ECLI:NL:RBMNE:2016:7821

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juni 2016
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
C/16/402349 / HA ZA 15-838
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over toegang tot perceel en onderhoud van schuttingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een burengeschil tussen twee partijen die aan elkaar grenzende percelen bezitten. De eisers, die sinds 2002 in hun woning wonen, hebben een houten bijgebouw en schuttingen geplaatst, terwijl de gedaagden, die sinds 1995 in hun woning wonen, een garage hebben met een hemelwaterafvoer die in de buurt van de erfgrens uitkomt. De eisers vorderen toegang tot het perceel van de gedaagden om werkzaamheden aan hun bijgebouw en schuttingen uit te voeren, en daarnaast eisen zij dat de gedaagden bepaalde beplantingen en aarde verwijderen die tegen hun schuttingen zijn geplaatst. De gedaagden verzetten zich hiertegen en vorderen op hun beurt een verbod voor de eisers om hun perceel te betreden, evenals het verwijderen van bepaalde elementen die zij als ontsierend beschouwen.

De rechtbank oordeelt dat de eisers recht hebben op toegang tot het perceel van de gedaagden voor het uitvoeren van noodzakelijke werkzaamheden, maar dat dit alleen mag gebeuren door ingeschakelde derden en niet door de eisers zelf, gezien de verstoorde verhoudingen tussen de partijen. De rechtbank wijst de vorderingen van de eisers tot het verwijderen van aarde en beplantingen af, omdat niet is aangetoond dat de gedaagden onrechtmatig handelen. In reconventie wordt het verbod voor de eisers om het perceel van de gedaagden te betreden toegewezen, evenals een dwangsom voor het niet naleven van dit verbod. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/402349 / HA ZA 15-838
Vonnis van 15 juni 2016
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. J. Groot Koerkamp te Zoetermeer,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. M.A. Geuze te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eisers c.s.] en [gedaagden c.s.] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 20 januari 2016
  • de akte van [gedaagden c.s.] van 21 maart 2016
  • de akte van [gedaagden c.s.] van 23 maart 2016
  • het proces-verbaal van de comparitie van 4 april 2016
  • de opmerkingen op het proces-verbaal van de comparitie van [gedaagden c.s.] van 15 april 2016
  • de opmerkingen op het proces-verbaal van de comparitie van [eisers c.s.] van 15 april 2016
  • de antwoordakte van [eisers c.s.] van 4 mei 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
in conventie en in reconventie
2.1.
[eisers c.s.] woont sinds 2002 in de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . [gedaagden c.s.] wonen sinds 1995 in de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . De percelen van partijen grenzen aan elkaar.
2.2.
Op het perceel van [eisers c.s.] bevindt zich een houten bijgebouw op ongeveer 10 cm afstand van de erfgrens met het perceel van [gedaagden c.s.] Op het perceel van [eisers c.s.] dan wel op de erfgrens tussen de percelen van partijen staan drie houten schuttingen, welke daar door [eisers c.s.] zijn geplaatst. [eisers c.s.] heeft op de erfgrens voorts een aanbouw geplaatst als gevolg waarvan [gedaagden c.s.] vanaf zijn perceel kijkt op de zijkant van deze aanbouw.
2.3.
Op het perceel van [gedaagden c.s.] staat een garage. De hemelwaterafvoer van deze garage komt uit in de buurt van de erfgrens met het perceel van [eisers c.s.] op de plek waar het bijgebouw van [eisers c.s.] staat. [gedaagden c.s.] heeft eind 2015 een grindput aan laten leggen voor de afvoer van het hemelwater naar de grond.
2.4.
Aan de achterzijde van het perceel van [gedaagden c.s.] bevindt zich een bruggetje. Dit bruggetje is door [gedaagden c.s.] geplaatst en bevindt zich op het perceel van het [naam] . [gedaagden c.s.] heeft voor het gebruik van het bruggetje een huurcontract gesloten met het [naam] .
2.5.
Bij brief van 4 april 2015 heeft [eisers c.s.] [gedaagden c.s.] verzocht gebruik te mogen maken van het ladderrecht als bedoeld in artikel 5:56 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: “BW”) voor werkzaamheden aan het bijgebouw. [gedaagden c.s.] heeft hierop in zijn brieven van 7 april 2015 en 15 april 2015 aan [eisers c.s.] alsook in de e-mail van mr. Geuze van 21 augustus 2015 aan mr. Groot Koerkamp verschillende voorwaarden gesteld voor gebruikmaking van dit recht.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eisers c.s.] vordert - samengevat - op straffe van een dwangsom gedurende twee maanden gebruik te mogen maken van het perceel van [gedaagden c.s.] ten behoeve van houtwerkzaamheden aan de schutting en het bijgebouw van [eisers c.s.] Daarnaast vordert hij veroordeling van [gedaagden c.s.] tot het op straffe van een dwangsom verwijderen en verwijderd houden van aarde en beplantingen tegen de schuttingen van [eisers c.s.] en het beëindigen van de situatie waarin het via de hemelwaterafvoer van de garage van [gedaagden c.s.] afgevoerde water terecht komt tegen het bijgebouw van [eisers c.s.] vordert tevens [gedaagden c.s.] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Volgens [eisers c.s.] is het voor het onderhoud van zijn bijgebouw en schutting noodzakelijk dat hij toegang krijgt tot het perceel van [gedaagden c.s.] Daarnaast stelt [eisers c.s.] zich op het standpunt dat [gedaagden c.s.] onrechtmatig handelt door de regenwater via de afvoer tegen het bijgebouw van [eisers c.s.] aan te laten lopen en door de aarde en begroeiing tegen de schutting aan te laten liggen en groeien.
3.3.
[gedaagden c.s.] voert gemotiveerd verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagden c.s.] vordert - samengevat - [eisers c.s.] op straffe van een dwangsom te verbieden om zich toegang te verschaffen tot het perceel van [gedaagden c.s.] Daarnaast vordert [gedaagden c.s.] veroordeling van [eisers c.s.] op straffe van een dwangsom tot het verwijderen en verwijderd houden van vloeistof en druipsporen op de schutting van [eisers c.s.] en van lassporen op de aanbouw van [eisers c.s.] en het verwijderen van het worteldoek en vervanging hiervan door een deugdelijke houten erfafscheiding. [gedaagden c.s.] vordert daarnaast veroordeling van [eisers c.s.] in de proceskosten.
3.6.
[eisers c.s.] voert gemotiveerd verweer.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Werkzaamheden aan het bijgebouw
4.1.
Op grond van artikel 5:56 BW is [gedaagden c.s.] gehouden om werkzaamheden ten behoeve van een onroerende zaak vanaf zijn perceel toe te laten indien het voor die werkzaamheden noodzakelijk is om van zijn perceel gebruik te maken.
4.2.
De rechtbank stelt vast dat [gedaagden c.s.] met betrekking tot de werkzaamheden aan het bijgebouw van [eisers c.s.] niet heeft betwist dat het hiervoor noodzakelijk is om zijn perceel te betreden. Dit betekent dat aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 5:56 BW is voldaan en [gedaagden c.s.] gehouden is om werkzaamheden vanaf zijn perceel aan het bijgebouw van [eisers c.s.] toe te staan.
4.3.
Artikel 5:56 BW bepaalt echter niet wie van dit recht gebruik mogen maken. [gedaagden c.s.] heeft aangevoerd dat hij enkel [eisers c.s.] , en niet de door hem ingeschakelde uitvoerders van de werkzaamheden, de toegang wil ontzeggen op grond van zwaarwegende omstandigheden gelegen in de ontwrichte verhoudingen tussen partijen. [eisers c.s.] heeft ter zitting aangevoerd dat voor het uitvoeren van de werkzaamheden zijn aanwezigheid op het perceel van [gedaagden c.s.] niet vereist is.
4.4.
De rechtbank overweegt dat gebleken is dat de verhoudingen tussen partijen inderdaad ernstig zijn ontwricht, waarbij zelfs over en weer aangifte is gedaan van strafbare feiten. Nu het voor [eisers c.s.] voor het uitvoeren van de werkzaamheden aan zijn bijgebouw niet noodzakelijk is om zelf het perceel van [gedaagden c.s.] te betreden, acht de rechtbank het belang van [gedaagden c.s.] om [eisers c.s.] niet op zijn perceel toe te laten zwaarder wegen dan het belang van [eisers c.s.] om zelf bij de werkzaamheden aan zijn bijgebouw aanwezig te zijn. De rechtbank zal dan ook slechts het gebruik van het perceel van [gedaagden c.s.] toestaan aan door [eisers c.s.] ingeschakelde personen en niet aan [eisers c.s.] zelf.
4.5.
[eisers c.s.] heeft toegang tot het perceel van [gedaagden c.s.] gevorderd voor een periode van twee maanden. Ter zitting is duidelijk geworden dat voor het uitvoeren van de werkzaamheden aan het bijgebouw in een periode van vijf dagen, drie dagen daadwerkelijk toegang tot het perceel van [gedaagden c.s.] dient te worden verkregen. Gelet hierop zal de rechtbank de vordering van [eisers c.s.] tot het gebruikmaken van het perceel van [gedaagden c.s.] voor werkzaamheden aan het bijgebouw voor die periode toewijzen.
Werkzaamheden aan de schuttingen
4.6.
[eisers c.s.] vordert verder toegang tot het perceel van [gedaagden c.s.] voor werkzaamheden aan de achterste schutting(en), door partijen schutting 2 genoemd (hierna: “schutting 2”). Met betrekking tot het toelaten van [eisers c.s.] voor werkzaamheden aan schutting 2 heeft [gedaagden c.s.] primair betwist dat het noodzakelijk is om de werkzaamheden vanaf zijn perceel te laten plaatsvinden. [eisers c.s.] heeft aangevoerd dat hij de planken van schutting 2 op dezelfde wijze als bij de naastgelegen schutting, aan de zijde van [gedaagden c.s.] wil bevestigen en dat het om die reden noodzakelijk is om het perceel van [gedaagden c.s.] te betreden. [gedaagden c.s.] heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het bevestigen van de planken aan zijn zijde van schutting 2.
4.7.
De rechtbank stelt vast dat partijen het eens zijn dat schutting 2 niet stevig (meer) is en om die reden aan vervanging toe is. Nu [eisers c.s.] de planken aan de zijde van [gedaagden c.s.] tegen de schutting wil bevestigen en [gedaagden c.s.] hier geen bezwaar tegen heeft, is het voor het plaatsen van een nieuwe schutting noodzakelijk dat werkzaamheden vanaf het perceel van [gedaagden c.s.] worden uitgevoerd. Dat is immers de enige manier om de planken op voornoemde wijze te kunnen bevestigen. De rechtbank zal dan ook bepalen dat voor het uitvoeren van deze werkzaamheden door [eisers c.s.] ingeschakelde personen gedurende maximaal drie dagen gebruik mogen maken van het perceel van [gedaagden c.s.] Volgens [eisers c.s.] is het voor de werkzaamheden aan schutting 2 niet noodzakelijk dat hij zelf toegang tot het perceel van [gedaagden c.s.] verkrijgt. Onder verwijzing naar hetgeen onder 4.3 en 4.4 is overwogen, zal de rechtbank bepalen dat enkel door [eisers c.s.] ingeschakelde personen van het perceel van [gedaagden c.s.] gebruik mogen maken en niet [eisers c.s.] zelf.
4.8.
In het kader van de uit te voeren werkzaamheden aan schutting 2 heeft [gedaagden c.s.] de rechtbank gewezen op de aanwezigheid van een raster en verschillende kleine bomen (coniferen) aan de zijde van [gedaagden c.s.] De rechtbank heeft geconstateerd dat het raster en de bomen zich op zeer korte afstand van de huidige schutting bevinden. Bij het laten uitvoeren van de werkzaamheden zal [eisers c.s.] het bestaande raster en de betreffende bomen moeten respecteren. Indien dit - om welke reden dan ook - niet mogelijk is, gaat het belang van [gedaagden c.s.] bij het behouden van het raster en de bomen voor het belang van [eisers c.s.] bij bevestiging van de planken aan de zijde van [gedaagden c.s.] en zal [eisers c.s.] derhalve de werkzaamheden kunnen en moeten laten verrichten zonder gebruik te maken van het perceel van [gedaagden c.s.] De planken zullen in dat geval aan de zijde van [eisers c.s.] moeten worden bevestigd.
4.9.
[eisers c.s.] vordert eveneens toegang tot het perceel van [gedaagden c.s.] voor werkzaamheden aan de schutting van [eisers c.s.] , die zich bevindt tussen de woning en het bijgebouw van [eisers c.s.] , door partijen schutting 1 genoemd (hierna: “schutting 1”). Voor de beoordeling van deze vordering is van belang in hoeverre [gedaagden c.s.] gehouden is om - zoals [eisers c.s.] vordert - de aarde en beplantingen tegen deze schutting te verwijderen. Om die reden zal de rechtbank eerst de overige vorderingen van [eisers c.s.] bespreken.
Verwijderen grond en beplanting
4.10.
[eisers c.s.] stelt zich op het standpunt dat [gedaagden c.s.] schadeveroorzakende situaties heeft veroorzaakt en dat [gedaagden c.s.] gehouden is om deze schadeveroorzakende situaties op te heffen. De rechtbank overweegt dat voor toewijzing van deze vorderingen vereist is dat er sprake is van een verplichting om iets te geven, te doen of na te laten. Een verplichting om te doen of na te laten bestaat wanneer er bij het niet doen of niet nalaten sprake is van een onrechtmatige daad. Er is sprake van een onrechtmatige daad bij een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
4.11.
Volgens [eisers c.s.] betreft de onrechtmatige daad van [gedaagden c.s.] het aanbrengen van aarde dan wel beplantingen tegen schutting 1. [gedaagden c.s.] heeft gemotiveerd betwist dat hij de aarde en beplantingen tegen schutting 1 heeft aangebracht. [gedaagden c.s.] heeft dit onderbouwd met een verklaring van de vorige bewoners van zijn woning, die daar tot 1995 hebben gewoond, waarin staat dat de situatie ter plekke en het niveau van de aarde en de beplantingen sinds hun verhuizing niet gewijzigd is, terwijl schutting 1 dateert van na 1995. Gelet op deze gemotiveerde betwisting van [gedaagden c.s.] en de constatering van de rechtbank ter plaatse dat het niveau van de border bij de betreffende schutting overeenkomt met de hoogte van de andere borders in de tuin van [gedaagden c.s.] , was het aan [eisers c.s.] om zijn stelling dat [gedaagden c.s.] aarde dan wel beplantingen tegen de schutting heeft aangebracht nader te onderbouwen. Dit heeft hij nagelaten, waardoor aan bewijslevering niet wordt toegekomen. Nu niet is gebleken van een onrechtmatige gedraging aan de zijde van [gedaagden c.s.] , zal de rechtbank de vordering van [eisers c.s.] die ziet op het verwijderen en verwijderd houden van aarde en beplantingen tegen schutting 1 dan ook afwijzen.
Hemelwaterafvoer garage
4.12.
[eisers c.s.] voert voorts aan dat [gedaagden c.s.] de situatie waarin het hemelwater afkomstig van het dak van de garage van [gedaagden c.s.] via de hemelwaterafvoer terecht komt tegen het bijgebouw van [eisers c.s.] dient te beëindigen omdat deze situatie schade veroorzaakt aan het bijgebouw van [eisers c.s.] De grindput die [gedaagden c.s.] heeft aangelegd om aan de bezwaren van [eisers c.s.] tegemoet te komen, neemt volgens [eisers c.s.] de overlast gevende situatie niet weg omdat de bocht aan het uiteinde van de afvoerpijp horizontaal gericht is in de richting van het bijgebouw van [eisers c.s.]
4.13.
De rechtbank stelt vast dat [eisers c.s.] zijn stelling dat, ondanks dat [gedaagden c.s.] een grindput heeft laten aanleggen, nog altijd sprake is van een schadeveroorzakende situatie niet heeft onderbouwd. Dit terwijl een dergelijke onderbouwing wel nodig is nu de situatie ter plekke is gewijzigd als gevolg van het aanbrengen van de grindput, de afvoerpijp op een zodanige afstand van het bijgebouw van [eisers c.s.] is gelegen dat het niet vanzelfsprekend is dat dit tot schade leidt en er ook geen schade aan het bijgebouw zichtbaar is. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. De vordering van [eisers c.s.] die ziet op de afwatering van de garage van [gedaagden c.s.] zal dan ook worden afgewezen.
Werkzaamheden aan schutting 1
4.14.
Zoals in 4.9 reeds uiteengezet, vordert [eisers c.s.] toegang tot het perceel van [gedaagden c.s.] voor werkzaamheden aan schutting 1. [eisers c.s.] heeft geen andere werkzaamheden aan deze schutting aangekondigd dan de vervanging van de onderste plank.
4.15.
Ter plaatse heeft de rechtbank geconstateerd dat de onderste plank van deze schutting aangetast oogt. De rechtbank heeft eveneens geconstateerd dat deze plank aan de zijde van [gedaagden c.s.] tegen de schuttingpalen is bevestigd. Dit betekent dat het voor [eisers c.s.] zowel voor het onderhoud als voor de vervanging van deze plank noodzakelijk is om gebruik te maken van het perceel van [gedaagden c.s.] Dat is immers de enige manier om de plank aan beide zijden te onderhouden of de plank te verwijderen en op dezelfde wijze een nieuwe plank te bevestigen.
4.16.
Met betrekking tot de werkzaamheden aan het bijgebouw en aan schutting 2 heeft [eisers c.s.] zich op het standpunt gesteld dat het niet noodzakelijk is dat hij hiervoor zelf toegang tot het perceel van [gedaagden c.s.] verkrijgt. Gelet hierop en op de aard van de werkzaamheden aan schutting 1 zal de rechtbank hiervoor eveneens bepalen dat enkel door [eisers c.s.] ingeschakelde personen van het perceel van [gedaagden c.s.] gebruik mogen maken en niet [eisers c.s.] zelf.
4.17.
De rechtbank kan zich echter ook voorstellen dat [eisers c.s.] besluit om de betreffende plank niet te vervangen nu uit hetgeen onder 4.11 is overwogen volgt dat de aarde en beplantingen tegen de schutting aan mogen blijven liggen en een eventueel te plaatsen nieuwe plank mogelijk eveneens zal worden aangetast indien weer gekozen wordt voor een houten plank. Indien [eisers c.s.] toch besluit om werkzaamheden aan schutting 1 te laten uitvoeren, zal hij bij deze werkzaamheden rekening dienen te houden met hetgeen onder 4.11 is overwogen op de navolgende manier. De rechtbank zal bepalen dat [eisers c.s.] bij de onder 4.15 bedoelde werkzaamheden de beplantingen aan de zijde van [gedaagden c.s.] onaangetast moet laten. Bij de werkzaamheden zal wel de aarde die zich op dat moment tegen de onderste plank van de schutting bevindt tijdelijk verwijderd moeten worden. [eisers c.s.] dient er echter voor zorg te dragen dat zo min mogelijk aarde wordt verwijderd en dat de verwijderde aarde na de werkzaamheden direct wordt teruggeplaatst zodat de situatie hetzelfde is als voor de werkzaamheden.
Overige voorwaarden
4.18.
De rechtbank zal bepalen dat [eisers c.s.] de werkzaamheden aan het bijgebouw en de schuttingen minimaal een maand van tevoren bij [gedaagden c.s.] dient aan te kondigen, om [gedaagden c.s.] zo de mogelijkheid te geven om desgewenst zelf bij de werkzaamheden aanwezig te zijn of iemand anders te vragen om namens hem bij de werkzaamheden aanwezig te zijn.
Dwangsom
4.19.
Gelet op de verstoorde verhoudingen tussen partijen is oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de in conventie te geven beslissingen, aangewezen. Aan het totaal van de eventueel te verbeuren dwangsommen zal een maximum worden verbonden.
Proceskosten
4.20.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
in reconventie
Perceelverbod [eisers c.s.]
4.21.
[gedaagden c.s.] stelt dat [eisers c.s.] regelmatig inbreuk maakt op zijn eigendomsrecht door zich op het perceel van [gedaagden c.s.] te begeven en vordert nu een verbod voor [eisers c.s.] om zijn perceel te betreden. [eisers c.s.] stelt dat hij geen inbreuk heeft gemaakt op het eigendomsrecht van [gedaagden c.s.] De driehoek aan de voorzijde van de woning van [gedaagden c.s.] en het bruggetje aan de achterzijde van het perceel maken volgens [eisers c.s.] geen onderdeel uit van het perceel van [gedaagden c.s.] en daarmee van diens eigendomsrecht.
4.22.
De rechtbank stelt voorop dat indien [eisers c.s.] zonder toestemming van [gedaagden c.s.] het perceel van [gedaagden c.s.] betreedt, hij inbreuk maakt op het eigendomsrecht van [gedaagden c.s.] Dit is onrechtmatig. In aanmerking genomen de volkomen verstoorde verhouding tussen partijen en het feit dat zich in het verleden incidenten hebben voorgedaan, is er voldoende grond om [eisers c.s.] te verbieden zich op het perceel van [gedaagden c.s.] te bevinden en dit verbod te versterken met een dwangsom.
4.23.
Het is tussen partijen in geschil of ook de driehoek aan de voorzijde en het bruggetje aan de achterzijde van het perceel van [gedaagden c.s.] onder zijn eigendomsrecht vallen. [eisers c.s.] voert aan dat op de driehoek aan de voorzijde van het perceel van [gedaagden c.s.] een openbare bestemming rust en dat dit daarmee een publiekrechtelijke beperking van het eigendomsrecht van [gedaagden c.s.] inhoudt als gevolg waarvan hij [eisers c.s.] niet de toegang tot dit gedeelte van zijn perceel kan ontzeggen.
4.24.
De rechtbank stelt vast dat op grond van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (hierna: “WKPB”) alle publiekrechtelijke beperkingen worden ingeschreven in het kadaster. Volgens het kadastraal bericht met betrekking tot het perceel van [gedaagden c.s.] zijn in de Landelijke Voorziening WKPB en de Basisregistratie Kadaster geen publiekrechtelijke beperkingen bekend. Gelet op de WKPB gaat de rechtbank in beginsel uit van de juistheid van het kadastraal bericht en de daarin opgenomen informatie over publiekrechtelijke beperkingen. [eisers c.s.] heeft onvoldoende gesteld en onderbouwd om aan te nemen dat het kadastraal bericht op dit punt onjuist is. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. Gelet op het voorgaande is het eigendomsrecht van [gedaagden c.s.] met betrekking tot de driehoek aan de voorzijde van zijn perceel niet beperkt. Onder verwijzing naar hetgeen onder 4.22 is overwogen, is het [eisers c.s.] dan ook verboden om de betreffende driehoek te betreden.
4.25.
Tussen partijen is niet in geschil dat het bruggetje aan de achterzijde van het perceel van [gedaagden c.s.] eigendom is van het [naam] . [gedaagden c.s.] heeft als huurder van dit bruggetje het persoonlijke en exclusieve gebruiksrecht van het bruggetje. Door het bruggetje te betreden maakt [eisers c.s.] inbreuk op dit persoonlijke en exclusieve gebruiksrecht van [gedaagden c.s.] , hetgeen een onrechtmatige gedraging is. Het door [gedaagden c.s.] gevorderde verbod voor [eisers c.s.] om dit bruggetje te betreden zal dan ook worden toegewezen.
Onrechtmatige hinder/misbruik van recht
4.26.
[gedaagden c.s.] stelt zich verder op het standpunt dat de vloeistof- en druipsporen op de schutting, het worteldoek en de lassporen van de boei van de aanbouw van [eisers c.s.] onrechtmatige hinder opleveren omdat deze elementen ontsierend zijn en [gedaagden c.s.] hierop uitkijkt vanuit zijn woonkamer. [gedaagden c.s.] stelt hierdoor in zijn uitzicht en eigendom te worden geschaad. [eisers c.s.] betwist dat er sprake zou zijn van lelijke of ontsierende elementen en dat [gedaagden c.s.] hier hinder van ondervindt.
4.27.
Op grond van artikel 5:37 BW mag de eigenaar van een erf niet in een mate of op een wijze die volgens artikel 6:162 BW onrechtmatig is, aan eigenaars van andere erven hinder toebrengen zoals door het verspreiden van rumoer, trillingen, stank, rook of gassen, door het onthouden van licht of lucht of door het ontnemen van steun. Er bestaat geen recht op vrij uitzicht, laat staan op een mooi uitzicht en er bestaat voor degene die een schutting of een gebouw optrekt geen rechtsplicht om de achterkant van een muur even mooi te laten zijn als de voorkant waar de bouwer zelf tegen aan kijkt. Het is voor de bouwer fatsoenlijk om zich de belangen van de omwonenden aan te trekken, maar hij is niet verplicht om, als hij aan de voorzijde kosten nog moeite heeft gespaard ter verkrijging van een optimaal resultaat, dezelfde aandacht te wijden aan de achterkant, waar vooral de buren van genieten. Dit betekent dat het door [gedaagden c.s.] gestelde en door [eisers c.s.] betwiste ontsierende uiterlijk geen grond oplevert om te concluderen tot onrechtmatigheid.
4.28.
[gedaagden c.s.] voert tevens aan dat er sprake is van misbruik van recht omdat [eisers c.s.] de achterzijde van de aanbouw en schutting zodanig heeft gemaakt dat [gedaagden c.s.] hier schade van ondervindt. De rechtbank overweegt dat een eigenaar de hem door de wet toegekende bevoegdheden kan misbruiken. Er is volgens artikel 3:13 BW onder meer sprake van zulk misbruik als de eigenaar een eigenaarsbevoegdheid uitoefent met geen ander doel dan een ander te schaden. Het is de rechtbank echter niet gebleken dat [eisers c.s.] met opzet de achterzijde van de schutting en de zijde van de aanbouw aan de kant van [gedaagden c.s.] gelegen lelijk heeft gemaakt. De rechtbank overweegt hiertoe dat de lasnaden van het boeiboord ten doel hebben de koperen delen aan elkaar te bevestigen en dat van de druipsporen niet is komen vast te staan dat deze het gevolg zijn van het handelen van [eisers c.s.] Het aan de zijde van [gedaagden c.s.] bevestigde worteldoek heeft ten doel om het zicht van partijen op elkaars tuin te ontnemen. Ook van de twee verschillende kleuren verf die [eisers c.s.] heeft gebruikt om de zijkant van zijn bijgebouw te schilderen is niet komen vast te staan dat hij met opzet verschillende kleuren verf heeft gebruikt. Zo valt bijvoorbeeld niet uit te sluiten dat de als eerste opgebrachte kleur verf gedurende de schilderwerkzaamheden op is geraakt, waarna de schilderwerkzaamheden met een nieuwe soortgelijke kleur verf zijn voortgezet. Gelet op het voorgaande heeft [gedaagden c.s.] zijn stelling dat er sprake zou zijn van misbruik van recht onvoldoende onderbouwd en zal de rechtbank zijn vordering tot het verwijderen van het worteldoek, de lassporen en de vloeistof- en druipsporen afwijzen.
Proceskosten
4.29.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagden c.s.] om te gedogen dat door [eisers c.s.] in te schakelen derden gebruik maken van het perceel van [gedaagden c.s.] om gedurende een zo kort mogelijke periode, doch maximaal voor de duur van drie dagen in een periode van vijf aaneengesloten dagen, werkzaamheden te verrichten aan het bijgebouw van [eisers c.s.] , onder de voorwaarde dat [eisers c.s.] de werkzaamheden minimaal één maand voor de start van de werkzaamheden aan [gedaagden c.s.] heeft aangekondigd,
5.2.
veroordeelt [gedaagden c.s.] om te gedogen dat door [eisers c.s.] in te schakelen derden gebruik maken van het perceel van [gedaagden c.s.] om gedurende een zo kort mogelijke periode, doch maximaal voor de duur van drie dagen, werkzaamheden te verrichten die zien op het verwijderen van de bestaande schutting gelegen tussen het perceel van [eisers c.s.] en [gedaagden c.s.] aan de achterzijde van hun percelen en het plaatsen van een nieuwe schutting, onder de voorwaarden dat het raster en de coniferen aan de zijde van [gedaagden c.s.] niet verwijderd worden en [eisers c.s.] de werkzaamheden minimaal één maand voor de start van de werkzaamheden aan [gedaagden c.s.] heeft aangekondigd,
5.3.
veroordeelt [gedaagden c.s.] om te gedogen dat door [eisers c.s.] in te schakelen derden gebruik maken van het perceel van [gedaagden c.s.] om gedurende een zo kort mogelijke periode, doch maximaal voor de duur van één dag, werkzaamheden te verrichten die zien op het vervangen dan wel onderhouden van de onderste plank van de schutting gelegen tussen het perceel van [eisers c.s.] en [gedaagden c.s.] tussen de aanbouw en het bijgebouw van [eisers c.s.] , onder de voorwaarden dat de beplantingen aan de zijde van [gedaagden c.s.] niet verwijderd worden en de aarde gelegen tegen de schutting zo min mogelijk en slechts tijdelijk wordt verwijderd en vervolgens wordt teruggeplaatst en [eisers c.s.] de werkzaamheden minimaal één maand voor de start van de werkzaamheden aan [gedaagden c.s.] heeft aangekondigd,
5.4.
veroordeelt [gedaagden c.s.] om na betekening van dit vonnis aan [eisers c.s.] een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de onder 5.1 en/of 5.2 en/of 5.3 uitgesproken veroordelingen voldoet, tot een maximum van € 40.000,00 is bereikt,
5.5.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.8.
verbiedt [eisers c.s.] zich terstond na betekening van dit vonnis te begeven op het perceel van [gedaagden c.s.] op de [adres] te [woonplaats] en op de achter dit perceel gelegen brug;
5.9.
veroordeelt [eisers c.s.] om aan [gedaagden c.s.] een dwangsom te betalen van € 2.500,00 voor iedere keer dat hij niet aan de onder 5.8 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet,
5.10.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.11.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.12.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J.A. Heijckmann en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2016. [1]

Voetnoten

1.type: VH/4355