Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De door verzoekers niet nader aangeduide onderneming met de handelsnaam
Hollandsche Disconto Voorschotbank N.V.,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak hebben verzoekers op 5 december 2016 een verzoek ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling en tot het uitspreken van een dwangakkoord op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. Het verzoek was gericht tegen twee schuldeisers, waaronder Hollandsche Disconto Voorschotbank N.V. (HDV). Tijdens de zitting op 18 januari 2017 waren de verzoekers en een schuldhulpverlener aanwezig, terwijl HDV niet verscheen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers gehuwd zijn in gemeenschap van goederen en twee kinderen hebben. Hun schuldenlast bedraagt € 161.466,52, met een aanbod aan schuldeisers dat een uitkering van 18,60% aan concurrente schuldeisers beloofde.
De rechtbank overweegt dat HDV het aanbod te laag vindt, gezien de jonge leeftijd van de verzoekers en hun bezittingen, waaronder een eigen woning en een auto. De rechtbank stelt vast dat het verzoek tot vaststelling van het dwangakkoord alleen kan worden toegewezen als HDV in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen. De rechtbank concludeert dat de aangeboden regeling niet voldoet aan het beginsel van gelijke behandeling van schuldeisers met gelijke rechten, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. Hierdoor heeft HDV in redelijkheid kunnen weigeren in te stemmen met de regeling.
Uiteindelijk wijst de rechtbank het verzoek af, en verzoekers hebben aangegeven hun verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling te handhaven na de afwijzing van het dwangakkoord. De uitspraak is gedaan door mr. M.H.F. van Vugt op 28 februari 2017.