Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- Mr. J.J.J. Broekhuizen, advocaat van verzoekster,
- De heer [A] , bestuurder van verweerster.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 28 maart 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een verzoek tot faillietverklaring afgewezen. De verzoekster, de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en advocaat mr. J.J.J. Broekhuizen, stelde dat zij een opeisbaar bedrag van € 34.160,89 te vorderen had van de verweerster, een besloten vennootschap gevestigd in Utrecht. Dit bedrag was voortgekomen uit een eerdere beschikking waarbij een boete en dwangsommen waren opgelegd. De verzoekster voerde aan dat de Belastingdienst ook een vordering op de verweerster had, die als steunvordering kon dienen.
De verweerster, vertegenwoordigd door de heer [A], betwistte de vordering en stelde dat de opgelegde boete en dwangsommen niet in verhouding stonden tot de grondslag, namelijk niet (voldoende) uitbetaalde vakantiebijslag. De verweerster gaf aan dat de situatie zich voordeed voordat de heer [A] bestuurder werd en dat er geen bericht van de Belastingdienst was ontvangen over openstaande vorderingen of betalingsachterstanden.
De rechtbank concludeerde dat er summierlijk was aangetoond dat de verzoekster een vordering had op de verweerster, maar dat de verweerster niet in staat was deze vordering te voldoen. Echter, de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de pluraliteit van schuldeisers, wat essentieel is voor een faillietverklaring. Daarom werd het verzoek tot faillietverklaring afgewezen. De beschikking werd openbaar uitgesproken door mr. P.A.M. Penders.