ECLI:NL:RBMNE:2016:849

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 februari 2016
Publicatiedatum
18 februari 2016
Zaaknummer
16/130686-15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Leerplichtwetzaak tegen jongere wegens niet-naleving onderwijsverplichtingen

Op 16 februari 2016 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een leerplichtwetzaak tegen een jongere, geboren in 1998, die niet voldeed aan zijn verplichtingen om het volledige onderwijsprogramma te volgen. De zaak werd behandeld in Utrecht, waar de verdachte, die als leerling stond ingeschreven bij ROC Midden Nederland, werd beschuldigd van het niet volgen van het onderwijsprogramma in de periode van 1 september 2014 tot en met 24 april 2015. De verdediging stemde in met de behandeling van de zaak door de kantonrechter, ondanks dat deze ten onrechte bij de meervoudige strafkamer was aangebracht.

Tijdens de zitting op 2 februari 2016 verklaarde de verdachte dat hij zich bewust was van zijn verzuim en dat het proces-verbaal leerplicht, dat zijn schoolverzuim documenteerde, correct was. Zowel de officier van justitie als de verdediging achtten het feit wettig en overtuigend bewezen. De kantonrechter oordeelde dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan, en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten.

De kantonrechter legde een taakstraf van 40 uren op, met als bijzondere voorwaarden toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering. De rechter benadrukte het belang van onderwijs voor jongeren en de noodzaak voor de verdachte om deel te nemen aan een heroriëntatietraject. De uitspraak werd gedaan met inachtneming van de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafrecht en de Leerplichtwet 1969.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/130686-15
Datum uitspraak: 16 februari 2016
Vonnisvan de kantonrechter in bovengenoemde rechtbank
op tegenspraakgewezen in de zaak tegen:
[verdachte], verdachte,
geboren op [1998] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] .
Raadsman: mr. A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 februari 2016.

Tenlastelegging

Overeenkomstig de dagvaarding, inhoudende dat:
hij in de periode van 1 september 2015 tot en met 24 april 2015 te Utrecht meermalen, althans eenmaal, als jongere, die als leerling of deelnemer van een school of instelling, te weten ROC Midden Nederland stond ingeschreven, niet heeft voldaan aan zijn verplichting het volledige onderwijsprogramma, het volledige programma van de combinatie leren en werken en/of het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel25a, derde lid onderdeel d en/of 58a, derde lid, onderdeel d van de Wet op het voortgezet onderwijs, dat door die school of instelling werd aangeboden, te volgen, terwijl ten aanzien van hem de leerplicht, bedoeld in paragraaf 2 van de Leerplichtwet 1969 was beeïndigd en hij de leeftijd van 18 jaar niet had
bereikt en hij geen startkwalificatie had behaald.
(art 4c lid 1 Leerplichtwet 1969)

Bevoegdheid

De verdediging heeft er mee ingestemd dat hoewel de onderhavige kantonzaak bij afzonderlijke dagvaarding ten onrechte, namelijk in strijd met het bepaalde in artikel 382 van het Wetboek van Strafvordering, is aangebracht bij de meervoudige strafkamer van deze rechtbank, de voorzitter van deze kamer, tevens kantonrechter, de onderhavige kantonzaak op voormelde tenlastelegging als kantonrechter zal behandelen en daarin vonnis zal wijzen.

Waardering van het bewijs

Verdachte heeft desgevraagd ter terechtzitting verklaard dat het hem duidelijk is dat de in de tenlastelegging genoemde periode van 1 september 2015 tot en met 24 april 2015 moet worden gelezen als 1 september 2014 tot en met 24 april 2015. Voorts heeft verdachte verklaard dat het overzicht van het schoolverzuim in die periode, zoals dat naar voren komt in het proces-verbaal leerplicht, klopt.
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
De verdediging acht het feit eveneens wettig en overtuigend bewezen.
De kantonrechter gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
1. Het proces-verbaal leerplicht, schooljaar 2014-2015, d.d. 9 juni 2015 met bijlagen;
2. De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 februari 2016.
De kantonrechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan. Aangezien verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, heeft de kantonrechter met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, hiervoor volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.

Bewezenverklaring

De kantonrechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat
hij in de periode van 1 september 2014 tot en met 24 april 2015 te Utrecht meermalen,
althans eenmaal,als jongere, die als leerling of deelnemer van een school of instelling, te weten ROC Midden Nederland stond ingeschreven, niet heeft voldaan aan zijn verplichting het
volledige onderwijsprogramma, het volledige programma van de combinatie leren en werken en/of hetonderwijsprogramma, bedoeld in artikel 25a, derde lid onderdeel d
en/of 58a, derde lid, onderdeel dvan de Wet op het voortgezet onderwijs, dat door die school of instelling werd aangeboden, te volgen, terwijl ten aanzien van hem de leerplicht, bedoeld in paragraaf 2 van de Leerplichtwet 1969 was beëindigd en hij de leeftijd van 18 jaar niet had
bereikt en hij geen startkwalificatie had behaald.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De kantonrechter grondt zijn overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

De strafbaarheid van het feit

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen-verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
als jongere die kwalificatieplichtig is, de verplichting tot geregeld volgen van onderwijs niet nakomen.

De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

Motivering ten aanzien van de sanctie

Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de kantonrechter rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, en de persoon van verdachte.
De leerplicht voor jongeren als verdachte, is bedoeld om jongeren op school te houden totdat ze voldoende opleiding hebben om een goede baan te kunnen vinden. Verdachte heeft zich aan deze plicht onttrokken.
Uit het verhandelde ter terechtzitting is naar voren gekomen dat verdachte het moeilijk heeft met het vinden van een opleiding die hij leuk vindt en waarvoor hij gemotiveerd is. Op het aanbod van de leerplichtambtenaar om een heroriëntatietraject te volgen, is verdachte in het recente verleden niet ingegaan. Ter terechtzitting heeft de leerplichtambtenaar aan verdachte opnieuw het aanbod gedaan om dit heroriëntatietraject te volgen.
De vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en Samen Veilig Midden-Nederland, afdeling jeugdreclassering, hebben ter terechtzitting geadviseerd om verdachte een (deels) voorwaardelijke werkstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarde Toezicht en Begeleiding.
De kantonrechter acht de hierna te noemen straf passend en geboden. De kantonrechter acht het noodzakelijk dat verdachte het heroriëntatietraject zal volgen

De toepasselijke wettelijke voorschriften

Artikelen 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 77aa van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 4c en 26 van de Leerplichtwet 1969.

DE BESLISSING

De kantonrechter beslist als volgt:
Bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierna vermelde strafbare feit oplevert:
als jongere die kwalificatieplichtig is, de verplichting tot geregeld volgen van onderwijs niet nakomen;
- verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid,
van 40 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 20 dagen;
- beveelt dat deze straf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij verdachte zich voor het einde van de
op 2 jaren bepaalde proeftijdde hierna genoemde algemene en bijzondere voorwaarden overtreedt;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* de verdachte zal zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maken aan een strafbaar feit;
* de verdachte zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
* de verdachte zal medewerking verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in 77aa, eerste tot en met vierde lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
* de verdachte zal tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden naleven;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* - dat verdachte zich gedurende de proeftijd op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
* - dat verdacht deel zal nemen aan een heroriëntatietraject;
- geeft opdracht aan Samen Veilig Midden Nederland, afdeling jeugdreclassering, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.A. van Kalveen, kantonrechter, bijgestaan door A. Heijboer als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van de kantonrechter in deze rechtbank van 16 februari 2016.