ECLI:NL:RBMNE:2016:969

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 februari 2016
Publicatiedatum
24 februari 2016
Zaaknummer
4619327
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ontslag van de executeur in nalatenschapskwestie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 29 februari 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontslag van de executeur, [verweerder], op grond van artikel 4:149 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. Verzoekers, de kinderen van de erflater, stelden dat de taak van de executeur niet was geëindigd en dat deze ook verantwoordelijk was voor het voldoen van hun vorderingen op de echtgenote van de erflater. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de taak van de executeur wel degelijk was geëindigd, omdat de executeur zijn verplichtingen had voldaan, waaronder het opmaken van een notariële boedelbeschrijving en het voldoen van de uitvaartkosten en erfbelasting. De kantonrechter concludeerde dat verzoekers geen belang meer hadden bij hun verzoek tot ontslag van de executeur, waardoor het verzoek werd afgewezen. Tevens werd het verzoek tot benoeming van een andere executeur afgewezen, omdat dit niet aan de orde was. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. R.H.M. den Ouden, en kan binnen drie maanden na de uitspraak worden aangevochten bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 4619327 AT VERZ 15-693
Beschikking d.d. 29 februari 2016
inzake
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] ,
gemachtigde: mr. C.L.M. Gommers, werkzaam bij Koch & van den Heuvel advocaten,
gevestigd te Breda,
verder te noemen verzoekers,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen [verweerder] ,
in deze zaak zijn belanghebbenden
[belanghebbende 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen [belanghebbende 1] ,
en
[belanghebbende 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen de echtgenote van erflater.
Verzoekers en [belanghebbende 1] zijn de drie kinderen van erflater en zijn echtgenote. De kinderen zijn met de echtgenote van erflater de erfgenamen in de nalatenschap van:
[A] ,geboren te [geboorteplaats] op [1931] , overleden te [woonplaats] op [2014] , laatst gewoond hebbende te [woonplaats] , verder te noemen erflater.

1.Het verloop van de procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift tot ontslag executeur, ingekomen op 18 november 2015;
  • de brief van [verweerder] , ingekomen op 18 december 2015;
  • de brief van verzoekers, ingekomen op 12 januari 2015;
  • de e-mail van [verweerder] van 29 januari 2015.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 15 februari 2016. Hierbij zijn verschenen: verzoekers met hun gemachtigde, [verweerder] en [belanghebbende 1] . Voorts was de echtgenoot van verzoeker [verzoeker 1] aanwezig.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Volgens opgave van het Centraal Testamentenregister van 13 november 2015 heeft erflater op 20 juni 2014 te Amersfoort en op 3 februari 2012 te Amersfoort voor het laatst over zijn nalatenschap beschikt.
2.2.
In het testament van 3 februari 2012 heeft erflater [verweerder] tot executeur benoemd. [verweerder] heeft deze benoeming op 12 februari 2015 aanvaard. In die verklaring heeft hij tevens verklaard dat de goederen van de nalatenschap ruimschoots toereikend zijn om alle schulden van de nalatenschap te voldoen.
2.3.
De nalatenschap is door verzoekers beneficiair aanvaard.
2.4.
[verweerder] en [belanghebbende 1] zijn bij beschikking van 6 februari 2015 van de kantonrechter van de rechtbank Midden Nederland tot bewindvoerders benoemd over het vermogen van de echtgenote van erflater.

3.De overwegingen van de kantonrechter

3.1.
Verzoekers vragen de kantonrechter om [verweerder] op grond van artikel 4:149 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te ontslaan als executeur. [verweerder] stelt zich op het standpunt dat zijn taak als executeur is geëindigd zodat het verzoek niet kan worden toegewezen. Verzoekers zijn van mening dat zijn taak niet is geëindigd. Zij stellen zich op het standpunt dat tot taak van de executeur tevens behoort het voldoen van de vorderingen van verzoekers en [belanghebbende 1] op de echtgenote van erflater omdat dit schulden van de nalatenschap zijn.
3.2.
Allereerst moet de kantonrechter derhalve een beslissing nemen over de vraag of de taak van de executeur is geëindigd. Uit artikel 4:144 lid 1 BW volgt dat de executeur tot taak heeft de goederen van de nalatenschap te beheren en de schulden der nalatenschap te voldoen, die tijdens zijn beheer uit die goederen behoren te worden voldaan. Voorts dient de executeur op grond van artikel 4:146 lid 2 BW een boedelbeschrijving op te maken.
3.3.
Uit de toegestuurde stukken blijkt dat de activa van de nalatenschap bestaan uit een woning, een banktegoed en roerende zaken. Voorts blijkt daaruit dat de schulden van de nalatenschap in ieder geval de uitvaartkosten zijn en de aanslag erfbelasting die is opgelegd naar aanleiding van de door [verweerder] ingediende aangifte erfbelasting. Verzoekers stellen dat ook de vorderingen die de kinderen van erflater verkrijgen, schulden zijn van de nalatenschap die moeten worden voldaan door [verweerder] als executeur.
3.4.
De kantonrechter overweegt dat de wettelijke verdeling van toepassing is omdat de situatie zich voordoet zoals beschreven in het testament van erflater van 3 februari 2012 onder I B. Dat betekent dat de echtgenote van erflater alle goederen van de nalatenschap verkrijgt en dat de kinderen een geldvordering verkrijgen
ten laste van de echtgenote van erflaterovereenkomend met de waarde van hun erfdeel (artikel 4:13 lid 1 en lid 2 BW). Deze vorderingen zijn geen schulden van de nalatenschap zoals verzoekers stellen, maar zijn schulden van de echtgenote van erflater. Dat betekent dat het voldoen van deze vorderingen niet tot de taak van de executeur behoort.
3.5.
Ervan uitgaande dat [verweerder] als executeur de uitvaartkosten en de aanslag erfbelasting heeft voldaan, zijn daarmee de schulden van de nalatenschap voldaan. Zoals onder 3.2. is overwogen behoort het tot taak van de executeur om een boedelbeschrijving op te maken. Erflater heeft in zijn testament van 3 februari 2012 onder IV 2. bepaald dat dit een notariële boedelbeschrijving moet zijn. Deze heeft [verweerder] op 29 januari 2016 laten opmaken bij notaris mr. [B] te Amersfoort. Uit deze notariële boedelbeschrijving blijkt ook de waarde van de vorderingen van de kinderen op de echtgenote van erflater zijn.
3.6.
Gelet op het voorgaande oordeelt de kantonrechter dat [verweerder] de taken van de executeur zoals omschreven in artikel 4:144 BW en 4:146 BW heeft voltooid. Dat betekent dat zijn taak als executeur is geëindigd. Derhalve hebben verzoekers geen belang bij hun verzoek tot ontslag van de executeur zodat dit verzoek zal worden afgewezen.
3.7.
Nu het verzoek tot ontslag van de executeur wordt afgewezen, komt de kantonrechter niet toe aan het verzoek tot benoeming van een andere executeur. Dat verzoek zal daarom eveneens worden afgewezen.
3.8.
Ten overvloede overweegt de kantonechter als volgt. Kennelijk is tussen verzoekers enerzijds en [verweerder] en [belanghebbende 1] anderzijds in geschil of de vorderingen van de kinderen op de echtgenote van erflater uit hoofde van de wettelijke verdeling wel of niet opeisbaar zijn. Voorts verschillen zij van mening over de vraag of de woning moet worden verkocht. De vorderingen en de woning behoren vanwege de wettelijke verdeling tot het vermogen van de echtgenote van erflater. Haar vermogen is onder bewind gesteld waarbij [verweerder] en [belanghebbende 1] tot bewindvoerders zijn benoemd. Dat betekent dat voormelde geschilpunten over bestanddelen van haar vermogen voorgelegd kunnen worden aan de kantonrechter die toezicht houdt op de bewindvoering.

4.De beslissing

De kantonrechter wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door M.H.F. van Vugt, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier, mr. R.H.M. den Ouden, in het openbaar uitgesproken op 29 februari 2016.
Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Het beroepschrift kan uitsluitend door een advocaat worden ingediend.