Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 16 november 2016
- de comparitie heeft plaatsgevonden op 2 februari 2017. Partijen hebben daar hun standpunten nader toegelicht. Partijen hebben geantwoord op vragen van de rechter en hebben op elkaar kunnen reageren. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
jegens de manvan een deel van elk van de in de toekomst nog door Zwitserleven aan de man uit te betalen pensioentermijnen.
- In geval van de toepasselijkheid van de schuldsanering geldt als uitgangspunt dat de boedel alle goederen van de saniet omvat, alsmede de goederen die hij gedurende de toepassing van de schuldsanering verwerft (295 lid 1 Fw).
- Op laatstgenoemd uitgangspunt bestaat een uitzondering ter zake van pensioenrechten. Pensioenrechten zijn hoogstpersoonlijke rechten. Pensioen ter uitvoering van een pensioentoezegging door de werkgever of een wettelijk verplicht gestelde deelname aan een pensioenregeling valt daarom buiten de boedel in faillissement of schuldsanering (vgl. HR 30 mei 1997, NJ 1997, 573 en HR 5 september 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD3423). Overigens geldt dat deze pensioenaanspraken ook niet afkoopbaar zijn (zie artikel 65 e.v. Pensioenwet).
onvoorwaardelijkbereid heeft verklaard aan de door vrouw verlangde pensioenverevening zijn medewerking te verlenen. Zoals hiervoor is gebleken heeft de man verweer gevoerd tegen de vordering van de vrouw. Uit artikel 3:296 lid 1 BW volgt dat hij die jegens een ander verplicht is iets te geven of te doen, daartoe op vordering van de gerechtigde wordt veroordeeld. Nu niet gebleken is van bereidheid van de man tot medewerking, heeft de vrouw belang bij toewijzing van haar vordering (artikel 3:303 BW).