Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
(feit 1 primair)en
(feit 2).
Rechtbank Midden-Nederland
Op 23 februari 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een man veroordeeld voor het meermalen plegen van ontuchtige handelingen met minderjarigen in Lelystad en Dronten in 2013. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het versturen van seksueel getinte berichten en foto's naar twee meisjes die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt. Daarnaast heeft hij kinderpornografisch materiaal in zijn bezit gehad. De rechtbank heeft de bekentenis van de verdachte, zijn berouw en het feit dat hij hulp heeft gezocht, meegewogen in de strafmaat. De man is veroordeeld tot een werkstraf van 180 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 90 dagen indien hij de werkstraf niet naar behoren verricht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De bewezenverklaring is gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte en andere bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van de slachtoffers en proces-verbaal van de politie. De rechtbank heeft geoordeeld dat de feiten strafbaar zijn en dat er geen rechtvaardigingsgronden zijn voor het gedrag van de verdachte. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 22c, 22d, 57, 240b en 247 van het Wetboek van Strafrecht.