Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met producties;
- de brief met producties van mr. Veerman van 5 januari 2017;
- de mondelinge behandeling op 10 januari 2017 en de pleitaantekeningen van mr. Veerman.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak, die op 18 januari 2017 door de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, vorderde eiser, een ondernemer, betaling van € 4.000 door gedaagde, eveneens een ondernemer, op basis van een geldlening. Eiser had in augustus en september 2016 in totaal € 5.000 aan gedaagde geleend, waarvan slechts € 1.000 was terugbetaald. Gedaagde betwistte de terugbetalingsverplichting en voerde aan dat het geld niet door eiser zelf was geleend, maar door zijn onderneming. De rechter oordeelde dat, ondanks dat het geld van de rekening van de onderneming was overgemaakt, er voldoende bewijs was dat eiser persoonlijk de lening had verstrekt. De rechter wees de vordering van eiser toe, omdat de terugbetalingsverplichting vaststond en gedaagde onvoldoende bewijs had geleverd voor haar verweer en het beroep op verrekening. De rechter compenseerde de proceskosten, omdat de zaak bij de voorzieningenrechter was aanhangig gemaakt, terwijl de kantonrechter ook bevoegd was geweest. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.