd. De erflaatster, die op [2014] is overleden, had in haar testament van 29 juni 2011 verzoekster benoemd tot executeur en enig erfgenaam, en had een last opgelegd met betrekking tot de zorg voor een gedeelte van haar tuin waar haar honden zijn begraven. De rechtbank heeft kennisgenomen van de omstandigheden, waaronder de gewijzigde behoefte aan tijdelijke woonruimte voor personeel van een nabijgelegen verzorgingscentrum, en de onmogelijkheid om de last te handhaven zonder dat dit leidt tot onredelijke lasten voor verzoekster. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ongewijzigde instandhouding van de last ongerechtvaardigd zou zijn, en heeft geoordeeld dat de belangen van de stichting, die is opgericht door erflaatster, beter gediend zijn met de opheffing van de last. De rechtbank heeft de last opgeheven en verklaard dat deze beschikking uitvoerbaar is bij voorraad. Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.