ECLI:NL:RBMNE:2017:1871

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 april 2017
Publicatiedatum
13 april 2017
Zaaknummer
5715147 UE VERZ 17-67 JES/1267
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en vergoedingen in arbeidsrechtelijke geschil

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 5 april 2017 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, CE Repair Mijdrecht B.V. [eiser] was sinds 21 februari 2013 in dienst bij CE Repair en was werkzaam als Werkplaatscoördinator, maar werd op 9 november 2016 uit deze functie gezet. Op 7 februari 2017 werd hij op staande voet ontslagen, omdat CE Repair meende dat hij nevenwerkzaamheden verrichtte tijdens zijn ziekteverzuim en niet meewerkte aan zijn re-integratie. [eiser] verzocht de kantonrechter om een transitievergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een billijke vergoeding en een correcte eindafrekening van zijn loon.

De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat CE Repair niet had aangetoond dat er dringende redenen waren voor het ontslag. De kantonrechter stelde vast dat [eiser] weliswaar nevenwerkzaamheden had verricht, maar dat dit niet voldoende was om het ontslag op staande voet te rechtvaardigen. Ook het niet meewerken aan de re-integratie werd niet als dringende reden beschouwd, omdat CE Repair had nagelaten om eerder passende sancties op te leggen.

De kantonrechter kende [eiser] de gevraagde transitievergoeding van € 7.205,00 toe, evenals de gefixeerde schadevergoeding van € 6.994,35. Daarnaast werd CE Repair veroordeeld tot het uitbetalen van het loon, vakantiegeld en vakantie-uren zonder verrekening. CE Repair werd ook veroordeeld in de proceskosten. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 5715147 UE VERZ 17-67 JES/1267
Beschikking van 5 april 2017
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
verzoekende partij,
gemachtigden: mr. M. Ledesma Marin en mr. E.N.L. Schutte,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CE Repair Mijdrecht B.V.,
gevestigd te Mijdrecht,
verder ook te noemen CE Repair,
verwerende partij,
procederend bij: [naam] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van [eiser] , ter griffie ingekomen op 10 februari 2017, houdende producties 1 tot en met 7;
- het verweerschrift van CE Repair van 17 februari 2017, houdende producties A tot en met AP;
- de akte van [eiser] van 24 februari 2017, houdende producties 8 tot en met 12.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 februari 2017. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt. Beide partijen hebben ter zitting pleitaantekeningen overgelegd.
1.3.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is sinds 21 februari 2013 voor onbepaalde tijd in dienst van CE Repair. [eiser] was vanaf 22 augustus 2016 werkzaam als Werkplaatscoördinator, totdat hij op 9 november 2016 uit deze functie is geplaatst en per 1 januari 2017 in de functie van Technicus Buitendienst is geplaatst. In de tussenliggende periode verrichtte [eiser] administratieve werkzaamheden. Het loon van [eiser] bedraagt € 2.543,40 bruto per maand inclusief 8% vakantiegeld.
2.2.
In het bedrijfsreglement, dat bij CE Repair geldt, is in artikel 1.5 het volgende opgenomen:
"1.5 Nevenwerkzaamheden
Behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever is het de werknemer niet toegestaan naast zijn dienstbetrekking bij werkgever een beroep of bedrijf uitoefenen, op welke wijze en in welke vorm dan ook, hetzij op eigen naam, hetzij door middel van en/of in samenwerking met andere natuurlijke personen of rechtspersonen, waarbij gelijk of gelijksoortig werk wordt verricht als het werk dat voor werkgever krachtens deze overeenkomst wordt verricht.
Voorts zal werknemer naast de in hierboven genoemde toestemming geen gehonoreerde nevenwerkzaamheden verrichten zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever en zich tevens onthouden van alle niet gehonoreerde nevenwerkzaamheden die een goede vervulling van het dienstverband met de werkgever kunnen belemmeren."
2.3.
[eiser] heeft zich op 23 december 2016 ziekgemeld.
2.4.
De Arbodienst heeft een gesprek met [eiser] ingepland voor 3 februari 2017. [eiser] heeft zich, een kwartier voor aanvang van de afspraak, afgemeld.
2.5.
Bij e-mailbericht van 3 februari 2017 heeft CE Repair aan [eiser] het volgende meegedeeld:
"Helaas was je vanmorgen verhinderd om deel te nemen aan het gezamenlijk gesprek bij ArboNed met de Bedrijfsmaatschappelijk werker mevrouw [A] en [B] . Wij vinden dit erg jammer en hopelijk is er niets ernstigs aan de hand.
Tijdens dit gesprek hebben wij van de bedrijfsmaatschappelijk werkster begrepen, dat jij weer in voldoende mate hersteld bent om vervangende en aangepaste werkzaamheden te komen verrichten. Tevens heb je bij haar aangegeven welke werkzaamheden je in dat verband weer zou willen oppakken, zoals reparatiewerkzaamheden en diverse administratieve taken. Het gesprek van vanmorgen was o.a. bedoeld om hierover verdere afspraken te maken.
Graag nodigen wij je alsnog uit voor een gesprek bij ons op kantoor op dinsdag 7 februari om 10:30 uur, om hierover met mij en [B] te komen praten en een gezamenlijk plan van aanpak op te stellen.
(…)"
2.6.
Bij e-mailbericht van 6 februari 2017 heeft [eiser] hier als volgt op gereageerd:
"(…)
Er heeft zich een vervelende situatie voorgevallen deze afgelopen vrijdagochtend. Mijn vriendin is verbaal en fysiek aangevallen tijdens haar werk. Wij moesten hierdoor naar het ziekenhuis en hebben aangifte gedaan bij de politie voor mishandeling.
Zij heeft dit als traumatisch ervaren en is nu angstig om alleen naar buiten te gaan. Mijn vriendin heeft geen familie in Nederland en is daardoor extra afhankelijk van mij. Wij overwegen een bezoek te brengen aan haar familie in Zweden.
Daar ik nog 76 vakantie uren over heb van 2016 wil ik deze graag gebruiken om haar bij te staan in deze moeilijke periode. Bij deze vraag ik dus verlof aan vanaf morgen (maandag 06-02) voor in ieder geval twee weken.
Ik reken op jullie begrip en hoop dat jullie mij tegemoet willen komen in deze vervelende situatie.
(…)"
2.7.
CE Repair heeft hierop gereageerd bij e-mailbericht van eveneens 6 februari 2017:
"(…)
We vinden het erg vervelend wat er is gebeurd met je vriendin en we begrijpen dat je de behoefte voelt om verlof op te nemen om met haar naar haar familie te kunnen reizen.
Desalniettemin willen we je morgen graag eerst even spreken voordat je naar Zweden afreist.
Afgelopen vrijdag hebben we je al een uitnodiging gestuurd voor een gesprek morgen om 10.30 uur. Graag ontvangen wij een bevestiging van jouw komst.
(…)"
2.8.
[eiser] heeft aangegeven niet bij het gesprek aanwezig te kunnen zijn in verband met de situatie van zijn partner.
2.9.
[verweerder] heeft Hoffmann Bedrijfsrecherche B.V. (hierna: Hoffmann) ingeschakeld, om [eiser] te observeren. In het rapport dat Hoffmann naar aanleiding van die observaties heeft opgesteld (op 16 februari 2017) is – onder meer – opgenomen dat [eiser] op 23 en 24 januari en op 1 februari 2017 in de ochtend, alsmede op 7 februari 2017 tussen circa 9:50 uur en 10:30 uur bij [bedrijf] te [vestigingsplaats] werkzaamheden verrichtte.
2.10.
[eiser] is op 7 februari 2017 op staande voet ontslagen door CE Repair. CE Repair heeft over dit ontslag op staande voet bij brief van diezelfde dag het volgende meegedeeld:
"De redenen voor dit ontslag op staande voet zijn:
Het zonder toestemming verrichten van nevenwerkzaamheden;
Het niet meewerken aan re-integratie;
Ad 1. Via derden werden wij geïnformeerd dat u nevenwerkzaamheden verrichtte tijdens uw ziekteverzuim. Naar aanleiding daarvan hebben wij een gerenommeerd recherchebureau, Hoffmann Bedrijfsrecherche BV, ingeschakeld die vervolgens proportionele observaties heeft verricht. Dit bureau heeft onomstotelijk vastgesteld dat u daadwerkelijk nevenwerkzaamheden verrichtte en heeft dit als zodanig in een rapport bevestigd. (…)
Aangezien u uw nevenwerkzaamheden niet van tevoren bij ons heeft aangemeld en evenmin schriftelijk toestemming van ons hiervoor hebt ontvangen, handelt u in strijd met ons bedrijfsreglement. Wij verwijzen in deze context expliciet naar artikel 1.5 van ons bedrijfsreglement.
Ad 2. U bent met uw voorgenoemd handelen ook in strijd met de Wet Poortwachter, omdat u niet uw volledige aandacht heeft gericht op re-integratie en herstel. Daarnaast heeft u de gesprekken om de voortgang van uw re-integratie te bespreken meerdere malen afgezegd, het gesprek van hedenmorgen zelfs met oneigenlijke redenen.
(…)
Deze redenen, elk afzonderlijk maar ook in samenhang, vormen dringende redenen voor dit ontslag op staande voet.
(…)"

3.Het verzoek

3.1.
[eiser] verzoekt – na wijziging van zijn verzoek ter zitting – bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
aan [eiser] een transitievergoeding toe te kennen ter hoogte van € 7.205,00 bruto;
aan [eiser] een vergoeding wegens onregelmatige opzegging toe te kennen van € 6.994,35 bruto, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag;
aan [eiser] een billijke vergoeding toe te kennen van € 30.520,80;
CE Repair te veroordelen tot het uitbetalen van een correcte eindafrekening van onder ander het loon over de periode 1 tot en met 7 februari (€ 592,- bruto), het vakantiegeld (€ 1.641,46), de vakantie-uren (€ 1.277,23 bruto) en zonder de verrekening van € 5.647,45, onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto-specificatie;
CE Repair te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over (naar de kantonrechter begrijpt) voornoemde bedragen, vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van deze bedragen tot de dag van volledige betaling;
CE Repair te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
Aan zijn verzoek legt [eiser] het navolgende ten grondslag. [eiser] stelt dat er geen sprake is van dringende redenen die een ontslag op staande voet rechtvaardigen. CE Repair heeft de arbeidsovereenkomst dan ook in strijd met artikel 7:671 BW opgezegd. [eiser] berust echter in de opzegging en verzoekt om toekenning van de verschillende vergoedingen wegens de onrechtmatigheid en onregelmatigheid van de opzegging.
3.3.
CE Repair voert verweer. CE Repair voert aan dat er een lang traject aan het ontslag vooraf is gegaan. Hoewel zijn functioneren te wensen overliet, heeft [eiser] ter motivering in augustus 2016 de functie van Werkplaatscoördinator aangeboden gekregen. In oktober 2016 vonden desondanks weer diverse incidenten plaats, zoals het ongeoorloofd door [eiser] meenemen van een apparaat, het zeer frequent afwezig zijn en het verlof geven aan medewerkers zonder daarbij de voortgang van het werk te waarborgen. Op 25 oktober 2016 heeft [eiser] zich vanwege een gebroken hand ziek gemeld maar ondernam geen enkele actie om te zorgen dat zijn afwezigheid werd opgevangen, hetgeen in zijn positie wel had mogen worden verwacht. Nadat [eiser] op 2 november 2016 zijn werk hervatte, heeft hij kort daarop (weer) een officiële waarschuwing gekregen vanwege het zonder juiste kennisgeving opnemen van een middag verlof. Het klokgedrag van [eiser] bleek ook volstrekt willekeurig en niet in overeenstemming met de afspraken. Nadat vervolgens op 10 november 2016 met [eiser] is gesproken over het besluit hem uit zijn functie te zetten, meldde hij zich op 14 november 2016 weer ziek vanwege pijn aan zijn hand. Als gevolg daarvan kon het op die dag geplande gesprek niet doorgaan. In plaats van het gesprek aan te gaan, heeft [eiser] op 15 november 2016 wedertewerkstelling geëist. Vervolgens heeft op 7 december 2016 weer een gesprek plaatsgevonden en [eiser] is op 14 december 2016 weer gaan werken, waarbij hij tijdelijke werkzaamheden verrichtte. Op 23 december 2016 meldde hij zich, opnieuw niet op de juiste wijze, weer ziek. Ook toen kreeg [eiser] daarvoor een schriftelijke waarschuwing. Hoewel [eiser] tot ver in januari nog steeds last van zijn hand zei te hebben, ontving CE Repair een anonieme mail dat hij tijdens zijn ziekteverzuim tegen betaling op de manege werkzaamheden verrichtte. CE Repair heeft vervolgens op 13 januari 2017 om 12.03 uur vastgesteld dat [eiser] inderdaad op de manege was. Om die reden heeft CE Repair vervolgens Hoffmann voor nader onderzoek ingeschakeld. Hoffmann heeft geconstateerd dat [eiser] minstens 4 tot 5 uur per dag op de manege werkzaamheden verrichtte. Nu de hobbymatige verzorging van een paard maximaal 2 uur per dag in beslag neemt, kunnen de door [eiser] verrichte werkzaamheden niet meer als hobbymatig worden beschouwd. Dit geldt te meer nu [eiser] bij de werkzaamheden onder andere gebruik maakte van een trekker. Er is door CE Repair nooit aan [eiser] toestemming gegeven voor het verrichten van nevenwerkzaamheden, noch is CE Repair in kennis gesteld van deze nevenwerkzaamheden. Daarbij komt dat [eiser] , ondanks de door hem aangegeven problemen met zijn hand waardoor hij niet kon werken, kennelijk wel in staat was het manegewerk te doen.
Nadat [eiser] het geplande re-integratiegesprek van 3 februari 2017 had afgezegd, heeft hij zich opnieuw afgemeld voor het re-integratiegesprek op 7 februari 2017 omdat hij naar eigen zeggen 'bij zijn vriendin was en onderweg naar Zweden', dit terwijl Hoffmann heeft bevonden dat [eiser] op dat moment op de manege aan het werk was. [eiser] heeft zich dus om oneigenlijke redenen afgemeld voor dit gesprek. Voor CE Repair was op dat moment de maat vol, reden waarom zij [eiser] op staande voet heeft ontslagen. CE Repair concludeert dan ook tot afwijzing van het door [eiser] verzochte.
CE Repair verzoekt de kantonrechter daarnaast om een billijke financiële compensatie toe te kennen voor gemaakte kosten in de onderhavige zaak.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat hetgeen partijen hebben gesteld omtrent de functiewijziging van [eiser] hier niet langer aan de orde is, aangezien [eiser] zijn verzoek om hem tewerk te stellen in zijn oude functie heeft ingetrokken. Het geschil tussen partijen betreft derhalve enkel nog het ontslag op staande voet en de vraag of dit rechtsgeldig is gegeven, alsmede de door partijen over en weer gevorderde vergoedingen.
4.2.
De kantonrechter overweegt over het ontslag op staande voet als volgt. De werkgever kan de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig opzeggen zonder schriftelijke instemming van de werknemer, om een dringende reden als bedoeld in artikel 7:678 BW.
4.3.
Op grond van artikel 7:678 lid 1 BW worden als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van zodanige dringende redenen sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren ook te worden betrokken de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd, de aard en duur van het dienstverband, de wijze waarop de werknemer tijdens het dienstverband heeft gefunctioneerd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan van een dringende reden liggen in dit geval bij de werkgever.
4.4.
Bovendien moet de reden voor het ontslag op staande voet onverwijld aan werknemer worden meegedeeld, zodat het voor hem onmiddellijk duidelijk is welke eigenschappen of gedragingen tot het beëindigen van de dienstbetrekking hebben geleid. Voor de beoordeling van de vraag of het door CE Repair aan [eiser] gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zijn de aan [eiser] opgegeven redenen zoals vermeld in de brief van 7 februari 2017 maatgevend. Het geschil wordt dan ook afgebakend door de daarin genoemde verwijten. Zoals uit deze brief volgt, verwijt CE Repair [eiser] dat hij zonder toestemming nevenwerkzaamheden verrichtte en dat hij niet meewerkte aan zijn re-integratie. De kantonrechter dient dan ook te toetsen of deze omstandigheden zijn komen vast te staan en of daarmee dringende redenen zijn gegeven die het ontslag op staande voet rechtvaardigen.
nevenwerkzaamheden
4.5.
Ten aanzien van de nevenwerkzaamheden stelt CE Repair dat Hoffmann heeft geconstateerd dat [eiser] nevenwerkzaamheden verrichtte, terwijl [eiser] deze nevenwerkzaamheden niet van tevoren bij CE Repair heeft gemeld en evenmin schriftelijk toestemming van CE Repair hiervoor heeft ontvangen. Hierdoor handelt [eiser] in strijd met artikel 1.5 van het bedrijfsreglement van CE Repair.
4.6.
[eiser] betwist dat hij naast zijn werk een beroep, bedrijf of andere gehonoreerde werkzaamheden verricht.
4.7.
De kantonrechter overweegt over deze ontslaggrond als volgt. Vast staat dat [eiser] werkzaamheden verrichtte op de manege. Ook als dit in strijd is met bedrijfsreglement, is dit echter niet voldoende voor het oordeel dat van CE Repair redelijkerwijze niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, gelet op volgende. Gesteld noch gebleken is dat CE Repair [eiser] heeft gewaarschuwd voor de gevolgen van het handelen in strijd met het bedrijfsreglement. Dit had echter wel op de weg van CE Repair gelegen, nu immers evenmin is gebleken dat er binnen het bedrijf van CE Repair ten aanzien van het verrichten van nevenwerkzaamheden een (bij werknemers bekend) ‘zero-tolerancebeleid’ geldt. Het voorgaande in aanmerking genomen brengt de kantonrechter tot het oordeel dat – indien er sprake was van het verrichten van werkzaamheden in strijd met het bedrijfsreglement – het ontslag op staande voet van 7 februari 2017, op grond van het verrichten van werkzaamheden op de manege, een te vergaande maatregel was omdat eerst een minder verstrekkende maatregel, zoals het geven van een waarschuwing en/of het inhouden van loon, had dienen te worden getroffen. Dat [eiser] eerder al waarschuwingen in verband met andere gedragingen had ontvangen, maakt dat niet anders. De vraag óf het handelen van [eiser] in strijd was met het bedrijfsreglement, behoeft daarom niet nader te worden beoordeeld.
4.8.
Gelet op het voorgaande is er met de gestelde nevenwerkzaamheden dus geen sprake van een dringende reden als bedoeld in artikel 7:677 lid 1 BW.
re-integratieverplichtingen
4.9.
CE Repair heeft daarnaast aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegd dat [eiser] niet de volledige aandacht heeft gericht op zijn re-integratie en herstel en dat hij gesprekken om de voortgang van zijn re-integratie te bespreken meerdere malen heeft afgezegd, het gesprek van 7 februari 2017 zelfs met oneigenlijke redenen, aldus CE Repair. CE Repair doet hier kennelijk een beroep op het niet-naleven van de controlevoorschriften bij ziekte. De kantonrechter overweegt hierover als volgt. [eiser] heeft niet betwist dat hij, op het moment dat hij een afspraak had op 7 februari 2017 met CE Repair om een plan van aanpak op te stellen voor zijn re-integratie, op de manege werkzaam was. Hiermee is dus vast komen te staan dat [eiser] niet heeft voldaan aan zijn re-integratieverplichtingen bij ziekte. Immers, door niet op afspraken in het kader van zijn re-integratie te verschijnen, belemmert hij zijn re-integratie. Enkel het niet-naleven van de controlevoorschriften bij ziekte levert echter geen dringende reden voor ontslag op. Daarvoor zijn andere feiten en omstandigheden nodig, die – in onderlinge samenhang – wel het oordeel wettigen dat een dringende reden aanwezig is. De kantonrechter is van oordeel dat CE Repair heeft nagelaten deze andere feiten en omstandigheden te stellen. Naar vaste rechtspraak dient onder dergelijke omstandigheden eerst een loonsanctie te worden toegepast. Gelet daarop was ook op deze grond een ontslag op staande voet een te vergaande maatregel en had het ook in dit verband op de weg van CE Repair gelegen om (eerst) een meer passende sanctie op te leggen, zoals opschorting van het loon van [eiser] .
conclusie
4.10.
Gelet op het voorgaande is geen sprake geweest van een dringende reden als bedoeld in artikelen 7:677 lid 1 en 7:678 BW. Hoewel [eiser] , door om oneigenlijke redenen de afspraak in verband met de re-integratie af te zeggen, de grenzen van het acceptabele heeft overschreden, kan hieraan geen zodanig zwaarwegend gewicht worden toegekend dat dit op zichzelf een ontslag op staande voet rechtvaardigt. De door CE Repair gestelde overige gedragingen van [eiser] zijn in de aanzegging niet aan het ontslag ten grondslag gelegd zodat deze evenmin tot een ander oordeel kunnen leiden. Het ontslag op staande voet was hier niet op zijn plaats en CE Repair had moeten volstaan met (eerst) een minder zware sanctie. Het gegeven ontslag op staande voet is dan ook niet rechtsgeldig gegeven.
vergoedingen
4.11.
Artikel 7:681 BW bepaalt dat de kantonrechter – indien de werkgever de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig heeft opgezegd – op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan vernietigen
ófop zijn verzoek aan hem ten laste van de werkgever een billijke vergoeding toekennen. [eiser] heeft aangegeven dat hij zich neerlegt bij het einde van de arbeidsovereenkomst, maar dat hij een financiële compensatie wenst te ontvangen voor het feit dat hij ten onrechte op staande voet is ontslagen.
4.12.
[eiser] heeft in dat kader verzocht hem een billijke vergoeding toe te kennen ten bedrage van € 30.520,80 (één jaarsalaris). Voor toewijzing is vereist dat het einde van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Die ernstige verwijtbaarheid is reeds gegeven met het oordeel dat aan het ontslag geen dringende reden ten grondslag lag. Daarbij wordt verwezen naar hetgeen de regering hierover heeft medegedeeld in reactie op vragen en opmerkingen van de Vereniging Arbeidsrecht Advocaten Nederland (VAAN):
“De auteur vraagt duidelijkheid over de vraag of met de «billijke vergoedingen» zoals opgenomen in de artikelen 7:681 BW en 7:682, derde, vierde en vijfde lid, BW hetzelfde type vergoeding is bedoeld als de vergoeding wegens ernstig verwijtbaar handelen of nalaten zoals deze elders in het wetsvoorstel is opgenomen. Hierover bestaat in de literatuur discussie. Hierbij kan de regering bevestigen dat er sprake is van hetzelfde type vergoeding; in de artikelen 7:681 BW en 7:682, derde, vierde en vijfde lid, BW is er voor de daarin bedoelde specifieke gevallen reeds invulling gegeven aan de ernstige verwijtbaarheid.”(Kamerstukken I 2013/14, 33818, C, p. 113).
4.13.
De kantonrechter zal het verzoek niettemin afwijzen. De kantonrechter overweegt daartoe dat CE Repair voldoende heeft onderbouwd en [eiser] onvoldoende heeft weersproken dat hem meerdere officiële waarschuwingen zijn gegeven, dat hij door CE Repair desondanks meermaals in de gelegenheid is gesteld tot verbetering van zijn functioneren te komen en dat [eiser] , met name door zich om oneigenlijke redenen voor het (reeds eerder door hem afgezegde) gesprek ten behoeve van zijn re-integratie af te melden, zelf eveneens verwijtbaar heeft gehandeld. [eiser] heeft daardoor in aanzienlijke mate bijgedragen aan de omstandigheid dat aan de arbeidsovereenkomst een einde is gekomen, op grond waarvan de kantonrechter van oordeel is dat CE Repair niet gehouden is een billijke vergoeding te betalen.
4.14.
Ten aanzien van de verzochte transitievergoeding wordt het volgende overwogen. Indien de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd en deze door de werkgever wordt beëindigd, heeft de werknemer van rechtswege aanspraak op de transitievergoeding als bedoeld in artikel 7:673 BW, tenzij de werknemer ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. CE Repair heeft niet, althans niet gemotiveerd, aangevoerd dat [eiser] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. In dit geval zijn de gedragingen van [eiser] , mede in het licht van het oordeel dat het gegeven ontslag op staande voet het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van CE Repair, onvoldoende om uit te gaan van ernstige verwijtbaarheid in de zin van voornoemde bepaling. De hoogte van de verzochte transitievergoeding (€ 7.205,00 bruto) is niet betwist. De transitievergoeding zal daarom worden toegewezen.
4.15.
De wettelijke rente over de transitievergoeding wordt toegewezen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, te weten vanaf 7 maart 2017.
4.16.
Op grond van artikel 7:672 lid 10 BW is de partij die opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt, aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. Vast staat dat CE Repair de arbeidsovereenkomst met [eiser] onterecht onverwijld heeft opgezegd. Daarmee heeft zij opgezegd tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt. Tegen het door [eiser] gevorderde bedrag van € 6.994,35 bruto heeft CE Repair geen afzonderlijk verweer gevoerd. De verzochte veroordeling tot betaling van € 6.994,35 bruto wegens het niet in acht nemen van de opzegtermijn zal dan ook worden toegewezen.
4.17.
De wettelijke rente over de gefixeerde schadevergoeding is verschuldigd vanaf het moment dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd, te weten vanaf 7 februari 2017, tot de dag van volledige betaling.
4.18.
Gelet op de omstandigheid dat CE Repair voor het grootste deel in het ongelijk wordt gesteld, zal het verzoek van CE Repair om een billijke financiële compensatie toe te kennen voor gemaakte kosten in de onderhavige zaak worden afgewezen.
4.19.
Ten aanzien van onderdeel IV van het verzoek van [eiser] (te weten de vordering tot correcte eindafrekening) overweegt de kantonrechter als volgt. De kantonrechter begrijpt dat CE Repair de in de vorige alinea genoemde financiële compensatie reeds (deels) heeft verrekend in de door [eiser] als productie 12 overgelegde eindafrekening. Nu de door CE Repair gevorderde financiële compensatie wordt afgewezen, heeft die verrekening ten onrechte plaatsgevonden. Voor zover het verrekende bedrag ergens anders betrekking op heeft, is die verrekening door CE Repair onvoldoende toegelicht, hetgeen ertoe leidt dat het beroep op verrekening niet op eenvoudige wijze is vast te stellen en artikel 6:136 BW van toepassing is.
Hieruit volgt dat de vordering van [eiser] tot uitbetaling van een correcte eindafrekening zonder verrekening zal worden toegewezen.
4.20.
CE Repair zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij tevens worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 679,00 (€ 79,00 aan griffierecht en € 600,00 aan salaris gemachtigde).
4.21.
De gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring, waartegen geen verweer is gevoerd, zal eveneens worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt CE Repair tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 7.205,00 bruto ter zake de transitievergoeding als bedoeld in artikel 7:673 BW, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 7 maart 2017 tot aan de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt CE Repair tot betaling aan [eiser] van een gefixeerde schadevergoeding van
€ 6.994,35 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, berekend vanaf 7 februari 2017 tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt CE Repair tot het uitbetalen van hetgeen [eiser] nog toekomt uit hoofde van loon tot en met 7 februari 2017 (€ 592,-), vakantiegeld (€ 1.641,46) en vakantie-uren (€ 1.277,23), zonder verrekening, onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto specificatie;
5.4.
veroordeelt CE Repair in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 679,00;
5.5.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.H. Charbon en in het openbaar uitgesproken op
5 april 2017.