ECLI:NL:RBMNE:2016:7742

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juni 2016
Publicatiedatum
24 juli 2017
Zaaknummer
16.659174-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie voor 12-jarige verdachte na mishandeling van leeftijdsgenoot met golfstick

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 14 juni 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 12-jarige verdachte die op 19 februari 2016 in Almere een leeftijdsgenoot met een golfstick heeft mishandeld. De verdachte heeft het slachtoffer twee keer hard op het hoofd geslagen, wat resulteerde in een schedelbasisfractuur en andere verwondingen. De verdachte verklaarde dat hij dit deed uit frustratie over het pesten dat hij vaak ondervond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet met de intentie om te doden handelde, maar dat hij wel de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag, maar het subsidiair ten laste gelegde feit van zware mishandeling is bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 90 dagen, waarvan 87 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht en begeleiding door Samen Veilig Midden-Nederland, en deelname aan individuele gedragstherapie. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen golfstick onttrokken aan het verkeer. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door zijn moeder, heeft een schadevergoeding gevorderd, die gedeeltelijk is toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.659174-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 juni 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2003] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden achter gesloten deuren op 31 mei 2016, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D.L.A.M. Pluijmakers, advocaat te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van officier van justitie mr. N.T.R.M. Franken en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 19 februari 2016 te Almere, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] (geboren [2003] ) van het leven te beroven, met dat opzet met kracht meermalen met een golfstick tegen/op het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 19 februari 2016 te Almere, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, aan [slachtoffer] (geboren [2003] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een schedelbreuk en vocht en/of bloed in het hoofd), heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer] opzettelijk met kracht meermalen met een golfstick tegen/op het hoofd te slaan.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten.
De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de primair aan verdachte ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend te bewijzen.
Zij heeft daartoe betoogd dat verdachte bekend heeft aangever [slachtoffer] met een golfstick te hebben geslagen. Op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte [slachtoffer] met de golfstick één keer op zijn achterhoofd en één keer op zijn slaap heeft geraakt. Het slaan met een golfstick op iemands hoofd levert de aanmerkelijke kans op dat iemand daar dood aan gaat. Dat die kans in dit geval aanmerkelijk is geweest kan worden opgemaakt uit de letselverklaring van [slachtoffer] en uit het feit dat blijkens het dossier de toestand van [slachtoffer] kritiek is geweest. De door de deskundigen opgemaakte rapportages wijzen erop dat verdachte een IQ van een normaal niveau heeft en dat hij niet volledig ontoerekeningsvatbaar was. Verdachte had dus kunnen en moeten weten dat [slachtoffer] door zijn handelen zou kunnen komen te overlijden en hij heeft - zij het in de laagste gradatie - de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] bewust aanvaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van de aan verdachte primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat op grond van de verklaring van verdachte en de bevindingen van de deskundigen niet kan worden vastgesteld dat verdachte boos opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] , dan wel op het toebrengen van het geconstateerde letsel aan [slachtoffer] en ook niet dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] door zijn handelen zou komen te overlijden of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Verdachte heeft aldus geen (voorwaardelijk) opzet gehad op de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.
De raadsman heeft dit standpunt verwoord in een ter zitting overgelegde pleitnota.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Primair vrijspraak, subsidiair bewezenverklaring
[slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), geboren op [2003] , liep vrijdag (
de rechtbank begrijpt 19 februari 2016) in de straat waar hij woont in Almere langs [verdachte] . Ze keken elkaar aan en scholden elkaar uit. [verdachte] zei dat hij het zat was en hij liep zijn huis binnen. Vervolgens kwam [verdachte] met een golfstick op [slachtoffer] afrennen. [2] [verdachte] sloeg [slachtoffer] twee keer met de golfstick. De eerste keer op zijn achterhoofd en de tweede keer op zijn voorhoofd. [3]
[slachtoffer] heeft als gevolg van het slaan met de golfstick op zijn hoofd een schedelbasisfractuur en bloed en vocht in zijn hoofd opgelopen. Op zijn slaapbeen en op zijn achterhoofd zaten verwondingen. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij op die vrijdag buiten liep en dat hij [slachtoffer] tegenkwam. Er ontstond een woordenwisseling tussen hen en ze scholden elkaar uit. Verdachte is naar huis gegaan om het tegen zijn moeder te zeggen. In de gang zag hij een golfstick staan. Hij was zo boos dat hij deze golfstick heeft gepakt, naar [slachtoffer] is toegelopen en [slachtoffer] met de golfstick heeft geslagen. [5]
Verdachte heeft daarbij verklaard dat hij [slachtoffer] niet wilde doodmaken, maar dat hij wilde dat [slachtoffer] pijn zou voelen. Dezelfde pijn die verdachte voelde doordat hij gepest werd. Hij wist dat hij met de golfstick iets bij [slachtoffer] zou kunnen breken. [6]
Gelet op de verklaring van [slachtoffer] en op de bij [slachtoffer] geconstateerde verwondingen stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer] met de golfstick twee keer tegen zijn hoofd heeft geslagen.
Niet vastgesteld kan worden dat verdachte hiermee met al dan niet voorwaardelijk opzet heeft geprobeerd om [slachtoffer] van het leven te beroven. De bevindingen van de politie en de verklaringen in het dossier wijzen daar, naast de verklaring van verdachte, niet op. Nu het slaan met een golfstick door een 12-jarige jongen met een lengte en postuur als van verdachte tegen iemands hoofd niet zonder meer de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel oplevert, acht de rechtbank de primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet bewezen. Zij zal verdachte van dit feit vrijspreken.
De rechtbank stelt op grond van de verklaring van verdachte en het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel vast dat verdachte heel boos was, dat hij [slachtoffer] hard met de golfstick op zijn hoofd heeft geslagen en dat hij wist dat hij [slachtoffer] daardoor veel pijn zou kunnen doen en [slachtoffer] iets zou kunnen breken. Het hoofd is kwetsbaar, doordat zich in het hoofd vitale delen bevinden waarvan beschadiging tot zwaar lichamelijk letsel kan leiden. Hoewel verdachte volgens zijn eigen verklaring [slachtoffer] alleen pijn heeft willen doen heeft hij door [slachtoffer] tot twee keer toe hard met de golfstick tegen zijn hoofd te slaan de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] zwaar letsel zou oplopen. Door genoemd handelen heeft verdachte deze aanmerkelijke kans ook bewust aanvaard. Dat verdachte, zoals uit het onderzoek naar zijn persoon blijkt, door zijn psychiatrische problematiek geen volledige controle had over wat hij deed, leidt er niet toe dat daardoor geen sprake heeft kunnen zijn van voorwaardelijk opzet. Van volledige ontoerekeningsvatbaarheid is niet gebleken.
De rechtbank acht aldus bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] en acht daarmee het subsidiair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
5 BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Subsidiair
op 19 februari 2016 te Almere aan [slachtoffer] (geboren [2003] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een schedelbreuk en vocht en bloed in het hoofd), heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer] opzettelijk met kracht meermalen met een golfstick tegen het hoofd te slaan.
Van het subsidiair meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID

Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 120 dagen waarvan 117 dagen voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten en met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijke strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden, zoals door de Raad voor de Kinderbescherming en Samen Veilig Midden-Nederland geadviseerd, alsmede een actief contactverbod en een locatieverbod, zoals ook opgelegd bij de schorsing van de voorlopige hechtenis.
De officier van justitie heeft om de ernst van de het feit te benadrukken voorts gevorderd om een werkstraf voor de duur van 40 uur, te vervangen door 20 dagen jeugddetentie als verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt - ten aanzien van de op te leggen straf verzocht om rekening te houden met de omstandigheden waaronder het feit is begaan, met de problematiek en daardoor verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en met de zeer jonge leeftijd van verdachte. Een onvoorwaardelijke werkstraf om de ernst van het feit aan verdachte te benadrukken is niet nodig. Verdachte is zich hier al van bewust. Daarnaast is een voorwaardelijke jeugddetentie een te zware straf als stok achter de deur. Verdachte en zijn ouders willen immers zelf ook dat behandeling en begeleiding worden ingezet. De raadsman heeft verzocht een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen met daaraan gekoppeld de geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft op 12-jarige leeftijd het eveneens 12-jarige slachtoffer twee keer met een golfstick hard op zijn hoofd geslagen. Verdachte heeft dit naar eigen zeggen gedaan, omdat hij vaak gepest werd. De ruzie die op 19 februari 2016 tussen hem en het slachtoffer ontstond, was voor verdachte de druppel die de emmer deed overlopen.
Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Het handelen van verdachte heeft forse lichamelijke en psychische gevolgen (gehad) voor het slachtoffer en voor zijn ouders, zoals ook blijkt uit de door de vader van het slachtoffer ter zitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring. Het zal nog geruime tijd duren voordat het slachtoffer zal zijn hersteld.
Psycholoog drs A. Laurijssen-Timmers en kinder- en jeugdpsychiater A.X. Rutten komen in de door hen opgemaakte rapporten van 11 mei 2016 respectievelijk 16 mei 2016 tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een autistische stoornis met MCDD als hoofddiagnose, ADHD en een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit van het gemengde type. Er is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een sterk wisselend intelligentieprofiel met forse problemen in de informatieverwerking. Hiermee samenhangend beschikt verdachte over een verminderde impuls- en agressieregulatie. Er lijkt vooral een verband te zijn tussen de autistische stoornis en het komen tot het feit. Het kost verdachte moeite om emoties van anderen te herkennen en te interpreteren en op hun juiste waarde te schatten en om zijn eigen emoties te herkennen. Door de rigiditeit in zijn denken kan hij moeilijk afwijken van een eenmaal voorgenomen besluit. Het overspoeld zijn door gevoelens van angst, verdriet en boosheid, gebrek aan invoelend vermogen en een zeer gebrekkige gewetensontwikkeling hebben ervoor gezorgd dat verdachte ondoordacht te werk ging en zich uitsluitend liet leiden door de impuls om met woede te reageren. De deskundigen adviseren om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt de conclusie ten aanzien van de verminderde toerekeningsvatbaarheid over en maakt deze tot de hare.
De deskundigen vinden dat de MCDD beeldbepalend is in het dagelijks handelen van verdachte. Zijn leerbaarheid is beperkt. Elke factor en conditie werkt in op het algeheel functioneren van verdachte en deze kunnen snel spanningverhogend werken. Er is sprake van een zorgelijk beeld gelet op de hardnekkigheid van de symptomen en de daarbij behorende persoonlijkheidsproblematiek van de MCDD in combinatie met de ADHD, zoals verdachte laat zien. Verdachte heeft een veilige, overzichtelijke en voorspelbare leefomgeving nodig waar hem duidelijkheid en structuur worden geboden, gecombineerd met een positieve benadering, medicatie en een langer durende behandelingsvorm vormgegeven vanuit een forensische polikliniek als De Waag of De Bascule. Daarnaast dienen de ouders gedurende lange tijd begeleid en voorgelicht te worden in het kader van psycho-educatie.
De Raad voor de Kinderbescherming vermeldt in het rapport van 30 mei 2016 dat de kans op herhaling blijft bestaan als er geen intensieve behandeling plaatsvindt voor de geconstateerde problematiek. Intensieve psychiatrische gezinsbegeleiding met psycho-educatie voor de ouders is daarbij passend. Daarnaast is ook individuele behandeling voor [verdachte] geïndiceerd. Beide kunnen worden uitgevoerd door de Bascule of een soortgelijke instelling. Toezicht en Begeleiding zijn noodzakelijk om te volgen of de geadviseerde hulpverlening goed van de grond komt en toereikend is. Geadviseerd wordt om de behandeling en begeleiding als bijzondere voorwaarden bij een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen.
Mevrouw N. Hexspoor, raadsonderzoeker bij de Raad voor de Kinderbescherming, heeft ter zitting te kennen gegeven dat het opleggen van een onvoorwaardelijke straf nu niet passend is, omdat de psychiatrische problematiek te ver op de voorgrond staat en behandeling en begeleiding de voorkeur genieten.
Ook Samen Veilig Midden-Nederland adviseert in het rapport van 27 mei 2016 om een voorwaardelijke werkstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarden als door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerd. Mevrouw [A] , verbonden aan Samen Veilig Midden-Nederland, heeft ter zitting toegelicht dat een behandeling de voorkeur verdient en dat deze behandeling nog geruime tijd zal duren, waardoor een onvoorwaardelijke werkstraf niet geïndiceerd is.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van het bewezenverklaarde de oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie rechtvaardigt. Toch zal de rechtbank daar in onderhavige zaak vanaf zien. De rechtbank wijst er daarbij op dat verdachte nog zeer jong is. Verdachte heeft ter zitting duidelijk gemaakt dat hij weet dat hij fout is geweest en dat hij dit nooit had moeten doen. Hij heeft een brief met zijn excuses aan het slachtoffer geschreven en hoopt dat het slachtoffer deze brief op een dag zal willen lezen. Daar komt bij dat blijkens de bevindingen van de deskundigen sprake is van forse psychiatrische problematiek. Een langdurige behandeling is nodig om de kans op herhaling van het plegen van strafbare feiten in de toekomst te kunnen verminderen. Gelet op de ernst van de problematiek verdient deze behandeling duidelijk voorrang boven een straf.
De rechtbank zal, om de ernst van wat verdachte heeft gedaan te benadrukken, een jeugddetentie aan verdachte opleggen, maar met een onvoorwaardelijk deel gelijk aan de duur van het voorarrest en verder geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank zal daaraan de door de deskundigen geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, alsmede de bijzondere voorwaarde dat verdachte niet actief contact zal opnemen met [slachtoffer] , wonende op het adres [adres] , anders dan met goedkeuring van en onder begeleiding van Samen Veilig Midden-Nederland.
Gelet op het feit dat de rechtbank tot een andere, minder vergaande kwalificatie komt dan de officier van justitie en op het advies van de Raad voor de Kinderbescherming en Samen Veilig Midden-Nederland, zal de rechtbank geen onvoorwaardelijke werkstraf opleggen. De in het kader van de opgelegde bijzondere voorwaarden te volgen langdurige behandeling zal dermate belastend zijn voor verdachte dat met de op te leggen straf de ernst van wat hij heeft gedaan voldoende aan hem zal worden benadrukt.
Alles overziende zal aan verdachte worden opgelegd een jeugddetentie voor de duur van
90 dagen waarvan 87 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en Toezicht en Begeleiding door Samen Veilig Midden-Nederland, Intensieve psychiatrische gezinsbegeleiding, waaronder psycho-educatie voor de ouders en het volgen van individuele gedragstherapie bij de Bascule of een soortgelijke instelling als bijzondere voorwaarden.
De drie dagen die verdachte in voorarrest heeft gezeten worden op de onvoorwaardelijke jeugddetentie in mindering gebracht.

9.BESLAG

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de in beslag genomen golfclub te onttrekken aan het verkeer.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft te kennen gegeven dat verdachte de golfclub niet terug wil hebben.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde golfclub moet worden onttrokken aan het verkeer, omdat met behulp van dit voorwerp het subsidiair bewezen verklaarde feit is begaan.

10.DE BENADEELDE PARTIJ

Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer] - daartoe vertegenwoordigd door zijn moeder P.S.H. [slachtoffer] en bijgestaan door zijn advocaat mr. J. Neslo - zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 11.333,57, waarvan een bedrag van € 7.833,57 ter zake van materiële schade en een bedrag van € 3.500,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 7.685,94.
Zij heeft daartoe betoogd dat de immateriële schadevergoeding van € 3.500,00 gelet op de ernst van het feit geheel kan worden toegewezen.
Wat de materiële schadevergoeding betreft dient de gevraagde vergoeding van € 35,26 voor het volgen van de EMDR-therapie gelet op de ter zitting gegeven toelichting door mr. Neslo gehalveerd te worden. De verhuiskosten komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat de benadeelde partij nog niet verhuisd is en thans niet zeker is of deze kosten gemaakt zullen worden. De overige posten kunnen worden toegewezen en daarmee een bedrag van
€ 4.185,94 aan materiële schade.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering wat betreft de gevraagde vergoeding voor de beschadigde kleding, schoenen en bril. De vordering is op dit punt onvoldoende onderbouwd, omdat niet duidelijk is of de kleding, schoenen en bril dusdanig beschadigd waren dat deze niet meer gerepareerd konden worden. Wat betreft de overige posten die zien op materiële schadevergoeding stelt de raadsman zich primair op het standpunt dat geen sprake is van rechtstreekse schade, nu deze schade wordt geleden door de moeder dan wel de ouders van de benadeelde partij en de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair stelt de raadsman dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is, omdat de opgevoerde posten niet zijn onderbouwd met documenten.
De immateriële schade kan tot een bedrag van € 2.000,00 worden toegewezen met niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige deel, aldus de raadsman.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het subsidiair bewezen verklaarde feit. De rechtbank overweegt daarbij het volgende.
Kleding, schoenen, ondergoed, brillenglazen, mobiele telefoon, oordopjes, medische kosten en kilometervergoeding EMDR-therapie
De onder deze posten opgegeven schade is schade welke het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit voor de benadeelde partij. Deze kosten komen daarom voor vergoeding in aanmerking. Uit het dossier maakt de rechtbank op dat de kleding, schoenen en bril dermate beschadigd waren dat de gevraagde vergoeding op zijn plaats is. De gevraagde kilometervergoeding voor de EMDR-therapie zal, gelet op de toelichting ter zitting, voor de helft worden toegewezen. De rechtbank zal voor deze posten aldus een bedrag van € 409,94 toewijzen.
Kilometervergoeding EMDR trauma therapie en woede /angst therapie
Blijkens de toelichting worden deze therapieën thans nog niet gevolgd. De kosten hiervoor zijn aldus nog niet gemaakt en deze komen daardoor niet voor toewijzing in aanmerking. De rechtbank zal het slachtoffer op dit punt niet-ontvankelijk verklaren.
Overige posten
De overige posten zien op schade die door de moeder van de benadeelde partij is geleden. Uit de wet en uit geldende jurisprudentie volgt dat de ouders van een minderjarig slachtoffer zich op grond van artikel 51f lid 4 van het Wetboek van Strafvordering als wettelijk vertegenwoordiger namens hun kind kunnen voegen in het strafproces, maar dat het moet gaan om materiële schade die door de minderjarige zelf rechtstreeks is geleden door het strafbare feit. Materiële kosten die door de ouders zijn gemaakt komen niet voor vergoeding in aanmerking. Alleen kosten die door de ouders ten behoeve van de minderjarige zijn gemaakt, zoals kosten van verpleging, therapie of geneesmiddelen, zijn toewijsbaar. Deze kosten zal de rechtbank, zoals hiervoor overwogen, (
medische kosten) ook toewijzen.
Dit leidt ertoe dat de overige posten niet voor vergoeding in aanmerking komen, nu deze kosten niet zijn aan te merken als rechtstreekse kosten voor het minderjarige slachtoffer, veroorzaakt door het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom wat betreft dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
Gelet op de ernst van de strafbare gedraging en de gevolgen voor [slachtoffer] is de rechtbank van oordeel dat de gevraagde vergoeding van € 3.500,00 redelijk en billijk is. De rechtbank zal dit bedrag dan ook toewijzen.
De hoogte van de schade is aldus genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van
€ 3.909,94, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede vermeerderd met de kosten die - tot op heden - worden begroot op nihil. De rechtbank zal de vordering dan ook tot dit bedrag toewijzen. Nu verdachte de leeftijd van veertien jaar nog niet heeft bereikt dient dit bedrag door de ouders van verdachte te worden betaald.

11.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 27, 36b, 36c, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen primair aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat subsidiair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar en kwalificeert dit feit op de wijze zoals onder 6 omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
90 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte, groot
87 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd van
twee jaarniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende de proeftijd van
twee jaar:
* zal meewerken aan Toezicht en Begeleiding, uit te voeren door Samen Veilig Midden-Nederland, afdeling Jeugdreclassering;
* zal deelnemen aan individuele gedragstherapie bij de Bascule of een soortgelijke instelling;
* zal deelnemen aan Intensieve Psychiatrische Gezinsbegeleiding, of soortgelijke gezinsbegeleiding, waaronder psycho educatie voor de ouders, bij de Bascule of een soortgelijke instelling;
* niet actief contact zal opnemen met [slachtoffer] , geboren op [2003] , en wonende op de [adres] te [woonplaats] , anders dan met goedkeuring van en onder begeleiding van Samen Veilig Midden-Nederland, één en ander zolang Samen Veilig Midden-Nederland dit noodzakelijk acht,
- waarbij Samen Veilig Midden-Nederland opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het onherroepelijk worden van dit vonnis;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” van 30 mei 2016 vermelde voorwerp, te weten een golfclub, kleur zilver;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe ten laste van de ouders van de verdachte en veroordeelt de ouders van de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij [slachtoffer] , wonende te Almere, een bedrag van € 3.909,94 (zegge: drieduizendnegenhonderdnegen euro en vierennegentig eurocent), waarvan een bedrag van € 409,94 aan materiële schadevergoeding en een bedrag van € 3.500,00 aan immateriële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten
19 februari 2016, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de ouders van de verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- wijst de vordering wat betreft de post “kilometervergoeding EMDR trauma therapie en woede/angst therapie” af;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor wat het meer gevorderde aan materiële schadevergoeding betreft in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G. van de Streek, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. M.N. Noorman en J.F. Haeck, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juni 2016.
Mr. Haeck is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2016053690, doorgenummerd blz. 1 tot en met blz. 1095.
2.Proces-verbaal van bevindingen verklaring [slachtoffer] , blz. 1032.
3.Proces-verbaal van bevindingen verklaring [slachtoffer] , blz. 1033.
4.Geneeskundige verklaring d.d. 3 maart 2016, opgemaakt door N. Lachmann, arts en forensisch geneeskundige, blz. 1059.
5.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 31 mei 2016.
6.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 31 mei 2016.